4.3Het oordeel van de rechtbank
De akte van overlijden van [slachtoffer] houdt in:
“Geslachtsnaam: [slachtoffer]
Voornamen: [voornamen]
Woonplaats: [woonplaats]
Dag van geboorte: [2011]
Dag van overlijden: [2012]
Geslachtsnaam moeder: [verdachte]
Voornamen moeder: [voornamen]”
Naar aanleiding van de gerechtelijke sectie op 19 april 2012 is onder meer het volgende geconstateerd:
“Bij inwendig onderzoek was er sprake van sterke hersenzwelling met afplatting en
inklemmingsverschijnselen waarschijnlijk het gevolg van ernstig zuurstofgebrek.
Bij oogpathologisch onderzoek werden de klinisch waargenomen netvliesbloedingen bevestigd. Er waren geen aanwijzingen voor oude netvliesbloedingen of resten van netvliesbloedingen. De netvliesbloedingen kunnen zijn veroorzaakt door acceleratie-deceleratie en/of impact trauma op het hoofd.De oorzaak van de hersenzwelling, de hersenschade en de netvliesbloedingen en daarmee van het overlijden wordt gevormd door niet-accidenteel schedelhersenletsel zoals door impacttrauma en/of door acceleratie-deceleratie (heftig schudden) kunnen optreden.”
Uit medisch-forensisch onderzoek blijkt onder meer het volgende:
“Bij pathologisch onderzoekvan de oogbollen werden in beide ogen uitgebreide netvliesbloedingen, met name richting de buitenzijde van de ogen en in verschillende lagen van het netvlies, met uitbreiding in het glasvocht, gezien. Bij een microscopische kleuring werden geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van ijzerpigment gezien.De combinatie van bevindingen, met onder meer uitgebreide netvliesbloedingen in beide ogen, is niet passend bij verstikking als oorzaak.”
Verdachte heeft als volgt verklaard:
“Op 16 april (de rechtbank begrijpt: 2012) ben ik opgestaan. Ik heb [slachtoffer] opgepakt, gezegd ga maar slapen. Na een kwartiertje ging ik kijken. Hij was nog wakker. Hij had babbeltjes praatjes, hij keek me zo aan met glinsterende oogjes. Ik dacht nu moet ik hem uit deze hel halen. Ik heb mijn hand op zijn neusje geknepen en mijn andere hand op zijn mondje geduwd. Het ging heel gemakkelijk, en toen ik zag dat hij niet meer ademde ben ik op de bank gaan zitten in de woonkamer. Ik dacht hij leeft niet meer. Ik heb geluisterd of hij nog ademde, nee. Ik deed mijn hand op zijn buik, nee hij ademde niet.”
Naar aanleiding van de door verdachte afgelegde verklaring heeft forensisch arts W.A. Karst van het NFI een aanvullend rapport opgesteld, waarin onder meer het volgende wordt vermeld:
“2. Past de verklaring van [verdachte] binnen de destijds geconstateerde
letsels?
De moeder van [slachtoffer] verklaarde dat zij de neus en de mond van [slachtoffer] heeft
dichtgeknepen/dichtgeduwd. Deze handeling zal, afhankelijk van de mate van
afsluiting, in korte tijd leiden tot een tekort aan zuurstof in het bloed wat leidt tot
zuurstoftekort in de organen. Bij een volledige afsluiting met volledige belemmering
van zuurstoftoevoer, zal dit bij een baby doorgaans binnen enkele minuten leiden
tot ernstige hersenbeschadiging en de dood.
De beschreven handelingen zullen doorgaans leiden tot een forse drukverhoging in
de bloedvaten en tot het uittreden van vocht uit de bloedvaten in de hersenen. Het
gevolg is een zwelling van de hersenen. De tijdens de sectie bij [slachtoffer]
geconstateerde forse hersenzwelling en de neuropathologisch geconstateerde
schade van de hersenen (hersenweefselversterf) als gevolg van zuurstoftekort, als
ook de stipvormige bloeduitstortingen in het gelaat, zijn passende gevolgen van de
beschreven handelingen.
Dat geldt echter niet voor de geconstateerde ernstige netvliesbloedingen.
Plotse stijging van hersendruk bij kinderen zou mogelijk tot (uitbreiding met) een
beperkt aantal oppervlakkige netvliesbloedingen rondom de papil kunnen leiden,
maar alleen als de blinde vlek door die hersendruk gezwollen is. De
netvliesbloedingen bij [slachtoffer] waren uitgebreid (meerlagig, tot in de periferie en tot in
het glasvocht), waarbij geen sprake was van een gezwollen blinde vlek.
Ook zuurstoftekort zonder (plotse) stijging van de hersendruk is geen oorzaak van uitgebreide netvliesbloedingen.
