ECLI:NL:RBMNE:2019:3087

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
7803335 UV EXPL 19-126 SV/40160
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning vanwege hennepproductie in kort geding

In deze zaak heeft de Stichting Patrimonium Woonservice (hierna: Patrimonium) een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap Wett & Roobe B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de heer [A]. De procedure betreft een vordering tot ontruiming van de woning van [A] vanwege het aantreffen van een hennepdroogtent met 5,27 kilogram hennep op 26 maart 2019. Patrimonium stelt dat zij een zero-tolerancebeleid hanteert ten aanzien van hennep en dat ontruiming noodzakelijk is om haar belangen te beschermen. De kantonrechter heeft op 25 juni 2019 een mondelinge behandeling gehouden en op 10 juli 2019 vonnis gewezen. De kantonrechter oordeelt dat Patrimonium voldoende spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, ondanks de betwisting van [A] dat er momenteel geen hennep in de woning aanwezig is. De kantonrechter overweegt dat het gebruik van de woning voor hennepproductie een tekortkoming in de huurovereenkomst oplevert en dat de belangen van Patrimonium zwaarder wegen dan de persoonlijke omstandigheden van [A]. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met een ontruimingstermijn van veertien dagen. Tevens wordt [A] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7803335 UV EXPL 19-126 SV/40160
Kort geding vonnis van 10 juli 2019
inzake
de stichting
Stichting Patrimonium Woonservice,
gevestigd te Veenendaal,
verder ook te noemen Patrimonium,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Jeths,
tegen:
de besloten vennootschap
Wett & Roobe B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de heer [A],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [A] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.H.F.M. van Rijswijck.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van Patrimonium met 6 producties
- de brief van [A] met 5 producties.
1.2.
Op 25 juni 2019 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden. Patrimonium heeft tijdens de behandeling een aanvullende productie overgelegd. [A] heeft een leesbare versie van de eerder toegezonden productie 5 overgelegd. Aan het einde van de behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat op 10 juli 2019 vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
Patrimonium is met ingang van 29 september 2014 met [A] een huurovereenkomst aangegaan, op grond waarvan Patrimonium de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] (de woning) verhuurt aan [A] . Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte van Patrimonium, vastgesteld op 1 maart 2005 (de huurvoorwaarden), van toepassing verklaard.
2.2.
In artikel 7 lid 1 van de huurvoorwaarden is het volgende opgenomen:
“Huurder zal het gehuurde waaronder begrepen alle aanhorigheden en in en bij het gehuurde aanwezige installaties en (gemeenschappelijke) voorzieningen als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming van woonruimte gebruiken, onderhouden en deze bestemming niet wijzigen, alsmede de van de zijde van verhuurder nader te geven gebruiksvoorschriften en aanwijzingen in acht nemen.”
2.3.
In artikel 7 lid 6 van de huurvoorwaarden is verder opgenomen:
“Huurder zal geen strafbare feiten in of vanuit het gehuurde plegen, waaronder het kweken van hennep of het verrichten van andere activiteiten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.”
2.4.
Op 26 maart 2019 is door de politie in de woning een hennepdroogtent aangetroffen met 5,27 kilogram (kg) hennep. In de slaapkamer waarin de hennepdroogtent is aangetroffen, lag op dat moment de zoon van [A] , [B] , te slapen.
2.5.
[A] is op 27 maart 2019 onder bewind gesteld van zijn bewindvoerder Wett & Roobe BV.

