ECLI:NL:RBMNE:2018:5703

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
UTR 18/1215
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.W.J.M. Janssens, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. C.W.P. van den Berg. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om haar Ziektewet (ZW) uitkering per 13 augustus 2017 te beëindigen, omdat zij in staat werd geacht om meer dan 65% van het maatmanloon te verdienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich op 13 juli 2016 ziek had gemeld en dat haar dienstverband op 22 december 2016 was beëindigd. Het Uwv had op basis van medische en arbeidskundige rapporten geconcludeerd dat eiseres per 12 juli 2017 over een verdienvermogen van 100% beschikte.

Tijdens de zitting op 15 oktober 2018 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat haar beperkingen waren onderschat en dat zij duurzaam geen benutbare mogelijkheden had. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsarts J.W. Hekkelman beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig waren opgesteld en geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiseres had verschillende medische aandoeningen, waaronder het postural orthostatic tachycardia syndrome (POTS), maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts de beperkingen van eiseres inzichtelijk had gemotiveerd en dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) voldoende rekening hield met haar klachten. De rechtbank heeft ook de arbeidskundige beoordeling van de arbeidsdeskundige N. Admiraal gevolgd, die had vastgesteld dat eiseres in staat was om drie theoretische functies te vervullen die overeenkwamen met haar belastbaarheid. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van haar ZW-uitkering door het Uwv terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18 / 1215

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 27 juni 2017 heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) per 13 augustus 2017 beëindigd, omdat eiseres per 12 juli 2017 in staat wordt geacht om meer dan 65%, namelijk 100%, van het maatmanloon te verdienen.
Bij besluit van 13 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door haar vader en door haar partner. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten
.Eiseres heeft laatstelijk gewerkt als algemeen medewerkster bij [werkgever] B.V. voor gemiddeld 14,97 uur per week. Op 13 juli 2016 heeft zij zich voor dit werk ziekgemeld vanwege lichamelijke klachten. Op 22 december 2016 is haar dienstverband beëindigd. Bij besluit van 5 januari 2017 heeft verweerder eiseres per 13 juli 2016 in aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering. In het kader van de eerstejaarsziektewetbeoordeling heeft verweerder de besluiten genomen die staan vermeld onder ‘Procesverloop’.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres per 12 juli 2017 een verdienvermogen heeft van 100% van het maatmanloon. Omdat dit meer dan 65% is, komt eiseres niet meer voor een ZW‑uitkering in aanmerking. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op medische en arbeidskundige rapporten.
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en de daarop gebaseerde besluitvorming in beroep onaantastbaar zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren en, zo nodig, aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, onvoldoende begrijpelijk zijn, of dat de daarin gegeven beoordeling onjuist is. Tegenstrijdigheden, onzorgvuldigheden en onbegrijpelijkheden in de rapporten kunnen aannemelijk gemaakt worden door niet medisch geschoolden. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts nodig.
Zorgvuldigheid
4. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De primaire arts [A] heeft eiseres gezien op het spreekuur en daarbij oriënterend onderzoek naar de lichamelijke en psychische beperkingen van eiseres verricht. Ook heeft hij het dossier bestudeerd en een anamnese bij eiseres afgenomen. [A] heeft beperkingen voor eiseres vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 9 juni 2017. De verzekeringsarts bezwaar en beroep J.W. Hekkelman heeft ook dossierstudie verricht en eiseres gezien en onderzocht. Hekkelman heeft aanvullende informatie opgevraagd bij de neuroloog van eiseres en de ontvangen informatie vervolgens bij zijn beoordeling betrokken. Hij heeft aanleiding gezien om gedeeltelijk van het oordeel van [A] af te wijken en heeft de beperkingen voor eiseres opnieuw vastgesteld in een FML van 17 januari 2018. In reactie op het beroep van eiseres en de medische informatie die zij daarbij heeft meegestuurd, heeft Hekkelman op 4 oktober 2018 aanvullend gerapporteerd. Hekkelman heeft daarbij overwogen dat deze informatie hem geen aanleiding geeft om zijn medische beoordeling te wijzigen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Hekkelman eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Daarbij ziet de rechtbank niet dat hij relevante medische informatie over de gezondheidstoestand van eiseres heeft gemist of ten onrechte niet heeft betrokken bij zijn beoordeling. Er is sprake van een zorgvuldig onderzoek.
Medische grondslag
5. Eiseres voert primair aan dat zij duurzaam geen benutbare mogelijkheden heeft. Als gevolg van het ziektebeeld postural orthostatic tachycardia syndrome (POTS) heeft eiseres onvoorspelbare periodes van orthostase - een plotselinge bloeddrukdaling - waardoor zij wisselend belastbaar is. Eiseres verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 februari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP5667.
