ECLI:NL:RBMNE:2019:4574

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
2 oktober 2019
Zaaknummer
16/659077-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude en witwassen bij de aankoop van recreatieparken met vervalste bankdocumenten

Op 2 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige man uit Soest, die betrokken was bij de aankoop van vier recreatieparken. De man maakte gebruik van vervalste bankdocumenten om een lening van 4,5 miljoen euro te verkrijgen, waarmee hij de parken kocht. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrifte en witwassen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, rekening houdend met eerdere veroordelingen en het feit dat de man een groot deel van de lening had terugbetaald. De rechtbank benadrukte dat de gepleegde fraude een ernstige bedreiging vormt voor de economie, omdat bedrijven moeten kunnen vertrouwen op de juistheid van bankinformatie. De rechtbank sprak een 43-jarige vrouw vrij en legde twee bedrijven boetes op van respectievelijk 30.000 en 15.000 euro. De uitspraak is gedaan na een inhoudelijke behandeling op 9 september 2019, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen door opstalrechten van de recreatieparken te verwerven met uit misdrijf verkregen geld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659077-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] .,
gevestigd te [vestigingsplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2019, waarop de inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden. Op 18 september 2019 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van hetgeen mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, namens verdachte naar voren heeft gebracht. Verdachte werd vertegenwoordigd door [A] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 29 oktober 2014 tot en met 18 juli 2017 te Soest en/of Amsterdam, althans in Nederland samen met anderen, althans alleen, één of meer percelen grond en/of appartementsrechten en/of opstalrechten met betrekking tot [resort 1] , [resort 2] en recreatiepark [resort 3] , heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte heeft de opstalrechten van drie recreatieparken [1] verworven en voorhanden gehad, terwijl verdachte wist dat deze opstalrechten met uit misdrijf verkregen geld waren verkregen. Dit maakt dat zij zich daarmee ook schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsman heeft primair bepleit dat een vrijspraak voor het onderliggende misdrijf automatisch tot gevolg heeft dat er geen sprake kan zijn van witwassen. Er is dan immers geen sprake van uit misdrijf verkregen geld.
Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat met de aankoop en doorverkoop van de parken niet ook de parken zijn witgewassen, maar alleen het geld, omdat er geen sprake is van vermenging van vermogen waardoor de illegale component niet meer aanwijsbaar is. Dit betekent dat het aan verdachte ten laste gelegde niet kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank heeft ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 1] bewezen verklaard dat [onderneming 1] B.V. door gebruik te maken van vervalste documenten een lening heeft verkregen van 4,5 miljoen euro en met deze lening – kortgezegd – vier recreatieparken heeft gekocht, alsmede de daarop berustende rechten.
De rechtbank volstaat in dit vonnis met een verwijzing naar de in het vonnis van medeverdachte [medeverdachte 1] aangehaalde bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat de recreatieparken zijn gefinancierd met het uit misdrijf verkregen geldbedrag van 4,5 miljoen euro en welk geldbedrag vervolgens is omgezet in vier recreatieparken. [2]
Verdachte wordt verweten dat zij zich (samen met anderen) schuldig heeft gemaakt aan witwassen van kavels grond en/of appartementsrechten en/of opstalrechten met betrekking tot [resort 1] , [resort 2] en recreatiepark [resort 3] .
4.3.1
Bewijsmiddelen [3]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende investeringen in recreatieparken is het volgende gerelateerd:
[onderneming 1] B.V. is opgericht op 26 juni 2014. Enig aandeelhouder en bestuurder is [stichting] . Onder [onderneming 1] B.V. hangen vervolgens zes werkmaatschappijen waarvan [onderneming 1] B.V. de enig aandeelhouder en bestuurder is. [4]
Mij werd medegedeeld dat de levering van de vier recreatieparken op 29 oktober 2014 bij de notaris [notaris] te Amsterdam zal plaatsvinden. Tevens werd medegedeeld dat [medeverdachte 1] namens de kopende partij de onderhandelingen voert dan wel heeft gevoerd.
Eerste levering
Op 29 oktober 2014, 12.05 uur wordt de akte tot levering van de parken aan [onderneming 1] B.V. en [verdachte] B.V. ondertekend. Uit de akte blijkt het volgende:
Bij de notaris verscheen [B] . Hij handelt namens:
- [resort 4] B.V., verder als verkoper 1 aangeduid;
- [resort 1] B.V., verder als verkoper 2 aangeduid;
- [resort 2] B.V., verder als verkoper 3 aangeduid;
- [resort 3] B.V., verder als verkoper 4 aangeduid
- [onderneming 2] B.V., verder als Opstaller en/of verkoper 5 aangeduid.
