ECLI:NL:RBMNE:2018:525

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
453848 / HA RK 18-29
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot onpartijdigheid van de rechter

Op 9 februari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een wrakingszaak, geregistreerd onder het kenmerk 453848 / HA RK 18-29. De zaak betreft een verzoek tot wraking ingediend door verzoeker in het kader van een hoofdprocedure met zaaknummer 6300707 UC EXPL 17-12012. Verzoeker heeft op 24 januari 2018 een wrakingsverzoek ingediend, omdat de rechtbank niet had kenbaar gemaakt wie de behandelend rechter was en wie de advocaat van de wederpartij. Dit verzoek volgde op een eerder wrakingsverzoek dat op 22 december 2017 was ingediend, maar niet-ontvankelijk was verklaard op 3 januari 2018.

De wrakingskamer heeft het nieuwe verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het geen nieuwe gronden bevatte die niet eerder waren beoordeeld. De rechtbank heeft op basis van artikel 39, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in dezelfde procedure niet in behandeling zal worden genomen. Dit is gedaan om misbruik van het wrakingsmiddel te voorkomen en om de voortgang van de hoofdprocedure te waarborgen.

De rechtbank heeft in haar beslissing vastgesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking en heeft de griffier opgedragen deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. De procedure met zaaknummer 6300707 UC EXPL 17-12012 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zaaknummer/rekestnummer: 453848 / HA RK 18-29
beslissing van 9 februari 2018 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen verzoeker.

1.Het verloop van de procedure

De hoofdzaak betreft de procedure geregistreerd onder zaaknummer 6300707 UC EXPL 17-12012. In het kader van die procedure heeft verzoeker bij bericht van 24 januari 2018 een verzoek tot wraking ingediend. Dit verzoek heeft het kenmerk 453848 / HA RK 18-29.

2.Het wrakingsverzoek

Verzoeker legt aan zijn verzoek ten grondslag dat de rechtbank kenbaar behoort te maken wie de behandelend rechter is en wie de advocaat van de wederpartij is.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
Verzoeker heeft op 22 december 2017 in dezelfde procedure ook een wrakingsverzoek ingediend met als reden dat de rechtbank niet kenbaar heeft gemaakt welke rechter de hoofdzaak behandelt. Dit wrakingsverzoek is bij beslissing van 3 januari 2018 niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens is de procedure voortgezet in de stand waarin deze zich bevond voor het wrakingsverzoek. Bij brief van 28 december 2017, ter griffie ingekomen op 24 januari 2018, heeft verzoeker in de procedure met zaaknummer 6300707 UC EXPL 17-12012 (deels) verweer ingediend. Voorts staat in die brief dat het verzoek tot uitstel nog niet in behandeling is genomen. Bij brief van 24 januari 2018 dient verzoeker weer een wrakingsverzoek in. Dit luidt niet anders dan het eerder ingediende wrakingsverzoek en bevat dus geen nieuwe gronden die in de beslissing op het eerdere verzoek niet zijn beoordeeld. Daarom oordeelt de wrakingskamer dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
3.3.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1, gelezen in samenhang met paragraaf 4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.
3.4.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer 6300707 UC EXPL 17-12012 , zal niet in behandeling worden genomen. Verzoeker heeft namelijk eerst op 22 december 2017 een verzoek tot wraking ingediend. Dit verzoek is niet-ontvankelijk verklaard. Nu dient verzoeker weer een wrakingsverzoek in. Dit is ongemotiveerd en zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. Om in het belang van de voortgang van voornoemde procedure te voorkomen dat verzoeker door een hernieuwd wrakingsverzoek misbruik maakt van het wrakingsmiddel, zal worden bepaald dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met zaaknummer 6300707 UC EXPL 17-12012 niet in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel recht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 6300707 UC EXPL 17-12012 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met zaaknummer 6300707 UC EXPL 17-12012 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, mr. A. van Dijk en
mr. H.A. Brouwer als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R.H.M. den Ouden, griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2018.