6. De rechtbank overweegt dat duurzaam benutbare mogelijkheden zoals bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten alleen ontbreken als de betrokkene is opgenomen in een ziekenhuis of instelling, bedlegerig is, voor het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen (de zelfverzorging, het directe samenlevingsverband en in sociale contacten waaronder werkrelaties) niet zelfredzaam is. Uit het dossier en wat eiseres in beroep heeft aangevoerd kan niet worden geconcludeerd dat bij eiseres op 12 juli 2017 sprake is van één van deze situaties. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook terecht aangenomen dat eiseres per 12 juli 2017 over benutbare mogelijkheden beschikte en daarom een FML voor haar opgesteld. De enkele verwijzing van eiseres naar de uitspraak van de CRvB van 23 februari 2011, maakt het oordeel niet anders. In die zaak was sprake van een deskundigenoordeel dat door de CRvB is gevolgd. Dat deskundigenoordeel ging over het medisch toestandsbeeld van de in dat oordeel betrokken persoon. De situatie van eiseres is zonder meer niet een-op-een vergelijkbaar met de situatie van die persoon. Dat in beide gevallen sprake is van de diagnose POTS betekent niet dat ook verder sprake is van dezelfde (medische) situatie. Eiseres heeft niet nader onderbouwd dat dat wel het geval is. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiseres voert subsidiair aan dat haar beperkingen zijn onderschat. Naast de diagnose POTS heeft eiseres verschillende bijkomende aandoeningen zoals meibomklierdysfunctie (droge pijnlijke ogen), ventriculaire ectopie (hartkloppingen), pijnlijke aanhechtingen en ontstekingen in de spieren en pezen, pijnklachten in de rechterwijsvinger, schouderklachten en tot slot migraine. In de FML is onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen die eiseres hiervan in het dagelijks leven ondervindt. Eiseres is bijvoorbeeld ten onrechte niet beperkt geacht op solistisch werken terwijl zij vanwege wegrakingen in de buurt moet zijn van anderen. Ook had een urenbeperking voor eiseres moeten worden aangenomen op energetische en preventieve gronden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres medische stukken overgelegd van haar oogarts, cardioloog, orthopedisch handchirurg en neuroloog. Ook heeft eiseres de doorverwijzing van haar huisarts naar Stichting Cardiozorg en een uitdraai van haar medisch dossier van 12 maart 2018 overgelegd. Tot slot heeft eiseres ook een onderzoeksrapport van Stichting Cardiozorg overgelegd van 13 april 2018, waarin de cardioloog een lichte vorm van CVS/ME bij eiseres vaststelt.
8.1
De rechtbank ziet in wat eiseres naar voren heeft gebracht geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. In zijn rapport van 17 januari 2018, overweegt Hekkelman dat eiseres al jaren last heeft van wegrakingen en duizelingen, waarvoor pas recentelijk het ziektebeeld POTS bij haar is vastgesteld. Vanwege de grote onvoorspelbaarheid van deze kortdurende wegrakingen acht Hekkelman eiseres niet geschikt voor gevaarlijk werk, beroepsmatig autorijden en chauffeurswerk. Hekkelman vindt het niet nodig om eiseres geheel ongeschikt te achten voor solistisch werk, maar wel voor werk waarin zij een grote eindverantwoordelijkheid heeft. Vanwege kalkophoping in de schouders en de klachten die eiseres daarvan ondervindt heeft Hekkelman eiseres beperkt geacht voor frequent reiken en langdurig bovenhands werken. De verdere energetische klachten (moeheid) en de klachten die eiseres heeft in haar handen zijn volgens Hekkelman niet medisch objectiveerbaar. Uit de beschikbare medische informatie blijkt niet van een aandoening die een verklaring vormt voor deze klachten. Ook bij het eigen onderzoek dat Hekkelman heeft verricht heeft hij geen duidelijke afwijkingen aan de handen waargenomen. Voor de klachten die eiseres heeft aan haar ogen geldt dat die niet zodanig zijn dat daaruit arbeidsbeperkingen voortvloeien. Bij het eigen onderzoek heeft Hekkelman wel een geringe stoornis in het hartritme van eiseres waargenomen. Nu er in de medische informatie geen hartaandoening naar voren komt heeft Hekkelman eiseres geadviseerd dit te bespreken met haar huisarts. Gelet op de geringe afwijking die Hekkelman heeft waargenomen en het feit dat thans geen diagnose is gesteld, ziet Hekkelman per datum in geding van 12 juli 2017 geen aanleiding om eiseres op cardiaal gebied te beperken.
8.2
Voor een urenbeperking bestaat volgens Hekkelman in zijn rapport van 17 januari 2018 tot slot ook geen aanleiding. Eiseres volgt geen behandeling die een of meer dagdelen per week in beslag neemt. Ook is geen sprake van een ernstige stoornis bij eiseres die gepaard gaat met een afnemend energetisch vermogen, zoals een ernstige hart- of longaandoening of zeer ernstige depressie. Voor een urenbeperking op preventieve gronden is evenmin aanleiding omdat eiseres geen aandoening heeft waarvoor een dagelijkse herstelperiode nodig is om gezondheidsschade te voorkomen. In de Standaard Duurbelasting wordt in dit kader gewezen op typen aandoeningen die gepaard gaan met zelfoverschatting, een beperkt ziektebesef of een ander patroon van overschrijding van de eigen grenzen waardoor symptomen toenemen, zoals een ernstige persoonlijkheidsstoornis. Hiervan is bij eiseres geen sprake.
