Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 17
- de aanvullende producties 18 tot en met 29 van OCA
- de akte van Zilveren Kruis met producties 1 tot en met 9
- de mondelinge behandeling van 10 juli 2019
- de pleitnota van OCA
- de pleitnota van Zilveren Kruis.
2.Waar gaat dit kort geding over?
3.De beoordeling
voorafheeft ingebouwd, omdat controle
achterafbij niet-gecontracteerde zorgaanbieders – naar zij stelt en naar de voorzieningenrechter aannemelijk acht – moeilijker is, brengt niet mee dat Zilveren Kruis een ongeoorloofd onderscheid maakt. De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat Zilveren Kruis het machtigingsbeleid niet hanteert om toegang tot niet-gecontracteerde zorgaanbieders te belemmeren.
daarnaasteen machtigingsvereiste toe, zoals mede volgt uit artikel 13 lid 5 Zvw (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 10 juli 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6229, rov. 5.11-5.14. Daarin ligt besloten dat een verwijzing de mogelijkheid van een machtiging niet wegneemt.
“centrale rol”heeft willen toekennen,
“als doelmatige, klantgerichte regisseurs van de zorg.”(
Kamerstukken II2003/04, 29763, nr. 3, p. 26). De zorgverzekeraar moet beoordelen of de door de verzekerde gewenste zorg tot het ‘basispakket’ behoort.
“slechts op basis van zorginhoudelijke criteria[wordt]
beantwoord.”Zorginhoudelijke criteria bestaan onder meer, maar niet uitsluitend, uit medisch-inhoudelijke criteria (
Kamerstukken II2003/04, 29763, nr. 3, p. 110-111). Uiteindelijk bestaat alleen recht op vergoeding als de verzekerde op een vorm van zorg of een dienst naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen (artikel 2.1 lid 3 Zvw).
“een gunstige prijs/prestatieverhouding bij zorgaanbieders”, waarbij
“het streven is ook betere kwaliteit bij dezelfde prijs te realiseren”(
Kamerstukken II2004/05, 29763, nr. 7, p. 8). Bij de beoordeling van de doelmatigheid hebben OCA en Zilveren Kruis een gedeelde rol. Het gemotiveerde standpunt van de indicerend arts van OCA wordt tot uitgangspunt genomen, maar Zilveren Kruis mag en moet dit standpunt controleren. Met de vraag naar doelmatigheid rijst ook de vraag naar wat de stand van de wetenschap en praktijk als bedoeld in artikel 2.1 lid 2 Bzv meebrengen voor de
meerwaardevan MSR bij chronische pijn. Partijen verschillen daarover van mening. Die vraag kan in dit kort geding echter niet worden beantwoord. Een beoordeling daarvan door de rechter verlangt de betrokkenheid van een deskundige en daarvoor leent dit kort geding zich niet.
“de zorgverzekeraar de vraag of een verzekerde op grond van zorginhoudelijke criteria behoefte heeft aan zorg op deskundige wijze[moet]
(laten) beantwoorden”en dat de zorginhoudelijke aspecten van een aanvraag alleen, kort gezegd, door of onder het gezag van een verzekeringsarts kunnen worden beoordeeld (
Kamerstukken II2003/04, 29763, nr. 3, p. 111).
uitgangspuntdient, is juist, maar dat betekent niet dat er geen kritische vragen mogen worden gesteld. Dat de zorgverzekeraars in het door de wetgever voorziene systeem een controle- en - regietaak hebben, noopt tot een inhoudelijke beoordeling. De vorderingen van OCA worden in zoverre dan ook afgewezen.
“Alle mogelijke behandelingen (inclusief zelfmanagement) zijn in de eerste lijn voldoende adequaat, intensief en lang geprobeerd zonder resultaat.”
“Een duidelijke noodzaak van geïntegreerde zorg met een gezamenlijk doel onder verantwoordelijkheid van en met de noodzaak tot expertise van de revalidatiearts. Vergeleken met losse behandelingen van verschillende disciplines moet hiervoor een duidelijk onderbouwde meerwaarde zijn.”
“Niet de psychische, maar de lichamelijke klachten staan op de voorgrond.”
“gedetailleerde gegevens”. Dat is te vaag. OCA verwijst weliswaar naar een beslissing op bezwaar van de Autoriteit Persoonsgegevens (productie 16 van OCA), naar aanleiding van concrete bezwaren van verzekerden tegen de gegevensverwerking door een andere zorgverzekeraar. Het is de voorzieningenrechter niet duidelijk wat hij daaruit volgens OCA concreet moet afleiden.