ECLI:NL:RBMNE:2019:6506
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en proceskostenvergoeding in bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 oktober 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar van de gemeente had de waarde van de woning voor het belastingjaar 2018 vastgesteld op € 246.000,-, maar na bezwaar was deze waarde verlaagd naar € 215.000,-. Eiser, de eigenaar van de woning, was het niet eens met het feit dat er geen proceskostenvergoeding was toegekend voor de telefonische hoorzitting die had plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de WOZ-waarde van € 215.000,- niet in geschil was en dat het beroep enkel betrekking had op de proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft beoordeeld of de telefonische hoorzitting als zodanig kon worden aangemerkt en of er recht op proceskostenvergoeding bestond. Volgens de rechtbank was er geen inhoudelijke bespreking van de zaak tijdens de telefonische hoorzitting, aangezien de heffingsambtenaar had aangegeven dat de WOZ-waarde zou worden verlaagd en dat aan het bezwaar van eiser zou worden tegemoetgekomen. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat er een hoorzitting in de zin van de wet had plaatsgevonden, en heeft zij geoordeeld dat de heffingsambtenaar terecht geen proceskostenvergoeding heeft toegekend.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf partijen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier heeft de partijen op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.