Verkoper 1 t/m 5 en de Opstaller worden verder tezamen als verkoper aangeduid.
Daarnaast verscheen mevr. [medeverdachte 2] . Zij handelt namens:
- [onderneming 1] B.V., verder aan te duiden als koper 1
- [verdachte] B.V., verder aan te duiden als koper 2 en/of de Opstalgerechtigde.
Koper 1 en Koper 2 worden verder tezamen als koper aangeduid. [5]
Op basis van de koopovereenkomsten worden op 29 oktober 2014, bij de akte van levering,
(onder andere)geleverd:
Door [resort 1] , gevestigd te [vestigingsplaats] (verkoper 2) aan [onderneming 1] B.V. (koper 1):
203 appartementsrechten op het uitsluitend gebruik van kavels voor onder meer het plaatsen van een stacaravan/chalet, het gebruik als camping, hoofdgebouwen, wegen enzovoort
Door [onderneming 2] B.V. (verkoper 5) aan [verdachte] B.V. (koper 2):
194 Opstalrechten om op genoemde appartementen te [vestigingsplaats] een chalet of recreatiewoningen in eigendom te hebben
Tezamen worden de registergoederen [resort 1] genoemd.
Door [resort 2] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] (verkoper 3) aan [onderneming 1] B.V. (koper 1)
34 appartementsrechten op het uitsluitend gebruik van kavels bestemd voor het plaatsen van chalets of recreatiewoningen en de camping, hoofdgebouwen, wegen enz.
Door [onderneming 2] B.V. (verkoper 5) aan [verdachte] B.V.
31 opstalrechten om op genoemde appartementen te [vestigingsplaats] een chalet of recreatiewoningen in eigendom te hebben.
Door [resort 3] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] aan [onderneming 1] B.V.:
24 appartementsrechten op het uitsluitend gebruik van kavels bestemd voor het plaatsen van chalets of recreatiewoningen en de camping, hoofdgebouwen, wegen enz.
Door [onderneming 2] B.V., (verkoper 5) aan [verdachte] B.V.
15 opstalrechten om op genoemde appartementen te [vestigingsplaats] een chalet of recreatiewoningen in eigendom te hebben
Tezamen worden de registergoederen onder 4A en 4B [resort 3] genoemd. [6]
Tussenconclusie
Op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat op 29 oktober 2014 de overdracht heeft plaatsgevonden van de recreatieparken, waarbij aan verdachte de opstalrechten met betrekking tot [resort 1] , [resort 2] en [resort 3] zijn geleverd.
4.3.2
Te bespreken verweren
Causaal verband
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunt dat [onderneming 3] de hypothecaire lening niet als gevolg van de toezending van de vervalste brieven heeft verstrekt en dat het daarom niet zou gaan om uit misdrijf verkregen voorwerpen. De rechtbank verwijst hiervoor naar hetgeen zij daar over heeft overwogen onder punt 4.3.1.3. in het vonnis van medeverdachte [medeverdachte 1] .
De door de raadsman beschreven scenario’s
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat het grootste deel van de door [onderneming 3] verstrekte lening ook zonder de vervalste bankbrieven was verkregen. Nog daargelaten dat de vraag hoe hoog de door [onderneming 3] verstrekte hypothecaire lening zou zijn geweest indien geen gebruik was gemaakt van de vervalste bankbrieven niet te beantwoorden is, ligt deze vraag ook niet aan de rechtbank voor. Immers, uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de lening zoals deze door [onderneming 1] B.V. is verkregen, zonder de vervalste bankbrieven niet zou zijn verstrekt.
Witwassen van de recreatieparken
Het standpunt van de raadsman dat met de aankoop van de parken alleen het geld en niet de parken zijn witgewassen, omdat geen sprake is van vermenging van vermogen waardoor de illegale component niet meer aanwijsbaar is, is naar het oordeel van de rechtbank onjuist.
Het verwerven en voorhanden hebben van de opstalrechten de recreatieparken, terwijl deze recreatieparken middellijk uit misdrijf zijn verkregen, zijn gedragingen die kwalificeren als witwassen. Van vermenging is daarbij geen sprake.
4.3.3
Bewijsoverwegingen
Toerekening aan rechtspersonenVoor de in dit vonnis aangehaalde overwegingen is van belang dat een rechtspersoon (in de zin van artikel 51 Sr) kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de betreffende gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon (ECLI:NL:HR:2003:AF7938).
Omdat de ten laste gelegde gedragingen – gelet op de gebezigde bewijsmiddelen – hebben plaatsgevonden en/of zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon wordt deze aan haar toegerekend.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op voorgaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen door opstalrechten betrekking tot [resort 1] , [resort 2] en [resort 3] te verwerven en voorhanden te hebben terwijl verdachte wist dat deze voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is van medeplegen en zal verdachte daarvan vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 29 oktober 2014 tot en met 18 juli 2017 te Soest of Amsterdam of elders in Nederland, meermalen, meerdere voorwerpen, te weten:
A. meer opstalrechten met betrekking tot het [resort 1] , en
B. meer opstalrechten met betrekking tot [resort 2] , en
C. meer opstalrechten met betrekking tot recreatiepark [resort 3] ,
heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl verdachte (telkens) wist, dat die voorwerpen
geheel middellijk afkomstig waren van enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
witwassen, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een geldboete van € 30.000,-.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de op te leggen straf heeft de raadsman aangevoerd dat het voor de strafmaat van belang is dat verdachte aan niemand schade heeft toegebracht. Ook [onderneming 3] heeft geen schade geleden. De lening is al grotendeels afbetaald en over het geleende bedrag is bovendien veel rente betaald.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen door de opstalrechten met betrekking tot drie recreatieparken te verwerven en voorhanden te hebben, terwijl verdachte wist dat deze opstalrechten met uit misdrijf verkregen geld zijn verkregen.
Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Verdachte heeft op illegale wijze de beschikking verkregen over een grote som geld en dat geldbedrag vervolgens geïnvesteerd in de legale economie. De inmenging van illegaal verkregen geld in de legale economie is gelet op de concurrentieverhoudingen in de markt ongewenst.
Gelet op de omvang van de fraude en de hoogte van het witgewassen geldbedrag is de rechtbank van oordeel dat een hoge geldboete in deze zaak op zijn plaats is. Omdat verdachte met [onderneming 1] B.V. koper was van de recreatieparken ten tijde van de eerste levering, is haar aandeel in het witwassen groter dan die van de andere dochters die pas ten tijde van de tweede levering betrokken werden. Tegelijkertijd is het aandeel van verdachte kleiner dan het aandeel van [onderneming 1] B.V., omdat [onderneming 1] B.V. ook betrokken was bij het witwassen van de 4,5 miljoen euro.
De rechtbank zal in strafverminderende zin rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Op 17 januari 2017 is de toenmalig bestuurder van de rechtspersoon als verdachte gehoord. Vanaf dat moment heeft verdachte redelijkerwijs kunnen verwachten dat strafvervolging zou worden ingesteld. De termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is op die dag begonnen. In beginsel dient binnen twee jaar in eerste aanleg een vonnis te volgen. Dat is in deze zaak niet het geval, want er wordt pas (ruim) 2 jaar en 8 maanden later uitspraak gedaan. Dit betekent dat de redelijke termijn met 8 maanden is overschreden.
Alles overwegende acht de rechtbank een geldboete van 15.000,- euro passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een geldboete van € 15.000,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Veenstra, voorzitter, mrs. M.E. Falkmann en
I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 oktober 2019.
Mr. I.L. Gerrits is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Zij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29
oktober 2014 tot en met 18 juli 2017 te Soest en/of Amsterdam en/of (elders)
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere voorwerp(en), te weten:
A. één of meer appartementsrecht(en) en/of opstalrecht(en) met betrekking tot
het [resort 1] , en/of
B. één of meer perce(e)l(en) grond en/of appartementsrecht(en) en/of
opstalrecht(en) met betrekking tot [resort 2] , en/of
C. één of meer appartementsrecht(en) en/of opstalrecht(en) met betrekking tot
recreatiepark [resort 3] ,
heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of
daarvan de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de
verplaatsing heeft/hebben verborgen of verhuld en/of heeft/hebben verborgen
of verhuld wie de rechthebbende van het voorwerp was en/of het voorwerp
voorhanden had, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en),
althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp/die voorwerpen
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren van
uit enig misdrijf.
art. 420bis lid 1 ahf/sub b Wetboek van Strafrecht
art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer in dit vonnis over ‘parken’ of ‘recreatieparken’ wordt gesproken, dan wordt daarmee bedoeld de recreatieparken zoals genoemd in de tenlastelegging, daaronder te verstaan: kavels grond en/of percelen grond en/of appartementsrechten en/of opstalrechten.
2.Vonnis van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 2 oktober 2019, parketnummer 16/706270/16.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juni 2017 genummerd 2015357668 (onderzoek 09Winsor) opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 2008. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1230.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1231.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1232.