ECLI:NL:RBMNE:2019:5166

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2019
Publicatiedatum
7 november 2019
Zaaknummer
UTR 19/2420
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW-pensioen na onderzoek naar duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de herziening van het AOW-pensioen van eiser. Eiser, die sinds 2005 duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote, had bij de SVB gemeld dat hij als ongehuwd aangemerkt wilde worden voor zijn AOW. De SVB heeft echter, na een onderzoek, geconcludeerd dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven en heeft het AOW-pensioen van eiser per januari 2019 herzien naar de norm voor gehuwden. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de SVB heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de SVB onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de conclusie dat eiser en zijn echtgenote niet duurzaam gescheiden leven. De rechtbank oordeelt dat de onderzoeksresultaten niet voldoende aanknopingspunten bieden voor de conclusie van de SVB. Eiser heeft sinds 2005 in een eigen huurwoning gewoond en heeft verklaard dat hij en zijn echtgenote niet meer samenleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen significante financiële verstrengeling of onderlinge zorg is die zou wijzen op een samenlevingssituatie zoals die van gehuwden.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit van de SVB vernietigd en het primaire besluit herroepen. Dit betekent dat de herziening van het AOW-pensioen van eiser ongedaan wordt gemaakt. De rechtbank heeft de SVB opgedragen om het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2420

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

Sociale Verzekeringsbank (SVB),

(gemachtigde: mr. S. Pinar).

Inleiding

Eiser is op [1958] gehuwd met [A] (hierna: [A] ). Zij hebben samen twee kinderen gekregen. Op 21 september 2005 is eiser vertrokken uit de echtelijke woning in [woonplaats] . Hij is alleen gaan wonen in een huurwoning in [woonplaats] .
Op 28 november 2005 heeft eiser bij de SVB gemeld dat hij duurzaam gescheiden leeft van [A] . Hierop heeft de SVB eiser in het besluit van 12 december 2005 medegedeeld dat zijn pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) per oktober 2005 wordt herzien naar de norm voor een alleenstaande. De SVB heeft eiser namelijk vanwege zijn melding als ongehuwd aangemerkt voor de AOW.
De SVB is in september 2018, zonder aanleiding of signaal, een onderzoek gestart naar de leefsituatie van eiser en [A] . Hiervoor hebben medewerkers van de SVB huisbezoeken afgelegd bij eiser en [A] en met hen gesproken. Op basis van dit onderzoek heeft de SVB geconcludeerd dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. In het besluit van 17 januari 2019 (het primaire besluit) heeft de SVB om die reden het AOW-pensioen van eiser per januari 2019 herzien naar de norm voor een gehuwde.
Eiser is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
In het besluit van 16 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft de SVB het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Dat betekent dat de SVB de herziening van het AOW-pensioen van eiser in stand houdt. Uit het onderzoek blijkt volgens de SVB dat er tussen eiser en [A] sprake is van financiële verstrengeling en onderlinge zorg. De SVB concludeert dat er geen sprake is van een situatie waarin eiser en [A] beiden een leven leiden alsof er geen huwelijk meer is. De SVB vindt daarom dat eiser en [A] niet als duurzaam gescheiden levend aangemerkt kunnen worden.
Eiser is het hier niet mee eens en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Op 30 september 2019 is het beroep op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Namens de SVB is zijn gemachtigde gekomen.