8.3
Op het door eiseres in beroep overgelegde onderzoeksrapport van Stichting Cardiozorg van 13 april 2018 heeft Hekkelman gereageerd in zijn rapport van 4 oktober 2018. Volgens Hekkelman is onduidelijk in welk kader het rapport is opgesteld. De cardioloog stelt de diagnose lichte vorm van CVS/ME bij eiseres, terwijl dat niet valt binnen zijn deskundigheid. Ook het vaststellen van beperkingen in arbeid valt niet binnen de deskundigheid van de cardioloog. Hekkelman ziet in het onderzoeksrapport daarom geen aanleiding zijn standpunt over het medisch toestandsbeeld van eiseres per 12 juli 2017 te wijzigen. De overige door eiseres in beroep overgelegde stukken houden volgens Hekkelman geen nieuwe medische feiten in. Volgens Hekkelman zijn de beperkingen die voor eiseres in de FML zijn opgenomen voldoende ondervangend voor de fysieke en energetische klachten die eiseres dagelijks heeft.
8.4
De rechtbank kan de redeneringen en conclusies van Hekkelman volgen. Dat er in de FML andere beperkingen zijn gekoppeld aan de klachten van eiseres dan zij of haar behandelaars voorstaan, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat de medische beoordeling onjuist is of ‘haaks’ staat op de medische informatie. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB, zoals de uitspraak van 25 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3233, is het juist de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om op basis van medisch objectiveerbare klachten, beperkingen voor het verrichten van arbeid vast te stellen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Hekkelman de beperkingen inzichtelijk gemotiveerd en dit volgens de in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) voorgeschreven wijze gedaan. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van zijn visie op de beperkingen van eiseres per 12 juli 2017. Aan de wijze waarop eiseres zelf haar klachten ervaart kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. Alleen medisch objectiveerbare klachten kunnen leiden tot het aannemen van beperkingen voor het verrichten van arbeid. Het betoog van eiseres slaagt niet.
9. Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank niet twijfelt aan de zorgvuldigheid, onpartijdigheid en juistheid van de gegeven verzekeringsgeneeskundige beoordeling. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het inschakelen van een onafhankelijk deskundige (verzekeringsarts), zoals gemachtigde van eiseres ter zitting nog heeft verzocht. Het verzoek wordt afgewezen.
Arbeidskundige grondslag
10. Voor het arbeidskundige deel van de beoordeling worden de mogelijkheden van eiseres in gangbare arbeid onderzocht door uit een groot aantal theoretische functies, drie functies voor eiseres te selecteren die zij (mede gelet op haar opleidingsniveau en de in de FML vastgestelde belastbaarheid) kan verrichten. Deze functies zijn voorbeeldfuncties die eiseres in theorie kan uitoefenen. Het zijn geen functies die zij geacht wordt daadwerkelijk te gaan uitoefenen. Op basis van deze drie functies wordt gelet op het maatmanloon een theoretische verdiencapaciteit voor eiseres vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep N. Admiraal heeft in haar rapport van 6 februari 2018, rekening houdend met de door Hekkelman in bezwaar gewijzigde FML van 17 januari 2018, de volgende drie functies voor eiseres geduid: Machinebediende kunststofverwerkende industrie (SBC-271092), Administratief medewerker document scannen (SBC‑315133) en Samensteller kunststof- en rubberproducten (SBC‑271130).
11. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres betoogd dat eiseres de functie van Samensteller kunststof- en rubberproducten (SBC‑271130) niet kan verrichten omdat eiseres allergisch is voor rubber. Ter onderbouwing hiervan wijst de gemachtigde op het huisartsenjournaal van 28 november 2013 en 18 november 2015.
12. De rechtbank volgt de gemachtigde van eiseres niet en ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de arbeidskundige beoordeling. Uit wat onder rechtsoverweging 8.4 is overwogen volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat de beperkingen van eiseres zoals vastgesteld in de FML van 17 januari 2018 juist zijn. Zolang de functies in overeenstemming zijn met de hierin voor eiseres aangenomen belastbaarheid, ziet de rechtbank dan ook geen reden om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies. De rechtbank stelt vast dat eiseres in de FML niet beperkt is geacht voor werk met rubber. Gelet op het huisartsjournaal ziet de rechtbank ook niet dat dit ten onrechte is geweest, nu daarin enkel naar voren komt dat eiseres op de genoemde data de huisarts heeft geraadpleegd met ongespecificeerde eczeem. Ook verder ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres de functies niet zou kunnen verrichten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Admiraal in haar rapport toereikend gemotiveerd waarom de werkzaamheden die horen bij de functies de belastbaarheid van eiseres zoals opgenomen in de FML niet overschrijden. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Omdat uit het arbeidsdeskundig onderzoek blijkt dat eiseres per 12 juli 2017 met het verrichten van de functies 100% van haar maatmaninkomen kan verdienen, heeft verweerder haar ZW-uitkering terecht per 13 augustus 2017 beëindigd.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten, waaronder de door eiseres geclaimde deskundigenkosten voor het onderzoeksrapport van Stichting Cardiozorg, bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.