Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
[gedaagde sub 5],
[gedaagde sub 6],
7.[gedaagde sub 7] ,
[gedaagde sub 8],
1.De procedure
- het vonnis van 14 februari 2018;
- het proces-verbaal van de zitting van 16 november 2018.
2.De feiten
“verklaring”ondertekend waarin staat dat zij
“vorenstaande uiterste wilsbeschikkingen, opgenomen in bedoeld testament, bij deze eerbiedigen en bekrachtigen en geen beroep zullen doen op hun wettelijk erfdeel”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
De vordering jegens [gedaagde sub 1] (gedaagde sub 1)
f98.327,89 bedroeg.
verdeeld op grond van de wettelijke verdelingvan artikel 4:1167 BW (oud), zoals dat destijds gold.
overeenkomst van verdeling, waarbij voornoemde deelgenoten de verdeling (en de daaruit voortvloeiende onderbedelingsvorderingen van [D (voornaam)] en [E (voornaam)] ) zelf hebben vastgesteld. In dat geval zouden de vorderingen van [D (voornaam)] en [E (voornaam)] bij deze overeenkomst van verdeling zijn vastgesteld, waardoor de vordering tot nakoming van deze verbintenis uit overeenkomst op grond van artikel 3:307 lid 1 zou zijn verjaard vijf jaar na het opeisbaar worden (zes maanden na het overlijden van erflater op [overlijdensdatum 4] 1999), dus per [datum] 2005.
f98.327,89 bedroeg. Door [gedaagde sub 6] (gedaagde sub 6) en [gedaagde sub 7] (gedaagde sub 7) is betwist dat deze vordering in zijn geheel op de nalatenschap van erflaatster verhaald kan worden. Zij stellen dat de vordering slechts voor de helft van voornoemd bedrag ten laste van deze nalatenschap komt (conclusie van antwoord [gedaagde sub 6] , nr. 9 en conclusie van antwoord [gedaagde sub 7] , nrs. 16-18). Naar de rechtbank begrijpt komt hun betoog erop neer, kort gezegd, dat de schuld van erflater aan [D (voornaam)] – door het opheffen van de huwelijkse voorwaarden per 20 april 1999 – vervolgens in de huwelijksgoederengemeenschap van erflater en erflaatster is gevallen. Na het overlijden van erflater op [overlijdensdatum 4] 1999 en de verdeling van de huwelijksgemeenschap van erflater en erflaatster bij helfte, is [E (voornaam)] – vanwege het vooroverlijden van [D (voornaam)] – enig erfgenaam van erflater (aan erflaatster kwam enkel het vruchtgebruik van de nalatenschap van erflater toe), waardoor de vordering slechts voor de helft ten laste komt van de erfgenamen van erflaatster en voor de andere helft ten laste van de erfgenamen van [E (voornaam)] .
onder de last om alle schulden voor haar rekening te nemen, waarbij erflaatster uit hoofde van overbedeling een bedrag schuldig heeft erkend jegens [E (voornaam)] . Tot voornoemde schulden (waarvoor erflaatster dus op zich heeft genomen om die voor haar rekening te nemen) behoort ook de schuld uit hoofde van de ouderlijke boedelverdeling aan ( [eiseres] als enig erfgenaam van) [D (voornaam)] . Aldus behoort deze volledige schuld tot de nalatenschap van erflaatster.
f98.327,89 en:
“De verschenen persoon verklaarde:”. De notariële akte levert aldus enkel het dwingend bewijs dat erflaatster destijds ten overstaan van de notaris heeft verklaard dat de schuld is afgelost (formele bewijskracht). De akte ontbeert echter materiële bewijskracht ten aanzien van de inhoud van die verklaring.
5.De beslissing
27 februari 2019voor uitlating door [eiseres] óf zij bewijs wil leveren en zo ja, of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen, donderdagen en vrijdagen in de maanden februari april 2019 tot en met juli 2019 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,