Overwegingen

Wat voert eiser aan in beroep?
1. Eiser vindt dat hij in zijn situatie voldoet aan de voorwaarden om als duurzaam gescheiden levend te worden aangemerkt. Er is volgens eiser geen sprake van een financiële verstrengeling: eiser en [A] wonen sinds 2005 apart en hebben ieder hun eigen huishouden. Ieder betaalt zijn eigen rekeningen. De verzekeringspolis (verzekering voor ziektekosten en auto) is niet gewijzigd vanwege de korting die daarop gegeven wordt vanuit zijn oude werkgever. De polis staat op naam van eiser, maar eiser en [A] betalen ieder hun eigen premie. Ook vindt eiser het normaal dat hij 50% van zijn pensioen aan [A] uitbetaalt, dat had hij ook moeten doen als hij was gescheiden. Het testament is een jaar na hun huwelijk opgemaakt en nooit gewijzigd. Voor zover [A] hem financieel heeft geholpen, heeft hij het geld terugbetaald. De gezamenlijke aangifte, die wettelijk verplicht is, gebeurt via een administrateur. Van onderlinge zorg is volgens eiser ook geen sprake: zijn dochter is zijn mantelzorger. [A] is eenmalig komen helpen, toen zijn dochter niet kon. Verder hebben hij en [A] nauwelijks contact, ze zien elkaar wel eens op een verjaardag en spreken elkaar als het zakelijk nodig is. Eiser voelt zich alleenstaande. Dat hij nooit daadwerkelijk is gescheiden, komt omdat dat teveel geld en energie kost op zijn leeftijd.
Wat is het standpunt van de SVB?
2. Volgens de SVB blijkt uit het onderzoek dat eiser en [A] niet een leven leiden alsof zij niet gehuwd zijn. Dat komt omdat tussen eiser en [A] sprake is van financiële verstrengeling: er is een gezamenlijke woning, [A] is meeverzekerd via eisers verzekeringspolis, [A] ontvangt de helft van eisers werkgeverspensioen, zij doen gezamenlijk aangifte inkomstenbelasting, [A] springt financieel bij als er een hoge belastingaanslag is en zij hebben gezamenlijk testamenten laten opmaken waarbij de langstlevende als erfgenaam is aangewezen. Ook vindt de SVB van belang dat eiser en [A] af en toe contact hebben, elkaar bezoeken (soms 10 keer per jaar en soms één keer per jaar) en [A] eiser verzorgt bij ziekte. De SVB heeft ter ondersteuning van zijn standpunt op de zitting gewezen op twee uitspraken van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] .
Wat oordeelt de rechtbank?
3. Uitgangspunt is dat als iemand gehuwd is, diegene voor de AOW ook als gehuwd wordt aangemerkt en het pensioen naar die norm wordt uitbetaald. Daarop is een uitzondering mogelijk, namelijk als er sprake is van duurzaam gescheiden leven [2] .
5. In de rechtspraak van de CRvB is bepaald dat sprake is van duurzaam gescheiden leven als - makkelijk gezegd - mensen die gehuwd zijn niet meer als gehuwden samenleven, omdat zij dat allebei niet meer willen of omdat één van hen dat niet meer wil. Zij leiden allebei apart hun eigen leven alsof ze niet met elkaar gehuwd zijn en in ieder geval één van hen ziet dat als een blijvende situatie.
6. De rechtbank moet beoordelen of de SVB op basis van de onderzoeksresultaten heeft mogen concluderen dat eiser en [A] per januari 2019 niet duurzaam gescheiden leven.
7. De rechtbank oordeelt van niet. De rechtbank ziet in de onderzoeksresultaten onvoldoende concrete aanknopingspunten voor de conclusie dat per januari 2019 geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. Met andere woorden: de conclusie die de SVB uit de onderzoeksresultaten heeft getrokken, kan de rechtbank niet volgen.
8. Uit de onderzoeksresultaten blijkt in ieder geval voldoende duidelijk dat vanaf 2005 sprake is van een gewilde verbreking van de huwelijkse samenleving die als blijvend is bedoeld. Eiser is in 2005 vertrokken uit de echtelijke woning naar een eigen huurwoning en zowel eiser als [A] hebben tegenover medewerkers van de SVB verklaard niet meer te willen samenleven.
9. Dat eiser en [A] niet een eigen leven leiden alsof zij niet zijn gehuwd, zoals de SVB stelt, ziet de rechtbank in de onderzoeksresultaten niet. De door de SVB genoemde aspecten acht de rechtbank op zichzelf en in onderlinge samenhang bezien daarvoor onvoldoende.
9.1.
De SVB heeft gewezen op de financiële verstrengeling. Waar die verstrengeling precies uit bestaat, is de rechtbank niet duidelijk geworden. De SVB heeft niet weersproken dat eiser en [A] ieder hun eigen administratie en huishouden voeren. [A] krijgt 50% van het werkgeverspensioen van eiser, wat hij ook aan haar had moeten betalen als ze waren gescheiden. Eiser en [A] hebben een gezamenlijke woning, die hypotheekvrij is. [A] bewoont deze woning en betaalt haar eigen vaste lasten. Eiser betaalt ook zelf zijn huur en vaste lasten. Daaronder valt ook de gezamenlijke verzekering van de ziektekosten en autoverzekering, waarvoor [A] haar deel aan eiser overmaakt. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de financiën van eiser en [A] (dermate) verstrengeld zijn dat zij niet duurzaam gescheiden leven.
9.2.
