Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
op 14 maart 2019 op de [adres] te [woonplaats ] (…) als verdachte [aanhield] op heterdaad ’ [4]
Rechtbank Midden-Nederland
Op 20 mei 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van het illegaal binnendringen van een pand aan de Krakelingenweg in Zeist. De rechtbank oordeelde dat de man, die samen met anderen het pand in januari 2019 had gekraakt, zich schuldig had gemaakt aan huisvredebreuk. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk. De overige acht verdachten werden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er geen bewijs was dat zij bij de eerste groep binnendringers hoorden.
De rechtbank overwoog dat het pand nog in gebruik was als oefenpand voor het arrestatieteam van de politie, waardoor er geen sprake was van kraken. De verdediging voerde aan dat de acties van de verdachten moesten worden gezien als een vreedzaam protest, maar de rechtbank oordeelde dat de aanhouding en vervolging gerechtvaardigd waren. De rechtbank concludeerde dat de vervolging van de verdachte niet in strijd was met de rechten op vrijheid van meningsuiting en vergadering, zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, omdat niet bewezen kon worden dat het gebruik van het pand was beëindigd. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk het wederrechtelijk vertoeven in het pand, wel bewezen. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging voor het subsidiair bewezen verklaarde feit, omdat een essentieel bestanddeel van de tenlastelegging ontbrak. De benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd.