ECLI:NL:RBMNE:2019:1731

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
7226729 ME VERZ 18-144
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot energiebesparende maatregelen afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van een huurder, aangeduid als [verzoekster], tegen haar verhuurder, de stichting STICHTING DE ALLIANTIE. Het verzoek van [verzoekster] was gericht op het verplichten van de Alliantie om energiebesparende maatregelen te treffen in haar woning, op basis van artikel 7:243 BW. [verzoekster] stelde dat zij in een ongeïsoleerde woning met energielabel G woonde en dat zij hoge stookkosten had. De Alliantie had echter aangegeven dat zij niet kon voldoen aan het verzoek om individuele woningverbetering, omdat er plannen waren voor een complexgewijze aanpak van verduurzaming.

Tijdens de zitting op 28 februari 2019 is het verzoek behandeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek onvoldoende gespecificeerd was en dat [verzoekster] niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims over de stookkosten en de noodzaak van de gevraagde maatregelen. De rechter heeft ook overwogen dat de Alliantie al plannen had voor een complexgewijze renovatie en dat het niet redelijk was om van de Alliantie te verlangen om op individuele basis isolerende maatregelen te treffen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoekster] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van de Alliantie, die zijn begroot op € 480,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 7226729 ME VERZ 18-144
Beschikking van 28 maart 2019
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster, hierna ook te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde H.W. de Lange,
tegen
de stichting
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd te Hilversum,
verweerster, hierna ook te noemen: de Alliantie,
gemachtigde: mr. L.F. Birnie.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van [verzoekster]
- het verweerschrift van de Alliantie.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 februari 2019. Namens [verzoekster] is H.W. de Lange verschenen. Namens de Alliantie zijn verschenen mevrouw [A] , de heer [B] en mevrouw [C] , medewerkers van de Alliantie, en gemachtigde mr. Birnie. Deze zaak is op verzoek van de Alliantie en met instemming van [verzoekster] gelijktijdig behandeld met een andere zaak waarin H.W. de Lange, namens andere verzoekers, als gemachtigde optreedt tegen de Alliantie (zaaknummer 7258087 ME VERZ 18-150). Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Alliantie verhuurt sinds 28 maart 2011 de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) aan [verzoekster] .
2.2.
De woning maakt onderdeel uit van een complex van 37 woningen gebouwd in de jaren ’60 van de vorige eeuw.
2.3.
Bij brief van 6 juni 2018 heeft de gemachtigde van [verzoekster] onder meer het volgende geschreven aan de Alliantie:
“(…)
Mevrouw woont in een, tot dusver, ongeïsoleerde woning met energielabel G. Zij heeft u al eerder verzocht isolerende maatregelen te treffen aan haar woning maar u heeft haar aangegeven dat haar woning pas over twee jaar op de planning staat voor dit soort maatregelen.
(…)
zij is aan huis gebonden en betaalt zeer hoge stookkosten en heeft, toen u indertijd complexgewijze isolatiemaatregelen voorstelde, positief gereageerd. Omdat meer dan 30% van de bewoners afwijzend reageerde, zijn deze maatregelen niet uitgevoerd. Pas over twee jaar, hebben wij begrepen, bent u voornemens een nieuw voorstel aan de bewoners te doen. Het is dan opnieuw de vraag of meer dan 70% van de bewoners instemt met de maatregelen.
Mevrouw kan hier niet op wachten en verzoekt u derhalve, op basis van artikel 7.243 BW een voorstel te doen tot het treffen van isolerende maatregelen. Mevrouw is bereid een daaraan verbonden huurverhoging, mits redelijk, te betalen.
Ik verzoek u mevrouw binnen een maand een voorstel te doen waarin u aangeeft tegen welke huurverhoging u bereid bent de gevraagde voorzieningen te treffen. (…)”
2.4.
Uiteindelijk heeft de gemachtigde van de Alliantie bij e-mailbericht van
17 september 2018 het standpunt van de Alliantie uiteengezet en geconcludeerd dat van de Alliantie niet kan worden verlangd dat zij gehoor geeft aan de verzoeken tot individuele woningverbetering.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter om de Alliantie te verplichten tot het treffen van voorzieningen als bedoeld in artikel 7:243 BW op een redelijke termijn en op straffe van een dwangsom met veroordeling van de Alliantie in de kosten van deze procedure.
3.2.
[verzoekster] stelt ter onderbouwing van haar verzoek dat zij aan de Alliantie heeft verzocht om een voorstel aan [verzoekster] te doen tot het treffen van voorzieningen ex artikel 7:243 BW. De Alliantie is echter niet bereid in der minne met een voorstel te komen.
3.3.
