Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Waar gaat de zaak over?
2.Wat vindt de kantonrechter ervan?
144,00(2 punten x tarief € 72,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres] B.V., en een gedaagde, aangeduid als [gedaagde]. De gedaagde had een woning gehuurd van de eiseres en had problemen ondervonden met de boiler, wat leidde tot onvrede over de afhandeling van zijn klacht door de beheerder, [A]. De gedaagde heeft de huur opgezegd en ontving per ongeluk de waarborgsom tweemaal terugbetaald. De eiseres vorderde de terugbetaling van € 715,00, wat overeenkomt met de waarborgsom, en € 51,64 aan servicekosten, die later werd ingetrokken.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet betwistte dat hij de waarborgsom tweemaal had ontvangen en dat hij deze moest terugbetalen. De rechter verduidelijkte dat de gedaagde geen recht had op rente over de waarborgsom, omdat er geen overeenkomst over rente was en de eiseres niet in verzuim was. De gedaagde was echter wel in verzuim met de terugbetaling, wat leidde tot de verplichting om wettelijke rente te betalen vanaf de datum van de dagvaarding.
De kantonrechter behandelde ook de kwestie van de opschorting van de betalingsverplichting van de gedaagde, die deze had ingeroepen vanwege de onvrede over de afhandeling van zijn klacht. De rechter stelde vast dat de gedaagde geen opschortingsrecht had, omdat de vordering van de eiseres om de waarborgsom terug te betalen een vermogensrechtelijke verplichting was, terwijl de klacht van de gedaagde over fatsoenlijke behandeling geen dergelijke verplichting vormde. De rechter oordeelde dat de gedaagde de waarborgsom moest terugbetalen en dat de eiseres recht had op een gedeeltelijke vergoeding van de proceskosten, gezien de omstandigheden van de zaak.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 715,00 met wettelijke rente, € 64,89 aan buitengerechtelijke incassokosten, en de helft van de proceskosten, die op € 366,54 zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.