3.Het geschil

De vordering

3.1.
Patrimonium vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. [A] te veroordelen binnen zeven dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de woning aan het [adres] te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar vanwege [A] bevinden en al hetgeen zich daarin vanwege [A] bevindt, alsmede het gehuurde, onder afgifte van alle sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking aan Patrimonium te stellen;
b. [A] te veroordelen in de proces- en de nakosten.
Spoedeisend belang
3.2.
Patrimonium stelt dat zij een ‘zero-tolerancebeleid’ hanteert ten aanzien van hennep. Patrimonium stelt dat het daarvoor noodzakelijk is om over een instrument te beschikken waarmee de huur op korte termijn kan worden beëindigd om efficiënt en slagvaardig te kunnen optreden tegen huurders die zich hebben ingelaten met de productie van hennep. Patrimonium heeft groot belang bij het slagvaardig kunnen optreden tegen het produceren van hennep en/of het aanwezig hebben van drugs in woningen omdat er ernstige risico’s aan zijn verbonden, onder andere het risico op geweldsmisdrijven in verband met hennepteelt. Daarbij kan bij dergelijk gevaarzettend gedrag als het doen hebben van een hennepkwekerij in het gehuurde, en de risico’s waaraan de buurtgenoten van [A] en Patrimonium zijn blootgesteld, niet worden gesteld dat een beslissing in de hoofdzaak kan worden afgewacht.
3.3.
[A] betwist dat sprake is van een spoedeisend belang en voert daartoe aan dat er nu geen risico is dat de woning wordt gebruikt voor hennep. De hennep is uit de woning en de zoon van [A] zit in detentie. Verder wordt de huur betaald door de bewindvoerder. Daarnaast is bijna drie maanden verstreken tussen de inval door de politie in de woning en de dagvaarding.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat Patrimonium voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot ontruiming van de woning, gelet op het ‘zero-tolerancebeleid’ dat zij hanteert ten aanzien van hennep. De omstandigheid dat de in de woning aangetroffen hennep inmiddels is verwijderd, doet er niet aan af dat Patrimonium belang heeft bij het slagvaardig kunnen optreden via een kort gedingprocedure tegen een huurder van haar woning waarin hennep is aangetroffen. Uit de stukken van Patrimonium, waaronder een verslag van een gesprek met [A] op 1 april 2019 en de correspondentie tussen partijen, blijkt niet dat Patrimonium onnodig lang heeft gewacht met het starten van de kort gedingprocedure.
Ontruiming
4.2.
In dit kort geding moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering van Patrimonium in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop de toewijzing nu al gerechtvaardigd is. In het bijzonder zal beoordeeld moeten worden of [A] gedwongen kan worden de woning op korte termijn te ontruimen. Daarbij moet zwaar wegen dat een veroordeling tot ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening vaak een definitief karakter zal hebben en daardoor diep ingrijpt in het woonbelang van de huurder. Terughoudendheid van de kortgedingrechter bij de beoordeling of een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening gerechtvaardigd is, is dan ook geboden.
4.3.
Niet in geschil is dat de politie op 26 maart 2019 in de woning een hennepdroogtent met daarin 5,27 kg hennep heeft aangetroffen. Hierover heeft [A] tijdens de zitting verklaard dat hij wel wist dat er in de woning hennep lag en dat hij heeft toegestaan dat de woning voor het drogen van hennep werd gebruikt. Het is tussen partijen niet in geschil dat het (laten) gebruiken van de woning voor het drogen van hennep, gelet op artikel 7 lid 1 en lid 6 van de huurvoorwaarden, een tekortkoming oplevert in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst.
4.4.
De volgende te beantwoorden vraag is of het voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure tot het oordeel wordt gekomen dat dit tekortschieten in verband met alle omstandigheden van het geval voldoende ernstig is om een ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen te rechtvaardigen en een vordering tot ontruiming van de woning toe te wijzen (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2018, ECLI:HR:2018:1810).
4.5.
Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.6.
[A] voert aan dat de ontruiming niet gerechtvaardigd is vanwege zijn medische en sociale omstandigheden. [A] is licht zwakbegaafd met depressieve kenmerken en hallucinaties en vergeetachtig, waardoor hij niet in staat is zijn zaken zelf te regelen. [A] is niet opgewassen tegen zijn zoon die misbruik van hem maakt, bijvoorbeeld door hem als katvanger te gebruiken. Vanwege zijn medische en sociale beperkingen, krijgt [A] begeleiding. Onlangs is er een crisisinterventie geweest omdat er sprake was van een suïcide-risico. Als [A] wordt ontruimd uit de woning, dan zal de begeleiding wegvallen waardoor een noodsituatie ontstaat.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat de door [A] aangevoerde omstandigheden naar alle waarschijnlijkheid in een bodemprocedure niet in de weg staan aan toewijzing van ontbinding en de ontruiming. De stelling van [A] dat hij wordt misbruikt door zijn zoon berust alleen op zijn eigen verklaring dat hij als katvanger is gebruikt en een verklaring van zijn persoonlijke bewindvoerder tijdens de zitting dat er in twee jaar elf auto’s op zijn naam hebben gestaan. [A] heeft zijn stelling echter niet onderbouwd met nadere gegevens waaruit blijkt dat zijn zoon hem heeft gebruikt als katvanger of dat hij anderszins misbruik van hem heeft gemaakt. [A] heeft ook zijn stelling dat er na ontruiming uit de woning een noodsituatie voor hem dreigt omdat zijn begeleiding en medische zorg dan wegvalt, niet onderbouwd, bijvoorbeeld door hierover een verklaring van zijn begeleider of behandelaar over te leggen. Daar komt bij dat [A] ook niet met medische gegevens en/of argumenten onderbouwt dat hij na het wegvallen van begeleiding in een medische noodsituatie dreigt te komen. Verder is door Patrimonium gesteld dat [A] regelmatig bij zijn ex-vrouw verblijft, wat [A] niet heeft betwist. Er is daarom ook geen reden om aan te nemen dat [A] na ontruiming van de woning niet op zijn sociaal netwerk kan terugvallen.
4.8.
De kantonrechter is verder van oordeel dat Patrimonium dusdanig zwaarwegende belangen heeft, dat ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening gerechtvaardigd is, gelet op haar zero-tolerancebeleid ten aanzien van hennepgerelateerde activiteiten in haar woningen, waarmee [A] bekend was op grond van de huurvoorwaarden, en het belang van Patrimonium om dit beleid consequent te kunnen uitvoeren. De kantonrechter ziet geen aanleiding om eerst een bodemprocedure af te wachten om een psychiater te kunnen horen over de medische situatie van [A] , zoals zijn gemachtigde heeft verzocht, reeds omdat niet blijkt dat [A] op dit moment onder behandeling staat van een psychiater.
4.9.
De vordering tot ontruiming zal dan ook worden toegewezen, waarbij de ontruimingstermijn op veertien dagen wordt gesteld. Voor een langere ontruimingstermijn van drie maanden, zoals [A] heeft verzocht, ziet de kantonrechter geen reden omdat een noodzaak daarvoor niet is gebleken en omdat anders het doel van een kort gedingprocedure, het treffen van een voorlopige voorziening op korte termijn, niet wordt bereikt.
Proces-en nakosten
4.10.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Patrimonium worden begroot op:
- dagvaarding € 101,03
- griffierecht € 121,00
- salaris gemachtigde €
720,00
Totaal € 942,03
De nakosten, waarvan Patrimonium betaling vordert, zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
5.1.
veroordeelt [A] om de woning aan het [adres] te [woonplaats] met al wie en al wat zich daarin vanwege [A] bevindt binnen veertien na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Patrimonium te stellen;
5.2.
veroordeelt [A] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Patrimonium, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 942,03, waarin begrepen € 720,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt [A] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Patrimonium volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, waarvan het salaris wordt begroot op € 90,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. de Stigter, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2019.