ECLI:NL:RBMNE:2019:4133

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 augustus 2019
Publicatiedatum
5 september 2019
Zaaknummer
485380 / HA RK 19-219
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure over uithuisplaatsing

Op 12 augustus 2019 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het verzoek tot wraking van mr. M.A.A.T. Engbers door verzoekster, die betrokken was bij een civiele procedure betreffende de uithuisplaatsing van haar zoon. Het verzoek tot wraking werd ingediend na een uitspraak van de rechter op 26 juli 2019 in de zaak met het zaaknummer C/16/483488 / JE RK 19-1299. Verzoekster had per e-mail aangekondigd een wrakingsverzoek in te dienen, maar dit verzoek werd pas op 31 juli 2019 bij de griffie ontvangen. De wrakingskamer heeft besloten af te zien van een mondelinge behandeling van het verzoek, omdat het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek niet meer kon worden ingediend, omdat de rechter al een einduitspraak had gedaan in de zaak. De wet staat geen wraking toe van een rechter die een einduitspraak heeft gedaan, en daarom kon verzoekster niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 485380 / HA RK 19-219
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
12 augustus 2019
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoekster.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft per e-mail van vrijdag 26 juli 2019 (verzonden om 17:03 uur) aangekondigd een verzoek tot wraking van mr. M.A.A.T. Engbers (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer C/16/483488 / JE RK 19-1299, te zullen indienen. De rechter heeft in die zaak op 26 juli 2019 uitspraak gedaan.
Het verzoek is vervolgens per brief ingediend. De brief is gedateerd op 26 juli 2019 en op 31 juli 2019 bij de griffie ontvangen. .
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het volgende, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De beoordeling

2.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter, bij wie uit zijn gedrag of overtuiging vooringenomenheid blijkt tegen een partij – althans aan een partij die daarover de objectief gerechtvaardigde vrees heeft – (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze einduitspraak heeft gedaan.
2.3.
De rechter heeft op 26 juli 2019 mondeling uitspraak gedaan op het verzoek van Samen Veilig Midden-Nederland tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de zoon van verzoekster. De uitspraak is gedaan ter terechtzitting, die om 9.30 uur begon. Daarmee is deze procedure op dat moment geëindigd. Dat de schriftelijke uitwerking van de beschikking op 1 augustus 2019 is vastgesteld verandert deze einddatum niet. Niet alleen het wrakingsverzoek zelf, maar ook de aankondiging dat het verzoek zou volgen is dus na de uitspraak ingediend. De wrakingskamer kan in het midden laten of in dit geval aan de aankondiging dat een wrakingsverzoek zou volgen schorsende werking toekomt.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar wrakingsverzoek.
2.5.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1, gelezen in samenhang met paragraaf 4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de rechter, de voorzitter van het team waar de rechter deel van uitmaakt en aan de president van deze rechtbank
Deze beslissing is gegeven door mrs. C.A. de Beaufort, voorzitter en R. in ’t Veld en
A. van Dijk als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.