De SVB heeft verder gewezen op de gezamenlijke belastingaangifte. Eiser en [A] doen dat via een administrateur, bij wie ieder van hen zijn eigen gegevens indient. Daarbij heeft de SVB erkend dat eiser en [A] wettelijk verplicht zijn als gehuwden en fiscale partners om gezamenlijk aangifte te doen. Uitgangspunt bij de toets of eiser duurzaam gescheiden leeft, is dat eiser nog gehuwd is met [A] . Naar het oordeel van de rechtbank kan de SVB de uit dit huwelijk voortvloeiende wettelijke verplichtingen in dit verband dan niet tegenwerpen aan eiser.
9.3.
De SVB heeft ook gewezen op de verklaring van [A] dat zij financieel bijspringt als eiser een hoge belastingaanslag krijgt. Wat dat ‘bijspringen’ precies inhoudt en dat daarmee de financiën zijn verstrengeld, heeft de SVB op de zitting niet duidelijk kunnen maken. Van belang daarbij acht de rechtbank ook dat [A] tijdens de hoorzitting heeft verklaard: ‘
dat ze dat geld wel terug gekregen heeft. Ze is Sinterklaas niet. Het is ook maar 1 keer gebeurd.’ Eiser heeft zelf ook verklaard dat hij alles aan [A] heeft terugbetaald. De rechtbank ziet hierin dan geen aanknopingspunt om financiële verstrengeling aan te nemen.
9.4.
Voorts heeft de SVB financiële verstrengeling aanwezig geacht vanwege het langstlevende testament. Zoals eiser op de zitting heeft verklaard, dateert het testament van één jaar na de huwelijksvoltrekking in 1958. Dit testament is, net als de gezamenlijke woning en verzekering, na de gewilde verbreking in 2005 niet gewijzigd. Dat daarmee sprake is van een dermate financiële verstrengeling die maakt dat zij niet duurzaam gescheiden leven, ziet de rechtbank in de door de SVB genoemde omstandigheden niet.
9.5.
De SVB heeft verder gewezen op de onderlinge zorg en het onderlinge contact. Uit de toelichting op de vragenlijsten, ingevuld tijdens de huisbezoeken, en wat [A] tijdens de hoorzitting heeft verklaard volgt dat zij onderling alleen (telefonisch) contact hebben over zakelijke aangelegenheden (de gezamenlijke verzekering) en elkaar af en toe zien door en bij de kinderen. [A] heeft eiser vier dagen thuis verzorgd. Op welke periode deze verklaringen zien en in hoeverre dit representatief is voor het contact tussen eiser en [A] , is de rechtbank op basis van de onderzoeksresultaten niet duidelijk. De rechtbank ziet hierin onvoldoende onderbouwing dat sprake is van zodanig onderling contact en zorg, dat niet gesproken kan worden van duurzaam gescheiden leven.
9.6.
De SVB heeft verder ten onrechte geen betekenis gehecht aan de wijze waarop eiser en [A] hun leven invullen. Niet weersproken door de SVB is dat eiser en [A] zich naar buiten presenteren als ongehuwd. Tijdens de hoorzitting heeft [A] hierover verklaard: ‘
Het is iedereen bekend, dat ze alleen woont’en ‘
Haar man is al zoveel jaren weg en ze zijn vervreemd van elkaar’. Door zich toe te spitsen op de gestelde financiële verstrengeling en onderlinge zorg, heeft de SVB naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende toereikend onderzocht of eiser en [A] niet een leven leiden alsof zij niet gehuwd zijn.
10. De uitspraken van de CRvB, waar de SVB op heeft gewezen, geven de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Er is namelijk niet gebleken dat de omstandigheden in de gevallen van die uitspraken hetzelfde zijn als de omstandigheden bij eiser. Zo blijkt uit de uitspraak van de CRvB van 19 augustus 2019 dat de daar betrokkenen de sleutel van elkaars woning bezitten en de ene betrokkene voor de andere betrokkene de belastingaangifte verzorgt. Uit de uitspraak van de CRvB van 13 januari 2017 blijkt dat daar sprake was van een situatie waarin betrokkenen twee maal per maand een weekend samen doorbrengen, tot voor kort jaarlijks samen met vakantie gingen en contact onderhouden per telefoon en e-mail. Deze omstandigheden zijn niet gelijk aan de situatie van eiser.
11. Gelet op het voorgaande bieden de onderzoeksresultaten onvoldoende onderbouwing voor de conclusie dat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. Dat betekent dat verweerder op basis hiervan niet heeft kunnen overgaan tot herziening van het AOW-pensioen van eiser. Het bestreden besluit is niet zorgvuldig voorbereid en niet toereikend gemotiveerd. Dat is in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
12. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de rechtbank het primaire besluit herroept. Dat betekent dat de herziening van het AOW-pensioen van eiser geheel ongedaan wordt gemaakt. Op basis van de huidige onderzoeksresultaten kan de SVB de gebreken in de bestreden besluitvorming ten aanzien van de herziening per januari 2019 namelijk niet herstellen. Het is aan de SVB of er opnieuw een onderzoek wordt ingesteld.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 47,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 16 mei 2019;
- herroept het primaire besluit van 17 januari 2019,
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
11 november 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Uitspraken van de CRvB van 13 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:172, en van 19 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2989.
2.Artikel 1, derde lid, aanhef en onder b van de AOW