Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
verdachte NN7 [Nn] [nummer] [is].” [5]
Rechtbank Midden-Nederland
Op 20 mei 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van het illegaal binnendringen van een pand aan de Krakelingenweg in Zeist. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan huisvredebreuk, maar sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde feit van kraken, omdat het pand nog in gebruik was als oefenpand voor het arrestatieteam van de politie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk. De overige 8 verdachten in de zaak werden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er geen bewijs was dat zij bij de eerste groep binnendringers hoorden.
De rechtbank overwoog dat voor strafbaarheid van huisvredebreuk vereist is dat de rechthebbende het gebruik van het pand heeft beëindigd. Aangezien het pand nog in gebruik was, was er geen sprake van kraken. De verdediging had aangevoerd dat de acties van de verdachten moesten worden gezien als een vreedzaam protest, maar de rechtbank oordeelde dat de aanhouding en vervolging gerechtvaardigd waren om de openbare orde te handhaven en het eigendomsrecht van anderen te beschermen. De rechtbank concludeerde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging en dat de vervolging niet in strijd was met de belangenafweging.
De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel werd opgelegd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en de bescherming van eigendomsrechten.