De Alliantie voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover voor de beoordeling van belang - nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Het verzoek van [verzoekster] is gegrond op artikel 7:243 BW. Artikel 7:243 BW bepaalt dat de kantonrechter op verzoek van de huurder
kanbepalen dat de verhuurder verplicht is om energiebesparende maatregelen (als bedoeld in lid 2 van dat artikel) aan te brengen indien de woonruimte die energiebesparende maatregelen behoeft, mits de huurder zich bereid heeft verklaard tot het betalen van een huurverhoging die in redelijke verhouding staat tot deze kosten. Uit het woord “
kan” in deze bepaling volgt dat het gaat om een discretionaire bevoegdheid van de kantonrechter die toelaat dat de belangen van [verzoekster] en de Alliantie tegen elkaar worden afgewogen (zie ook Gerechtshof Den Haag 20 oktober 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:3463).
4.2.
Namens [verzoekster] is nog aangevoerd dat nu in artikel 7:243 lid 1 laatste volzin BW is opgenomen “
Van deze bepaling kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken” het verzoek sowieso moet worden toegewezen. [verzoekster] miskent hiermee dat de wetgever met voornoemde volzin de bepaling als semi-dwingend recht heeft bestempeld. Dit betekent dat indien in de huurovereenkomst een met artikel 7:243 BW strijdige bepaling is opgenomen, de huurder een beroep kan doen op vernietigbaarheid daarvan. Het betekent niet, als door [verzoekster] voorgestaan, dat een op artikel 7:243 BW gegrond verzoek automatisch moet worden toegewezen.
4.3.
De kantonrechter overweegt ten eerste dat het verzoek van [verzoekster] onvoldoende bepaald en onvoldoende gespecificeerd is. [verzoekster] heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat haar verzoek strekt tot het verplichten van de Alliantie tot het doen van een
aanbodtot het treffen van isolerende maatregelen, namelijk het aanbrengen van dak- en gevelisolatie en hoog-rendementsglas (HR++). Tussen partijen is niet in geschil dat de woning dergelijke maatregelen behoeft. Uit artikel 7:243 BW volgt echter - anders dan [verzoekster] meent - geen verplichting voor de Alliantie om een dergelijk
aanbodte doen. Reeds hierom kan het verzoek, zoals door [verzoekster] geformuleerd, niet worden toegewezen.
4.4.
Bovendien heeft [verzoekster] ten aanzien van haar verzoek te weinig gesteld, laat staan met stukken onderbouwd. Ter zitting stelt [verzoekster] dat zij een financieel belang heeft bij haar verzoek omdat de isolerende maatregelen een besparing op de stookkosten op zullen leveren van circa € 1.500,00 per jaar. De Alliantie heeft dit betwist bij gebrek aan onderbouwing en bij gebrek aan wetenschap. De kantonrechter stelt vast dat de door [verzoekster] gestelde besparing uit geen enkel stuk blijkt. [verzoekster] heeft geen inzage in haar huidige stookkosten gegeven en ook niet inzichtelijk gemaakt wat de te verwachten stookkosten van de betreffende woning zullen zijn na het treffen van de door haar gewenste isolerende maatregelen. Ook is niet duidelijk wat de verwachte kosten zijn van de door [verzoekster] gewenste isolerende maatregelen en daarmee is niet duidelijk welke huurverhoging in redelijke verhouding zou staan tot deze kosten. Het had op de weg van [verzoekster] gelegen haar verzoek deugdelijk te onderbouwen.
4.5.
Ten slotte is bij de belangenafweging van belang dat ook de Alliantie de woning op korte termijn wil isoleren. De Alliantie heeft onweersproken aangevoerd dat de overheid aan woningcorporaties (zoals de Alliantie) de instructie heeft gegeven om op een (kosten)efficiënte manier verduurzamingsmaatregelen te nemen. De Alliantie gaat in dat kader, hoogstwaarschijnlijk dit jaar nog, aan alle bewoners van het complex een voorstel doen voor een complexgewijze renovatie. Nu er een concreet plan ligt voor een complexgewijze aanpak is de kantonrechter van oordeel dat in dit stadium niet van de Alliantie kan worden gevergd om op individuele basis isolerende maatregelen te nemen. Bovendien is het de vraag of [verzoekster] (financieel) belang heeft bij een individuele aanpak. De Alliantie heeft namelijk voldoende aannemelijk gemaakt dat de huurverhoging bij een individuele aanpak substantieel hoger zal zijn dan bij een complexgewijze aanpak. [verzoekster] heeft nog gesteld dat zij vreest dat minder dan 70% van de bewoners zal instemmen met de complexgewijze aanpak, maar op voorhand kan hier niet van worden uitgegaan. Bovendien heeft de Alliantie tijdens de mondelinge behandeling al aangegeven dat zij het er alsdan niet bij zal laten zitten en een juridische procedure zal starten om de redelijkheid van het voorstel te laten toetsen. Voorts kan de omstandigheid dat de Alliantie in 2017 in een individueel geval wel isolerende maatregelen heeft getroffen, [verzoekster] niet baten. Op dat moment waren de plannen van de Alliantie voor een complexgewijze aanpak immers minder concreet en verder weg.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van [verzoekster] zal worden afgewezen.
4.7.
[verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van de Alliantie worden begroot op € 480,00
(2 punten x tarief € 240,00) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek van [verzoekster] af;
5.2.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, aan de zijde van de Alliantie begroot op € 480,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.C. van Haren en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2019.