ECLI:NL:RBMNE:2019:5844
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid beroep bijstandsverlening en ingangsdatum bijstand
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de gemeente Dronten en een eiser zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. De eiser had bijstand aangevraagd, welke door de gemeente was toegekend met ingang van 10 juli 2018. Eiser had echter bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de bijstand, stellende dat deze met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2017 had moeten zijn toegekend. De rechtbank moest beoordelen of het beroep van eiser ontvankelijk was, gezien de omstandigheden rondom de verzending van het bestreden besluit.
De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet kon aantonen dat het bestreden besluit tijdig was verzonden, omdat er geen deugdelijke verzendadministratie aanwezig was. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep van eiser ontvankelijk was. Echter, de rechtbank oordeelde ook dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat er bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van de bijstand rechtvaardigden. De rechtbank volgde de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin wordt gesteld dat er in beginsel geen recht op bijstand bestaat voor de datum voorafgaand aan de aanvraag, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen gelijk kreeg in zijn verzoek om een eerdere ingangsdatum van de bijstand. De uitspraak werd gedaan door rechter C.M. Dijksterhuis, in aanwezigheid van griffier C.W.M. Maase-Raedts, en werd openbaar uitgesproken op 6 december 2019. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.