ECLI:NL:RBMNE:2019:1413
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en gefixeerde schadevergoeding in arbeidsrechtelijke geschillen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 3 april 2019, zijn twee procedures aan de orde: het verzoek van [Partij II] om een gefixeerde schadevergoeding en het verzoek van [Partij I] tot vernietiging van het ontslag op staande voet. [Partij I], die sinds 27 februari 2006 in dienst was van [Partij II], werd op 3 oktober 2018 op staande voet ontslagen. De reden voor het ontslag was het meenemen van vijf pakken geitenkaas zonder geldige reden tijdens een steekproefcontrole. [Partij I] heeft het ontslag betwist en verzocht om vernietiging ervan, terwijl [Partij II] een gefixeerde schadevergoeding van € 7.379,43 eiste. De kantonrechter oordeelde dat [Partij I] niet ontvankelijk was in zijn verzoek tot vernietiging van het ontslag, omdat dit na de vervaltermijn was ingediend. Hierdoor werd het ontslag op staande voet onaantastbaar. De kantonrechter oordeelde ook dat [Partij I] gehouden was de gefixeerde schadevergoeding te betalen, vastgesteld op € 4.681,57, en veroordeelde [Partij I] in de proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.