ECLI:NL:RBMNE:2019:5012

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
30 oktober 2019
Zaaknummer
7833443
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor fiscale en administratieve werkzaamheden door een net opgericht bedrijf

Op 2 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [eiseres] en [gedaagde]. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht waarbij [eiseres] fiscale en administratieve werkzaamheden heeft verricht voor [gedaagde], die een net opgericht bedrijf heeft. [gedaagde] heeft de laatste twee facturen van [eiseres] niet betaald, omdat zij het niet eens is met de hoogte van deze facturen, die in totaal € 1.318,17 bedragen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht en dat [gedaagde] niet voldoende heeft onderbouwd waarom de gefactureerde uren te hoog zouden zijn. De kantonrechter oordeelt dat het aantal gewerkte uren niet alleen afhankelijk is van de omzet van het bedrijf, maar ook van de complexiteit van de administratie. [gedaagde] heeft erkend dat haar administratie niet goed op orde was, wat de noodzaak voor de werkzaamheden van [eiseres] onderstreept. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 935,65. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7833443 UC EXPL 19-6200 WJ/40222
Vonnis van 2 oktober 2019
inzake
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E. Osinga,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: [gemachtigde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 8 producties,
- de conclusie van antwoord met 11 producties,
- de akte van [eiseres] met 1 productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
Op 12 juni 2017 heeft [gemachtigde 2] , die naast de gemachtigde van [gedaagde] ook haar echtgenoot is, namens [gedaagde] aan [eiseres] de opdracht gegeven om fiscale en administratieve werkzaamheden te verrichten voor haar net opgerichte bedrijf. [eiseres] deed dit ook al enkele jaren voor het bedrijf van [gemachtigde 2] . De eerste facturen zijn betaald, maar [gedaagde] heeft de laatste twee facturen van december 2018 en februari 2019 niet betaald omdat zij het niet eens is met de hoogte daarvan. Het gaat in totaal om een bedrag van
€ 1.318,17. In deze procedure vordert [eiseres] dat [gedaagde] deze facturen betaalt. Daarnaast vordert [eiseres] buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke handelsrente over het verschuldigde bedrag.
2.2.
Het staat vast dat [eiseres] in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden voor haar heeft verricht. Dit betekent dat zij daar in principe voor moet betalen. Het uurtarief van [eiseres] staat niet ter discussie. [gedaagde] heeft daarnaast niet betwist dat de gefactureerde uren ook echt zijn gewerkt. Wel vindt [gedaagde] dat [eiseres] niet zoveel uur had hoeven werken. Volgens haar staan de gefactureerde uren namelijk niet in verhouding tot de gemaakte omzet van haar bedrijf en de werkzaamheden die [eiseres] daarvoor zou moeten doen. Deze uren zijn daarnaast niet te controleren, omdat voor haar niet duidelijk is of [eiseres] actief of passief heeft gewerkt.
2.3. [eiseres]
heeft de facturen steeds voorzien van specificaties. In deze specificaties staat omschreven welke werknemer op welke dag voor [gedaagde] gewerkt heeft. Ook staat vermeld hoelang die persoon op die dag gewerkt heeft en wat hij/zij gedaan heeft. [eiseres] heeft daarnaast uitgelegd dat de administratie van het bedrijf van [gedaagde] slordig was en dat [eiseres] daarom veel moest navragen en uitzoeken. [eiseres] heeft dit onderbouwd met producties. [eiseres] heeft op die manier haar werkzaamheden duidelijk en inzichtelijk onderbouwd.
2.4.
[gedaagde] brengt daar te weinig tegen in. Haar verweer dat [eiseres] te veel uur heeft gewerkt, wordt namelijk niet concreet gemaakt. [gedaagde] wijst er in dit verband alleen op dat ze nog maar een beperkte omzet had. Hiermee heeft ze onvoldoende duidelijk gemaakt waarom zij vindt dat [eiseres] te veel uur heeft gewerkt. Hierbij is van belang dat het aantal uur dat besteed wordt aan de administratie van een bedrijf niet alleen afhangt van de omvang van een bedrijf: ook de administratie van een klein bedrijf kan relatief veel werk met zich brengen. [gedaagde] heeft ter zitting bovendien erkend dat de administratie niet goed op orde was. [eiseres] had [gedaagde] als startende ondernemer wellicht kunnen waarschuwen voor de oplopende kosten, maar dat neemt niet weg dat de werkzaamheden wel zijn verricht. Het is vervolgens aan [gedaagde] om concreter toe te lichten waarom in dit geval de gewerkte uren buitensporig zijn. Omdat zij dit niet heeft gedaan, gaat de kantonrechter ervan uit dat [eiseres] deze uren in rekening mocht brengen.
2.5.
[gedaagde] heeft daarnaast nog gewezen op het geschil tussen [eiseres] en [gemachtigde 2] . Volgens haar probeert [eiseres] om haar echtgenoot een hak te zetten over haar rug. Wat er ook is gebeurd of afgesproken tussen [eiseres] en [gemachtigde 2] , dat ontslaat [gedaagde] niet van haar eigen betalingsverplichtingen. De conclusie is daarom dat [gedaagde] de facturen moet betalen.
2.6.
Zij zal ook de gevorderde en niet betwiste buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente moeten betalen. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde kosten komen overeen met de vastgestelde tarieven en zullen daarom worden toegewezen, inclusief wettelijke handelsrente vanaf de datum van de dagvaarding.
2.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 89,65
- griffierecht € 486,00
- salaris gemachtigde €
360,00(twee punten x tarief € 180,00)
Totaal € 935,65

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting een bedrag van € 1.318,17 te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de vervaldata van de facturen tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een bedrag van € 197,73 aan buitengerechtelijke kosten te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 935,65, waarin begrepen € 360,00 aan salaris gemachtigde,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- of, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, op € 199,-,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wolbrink, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2019.