Hiermee is het geheel aan medische bevindingen niet te verklaren door de
beschreven handelingen. Als de schade in de hersenen en de stipvormige
bloeduitstortingen in het gelaat veroorzaakt zijn door de beschreven handelingen,
dan moet tevens sprake zijn geweest van een forse krachtsinwerking zoals
beschreven in de voorgaande rapportages.
Op zichzelf kunnen de beschreven handelingen voldoende zijn om het overlijden van
[slachtoffer] te verklaren. Echter, de oogpathologisch als recent geduide netvliesbloedingen
(zonder bloedafbraakproducten, dus maximaal enkele dagen oud ten tijde van het
overlijden) zijn dusdanig uitgebreid, dat de noodzakelijke forse krachtsinwerking
(eveneens) tot ernstig hersenletsel geleid zou moeten hebben. Een normaal
functioneren nadien (in de dagen en de ochtend voorafgaande aan de reanimatie op
16 april 2012, als daarvan sprake is geweest), is niet mogelijk. Het is om die reden
aannemelijk dat na het laatste moment van normaal functioneren sprake zal zijn
geweest van een forse krachtinwerking die tot de uitgebreide netvliesbloedingen
heeft geleid.”
De deskundige van het NFI, W.A. Karst, heeft op 3 oktober 2019 ter zitting als volgt verklaard:
“Netvliesbloedingen kunnen alleen ontstaan als er bloed circuleert. Dat betekent dat de bloedsomloop van [slachtoffer] nog functioneerde ten tijde van de forse krachtsinwerking. Omdat normaal functioneren na het ontstaan van de netvliesbloedingen niet meer mogelijk was, moet de forse krachtsinwerking direct voor het laatste moment van normaal functioneren van [slachtoffer] hebben plaatsgevonden.”
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft verklaard dat zij [slachtoffer] heeft gedood door zijn neusje en mondje dicht te knijpen. Zij heeft ontkend dat sprake is geweest van de ten laste gelegde geweldshandelingen en schudden van [slachtoffer] . Uit het medisch forensisch onderzoek, zoals hiervoor weergegeven, volgt echter dat bij [slachtoffer] – bij leven – (ook) sprake moet zijn geweest van geweldshandelingen, op een zodanige wijze dat een normaal functioneren daarna niet mogelijk is. Wettig en overtuigend is bewezen dat ofwel sprake is geweest van krachtig schudden, ofwel van slaan of stompen (al dan niet met een voorwerp tegen het hoofd, dan wel van het hoofd tegen een voorwerp), ofwel van een combinatie daarvan. De deskundige W.A. Karst heeft ter zitting toegelicht dat niet is vast te stellen wat de volgorde van de verschillende handelingen is geweest. De afwezigheid van een bloeduitstorting in de hersenen van [slachtoffer] kan evenwel mogelijk worden verklaard doordat de hersenen al gezwollen waren door zuurstofgebrek toen de forse krachtsinwerking plaatsvond. De rechtbank begrijpt uit de verklaring van de deskundige ter zitting dat het dus mogelijk is dat verdachte eerst het neusje en mondje van [slachtoffer] heeft dicht geknepen – met zuurstofgebrek en een zwelling van de hersenen tot gevolg – en daarna geweld heeft gepleegd. Dit staat echter niet vast. De rechtbank moet dan ook in het midden laten in welke volgorde de handelingen van verdachte hebben plaatsgevonden. Dát sprake is geweest van een combinatie van handelingen die uiteindelijk tot het overlijden van [slachtoffer] hebben geleid, staat evenwel vast.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft gedood op de hiervoor genoemde wijze.
VRIJSPRAAK VAN HET PRIMAIR TEN LASTE GELEGDE
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan en zal haar hiervan vrijspreken.
In het algemeen geldt dat sprake is van voorbedachte raad als de verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan geen sprake. De rechtbank leidt met de officier van justitie en de verdediging uit de verklaring van verdachte af – en acht die verklaring op dit punt ook aannemelijk – dat de besluitvorming en de uitvoering tot stand zijn gekomen in een korte tijdspanne, terwijl verdachtes handelen door gevoelens van heftige emotie werd beheerst. De rechtbank kent daarbij mede betekenis toe aan de het hierna te bespreken bevindingen van de rapporterende psycholoog en de psychiater waaruit blijkt dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit sprake was van een borderline persoonlijkheidsstoornis en daarnaast van zwakbegaafdheid dan wel een verstandelijke beperking en dat er aanwijzingen zijn dat verdachtes gedragskeuzes daardoor zijn beïnvloed. Aldus stelt de rechtbank vast dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Dit betekent dat niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat zij moet worden vrijgesproken van moord.