ECLI:NL:RBMNE:2019:2833

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
481147 / HA RK 19-144
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek tegen politierechter in strafzaak

Op 11 juni 2019 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. G.A. Bos, politierechter. Het wrakingsverzoek, ingediend op 20 mei 2019, was gericht tegen de rechter die eerder betrokken was bij een strafzaak met parketnummer 16/659070-18. De verzoeker had eerder op 8 november 2018 al een wrakingsverzoek ingediend tegen dezelfde rechter, dat ongegrond was verklaard. Tijdens de behandeling van het nieuwe wrakingsverzoek op 28 mei 2019 was de gewraakte rechter afwezig, en de officier van justitie was ook niet verschenen.

De verzoeker heeft vijf gronden voor zijn wrakingsverzoek aangevoerd, waaronder beschuldigingen van partijdigheid en het niet serieus nemen van zijn aangiften. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker te laat was met het indienen van zijn wrakingsgronden, aangezien deze al eerder bekend waren. De gronden 1 en 2 waren al bekend op 8 november 2018, en de verzoeker had deze toen niet aangevoerd. Ook de andere gronden waren gebaseerd op feiten die vóór de indiening van het wrakingsverzoek bekend waren.

De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn wrakingsverzoek. Bovendien werd opgemerkt dat de voortgang van de strafzaak ernstig werd belemmerd door de herhaalde wrakingsverzoeken van de verzoeker. De wrakingskamer besloot dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker in de betreffende strafzaak niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 481147 / HA RK 19-144
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
11 juni 2019
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van 20 mei 2019 gericht tegen mr. G.A. Bos, politierechter bij deze rechtbank;
- de schriftelijke reactie van mr. G.A. Bos.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 28 mei 2019 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
1.3.
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. De gewraakte rechter is met bericht van verhindering niet verschenen. De officier van justitie is niet verschenen.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. G.A. Bos als behandelend politierechter (verder: de rechter) in de strafzaak met parketnummer 16/659070-18. In deze zaak heeft verzoeker op de zitting van 8 november 2018 dezelfde rechter ook gewraakt. Dit verzoek is door de wrakingskamer op 7 december 2018 ongegrond verklaard. Op 29 mei 2019 zou de behandeling van de strafzaak worden hervat, maar voorafgaand aan de behandeling is de rechter wederom gewraakt.
2.2.
Verzoeker heeft vijf wrakingsgronden aan zijn verzoek ten grondslag gelegd - kort weergegeven - :
“Wrakingsgrond 1: Bos wil mij geen rechten laten ontlenen aan mijn eigen aangiften! (…)
Wrakingsgrond 2: “ [A] heeft vervolgingsrecht verspeeld”, door G.A. Bos niet erkend of correct geïnterpreteerd en niet correct opgeschreven in zittingsverslag! (…)
Wrakingsgrond 3: Inspectie JENV neemt mijn beschuldigingen i.t.t. Bos wél serieus! (…)
Wrakingsgrond 4: Meerderheid Nederlandse rechters is anti-PVV en anti-anti-islam! (…)
Wrakingsgrond 5: Utrechtse rechtbank kan niet onpartijdig oordelen over mijn uitspraken over [B c.s.] vanwege alle Utrechtse vonnissen in de doofpot!”
Bij de behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker verklaard dat zolang bepaalde gegevens bij de ABN-AMRO niet worden opgevraagd hij de rechter zal blijven wraken.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 513 lid 1 Sv bepaalt dat een verzoek tot wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.2.
Ten aanzien van de wrakingsgronden 1. en 2. voert verzoeker omstandigheden aan die hem op 8 november 2018 al bekend waren. Bij het eerste wrakingsverzoek heeft verzoeker deze gronden niet aangevoerd. Door de gronden 1. en 2. eerst zes maanden na het bekend worden daarvan aan te voeren, is verzoeker te laat met indienen van het wrakingsverzoek.
3.3.
Wrakingsgrond 3. wordt door verzoeker onderbouwd met een e-mailbericht van 26 februari 2019, afkomstig van de Hoofdinspecteur Inspectie Justitie en Veiligheid. Bij verzoeker was deze informatie dus al tweeënhalve maand bekend voordat hij dit wrakingsverzoek indiende. Daarom is verzoeker ook wat betreft deze wrakingsgrond te laat met het indienen van het wrakingsverzoek.
3.4.
Met betrekking tot de wrakingsgronden 4. en 5. geldt eveneens dat de daaraan ten grondslag gelegde omstandigheden, - de uitzendingen van het televisieprogramma “Kijken in de ziel” over rechters en een aantal civiele vonnissen van deze rechtbank, locatie Utrecht, dateren van vóór 8 november 2018, zodat ook deze gronden te laat zijn ingediend.
3.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker ten aanzien van alle wrakingsgronden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in dit wrakingsverzoek.
3.6.
Door verzoeker is in deze procedure nu meermaals een wrakingsverzoek ingediend. De voortgang van de strafzaak wordt daardoor ernstig belemmerd. Bij de behandeling van dit wrakingsverzoek heeft verzoeker verklaard niet te zullen stoppen met het indienen van wrakingsverzoeken zolang bepaalde gegevens niet bij ABN AMRO worden opgevraagd. De wrakingskamer ziet hierin aanleiding toepassing te geven aan artikel 513, vierde lid, Sv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met parketnummer 16/659070-18, zal niet in behandeling worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokkenen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Straf-, familie- en jeugdrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16/659070-18 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgende verzoek tot wraking van verzoeker in de zaak met parketnummer 16/659070-18 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. R. in ’t Veld, voorzitter, en
mr. A. van Dijk en mr. J.F. Haeck als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door
mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.