Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verzoeker],
Rechtbank Midden-Nederland
Op 9 februari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een wrakingszaak, geregistreerd onder het kenmerk 453848 / HA RK 18-29. De zaak betreft een verzoek tot wraking ingediend door verzoeker in het kader van een hoofdprocedure met zaaknummer 6300707 UC EXPL 17-12012. Verzoeker heeft op 24 januari 2018 een wrakingsverzoek ingediend, omdat de rechtbank niet had kenbaar gemaakt wie de behandelend rechter was en wie de advocaat van de wederpartij. Dit verzoek volgde op een eerder wrakingsverzoek dat op 22 december 2017 was ingediend, maar niet-ontvankelijk was verklaard op 3 januari 2018.
De wrakingskamer heeft het nieuwe verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het geen nieuwe gronden bevatte die niet eerder waren beoordeeld. De rechtbank heeft op basis van artikel 39, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in dezelfde procedure niet in behandeling zal worden genomen. Dit is gedaan om misbruik van het wrakingsmiddel te voorkomen en om de voortgang van de hoofdprocedure te waarborgen.
De rechtbank heeft in haar beslissing vastgesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking en heeft de griffier opgedragen deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. De procedure met zaaknummer 6300707 UC EXPL 17-12012 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.