ECLI:NL:CRVB:2019:2989

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
13 september 2019
Zaaknummer
17/5105 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over duurzaam gescheiden leven en AOW-pensioen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellanten, een echtpaar dat beiden een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangt, stelden dat zij duurzaam gescheiden leven, wat invloed heeft op de hoogte van hun pensioen. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had echter geconcludeerd dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, en had de pensioenen van appellanten herzien. De rechtbank had de beroepen van appellanten tegen deze besluiten ongegrond verklaard.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het feit dat appellanten de sleutel van elkaars woning bezitten en dat zij elkaar als begunstigde in hun testament hebben aangewezen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de Svb op goede gronden heeft vastgesteld dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. De bewijslast ligt bij appellanten, en hun argumenten in hoger beroep bieden geen aanknopingspunten voor vernietiging van de eerdere uitspraak. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.5105 AOW, 17/5106 AOW

Datum uitspraak: 19 augustus 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 juni 2017, 16/9941 en 16/9942 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant) en [appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. A.B.B. Beelaard, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2019. Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door mr. Beelaard en voor appellant ook door dochter [X.]. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten zijn gehuwd en ontvangen allebei een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellante ontving laatstelijk een ouderdomspensioen ter hoogte van een ongehuwde pensioengerechtigde omdat zij bij haar aanvraag had opgegeven duurzaam gescheiden te leven van appellant. Appellant ontving laatstelijk een ouderdomspensioen ter hoogte van een gehuwde pensioengerechtigde vanwege onduidelijkheden over zijn woon- en leefsituatie.
1.2.
De Svb heeft een onderzoek ingesteld naar het recht op ouderdomspensioen van appellanten. In dat kader hebben appellanten op 28 juni 2016 de formulieren “Onderzoek DGL” ingevuld. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in rapportages van 21 juli 2016. Gelet op de bevindingen van het onderzoek heeft de Svb bij besluiten van 10 en 30 augustus 2016, in stand gelaten bij beslissingen op bezwaar van 14 november 2016 (bestreden besluiten), het ouderdomspensioen van appellant gecontinueerd naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde en het ouderdomspensioen van appellante vanaf augustus 2016 herzien naar een ouderdomspensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde. Aan de bestreden besluiten ligt ten grondslag dat uit het onderzoek niet is gebleken dat bij appellanten sprake is van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. De rechtbank heeft onder verwijzing naar de rechtspraak over het begrip duurzaam gescheiden leven, uitspraak van de Raad van 24 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1362, en het arrest van de Hoge Raad van 11 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7267, geoordeeld dat uit de hier aan de orde zijnde feiten en omstandigheden geconcludeerd moet worden dat bij appellanten geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven in de zin van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW. De rechtbank heeft in het bijzonder belang gehecht aan het feit dat appellanten de sleutel van elkaars woning bezitten, dat appellanten bij testament de langstlevende echtgenoot als begunstigde hebben aangewezen, dat appellant de jaarlijkse belastingaangifte van appellante verzorgt en dat appellante via appellant bij dezelfde zorgverzekeraar haar ziektekostenverzekering heeft lopen.
3. In hoger beroep hebben appellanten zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij handhaven hun standpunt dat volgens hen wel sprake is van duurzaam gescheiden leven.
4.1.
De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat de Svb op goede gronden heeft geconcludeerd dat in de situatie van appellanten ten tijde hier van belang geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. De Raad onderschrijft de overwegingen over de gronden van de beroepen waarop dit oordeel berust en verwijst daarnaar. Wat appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd en wat grotendeels een herhaling vormt van wat zij in bezwaar en beroep hebben aangevoerd, biedt geen aanknopingspunten om tot vernietiging van de aangevallen uitspraak te komen. Anders dan appellanten menen ligt de bewijslast bij hen om aannemelijk te maken dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. Dat de Svb bij appellante tot 1 augustus 2016 die situatie wel heeft aangenomen, brengt niet met zich dat de Svb hier aan gebonden is nu uit het onderzoek is gebleken dat appellante ten tijde hier van belang niet duurzaam gescheiden leefde van appellant. Op grond van artikel 17a, eerste lid, aanhef en onder b, van de AOW was de Svb gehouden om het ouderdomspensioen te herzien.
4.2.
Uit wat bij 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2019.
(getekend) H. Benek
(getekend) J. Smolders
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.

NW