ECLI:NL:RBMNE:2019:6577

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2019
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
16/018445-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling met gebroken jukbeen na een enkele vuistslag

Op 18 januari 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 mei 2017 in een Penitentiaire Inrichting in [plaats] een medegedetineerde, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De verdachte heeft [slachtoffer] met een enkele vuistslag een gebroken jukbeen bezorgd. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld aan de hand van verklaringen van de aangever en getuigen, en heeft geconcludeerd dat de verdachte de dader is. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de aangever en getuigen overtuigend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 5 maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/018445-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 januari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1989] te [geboorteplaats]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Scheveningen

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.A. Zijlstra en van hetgeen verdachte en mr. O.R.R. Hetterscheidt, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 5 mei 2017 in [plaats] [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een gebroken jukbeen, dan wel (subsidiair) die [slachtoffer] heeft mishandeld, terwijl die mishandeling zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer] geen enkele steun vindt in het dossier. Daarnaast ontbreekt de causaliteit tussen het ten laste gelegde en het letsel van aangever, nu pas drie dagen na het incident het letsel is vastgesteld.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel zoals bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Meer subsidiair heeft de raadsman gesteld dat er, indien wordt uitgegaan van zwaar lichamelijk letsel, geen sprake was van (voorwaardelijk) opzet op zware mishandeling. Door het geven van één enkele klap kan redelijkerwijs niet worden aangenomen dat verdachte het besef had dat zwaar lichamelijk letsel het gevolg was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 5 mei 2017 in de Penitentiaire Inrichting in [plaats] werd aangesproken door een medegedetineerde, genaamd [verdachte] . [verdachte] had een tatoeage in zijn hals en op zijn onderarm stond de naam “ [naam] ” getatoeëerd. [2] Later werd hij in de keuken weer door [verdachte] aangesproken. Een medegedetineerde, een Turkse jongen uit cel [nummer] , kwam aanlopen. Hij hoorde dat [verdachte] tegen die jongen zei dat hij uit [plaats] kwam. Ineens voelde hij dat hij een hele harde stomp in zijn gezicht kreeg van [verdachte] . Hij voelde een enorme pijn aan zijn linkeroog en jukbeen. De Turkse jongen kwam er tussen. [3] Op 8 mei 2017 waren er in het ziekenhuis foto’s gemaakt, daaruit bleek dat zijn jukbeen gebroken was. Op 11 mei 2017 werd hij aan zijn jukbeen geopereerd en werden er plaatsjes onder zijn linkeroog/jukbeen aangebracht. [4]
Uit de ontslagbrief van [slachtoffer] van het Universitair Medisch Centrum Utrecht volgt dat [slachtoffer] op 11 mei 2017 is geopereerd aan een gebroken linker jukbeen (zygoma fractuur links) waarbij het jukbeen met metalen implantaten (open repositie en interne fixatie van het zygoma) aan elkaar gezet is. [5]
[getuige] heeft verklaard dat hij op 5 mei 2017 in de keuken in de Penitentiaire Inrichting in [plaats] stond. [6] Hij hoorde een klap en was er tussen gesprongen. Hij, [getuige] , zat in cel [nummer] . Achteraf had hij bij het slachtoffer een blauw oog gezien en niets bij verdachte. [7] De ander (de rechtbank begrijpt: verdachte) had verteld dat hij uit [plaats] kwam. [8]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 5 mei 2017 gedetineerd zat in de Penitentiaire Inrichting in [plaats] . Zijn voornaam is [verdachte] en hij komt uit de buurt van de wijk [plaats] . Verder heeft hij tatoeages in zijn nek en op zijn onderarm staat de naam “ [naam] ” getatoeëerd. [9]
Bewijsoverwegingen
Dader
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de persoon is die [slachtoffer] op 5 mei 2017 heeft geslagen. De rechtbank gaat uit van de verklaringen van de aangever en van [getuige] . Daarbij is van belang dat de door [slachtoffer] en [getuige] genoemde kenmerken van de persoon die heeft geslagen en de kenmerken die van toepassing zijn op verdachte overeenkomen. Dit zijn de (specifieke) tatoeages van verdachte, de voornaam van verdachte, de wijk [plaats] waar verdachte vandaan komt en het verblijf van verdachte in de Penitentiaire Inrichting in [plaats] . Verdachte heeft zich aanvankelijk beroepen op zijn zwijgrecht. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij het niet was, acht de rechtbank gelet op de verklaringen van aangever en [getuige] ongeloofwaardig en niet onderbouwd.
Zwaar lichamelijk letsel.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer] ten gevolge van de klap van verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Als algemene uitgangspunten voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel kunnen in elk geval gelden de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] op 5 mei 2017 ten gevolge van de klap van verdachte een gebroken linker jukbeen heeft opgelopen. Dit letsel was van dien aard dat medisch ingrijpen noodzakelijk is gebleken. [slachtoffer] is geopereerd aan zijn jukbeen, waarbij zijn jukbeen met metalen plaatjes aan elkaar is gezet. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel, gelet op de aard, alsmede op grond van de noodzaak tot medisch ingrijpen, naar algemene ervaringsregels als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
De omstandigheid dat [slachtoffer] pas drie dagen na het incident naar het ziekenhuis is geweest, drie dagen daarna is geopereerd en op die dag uit het ziekenhuis is ontslagen, doet niets af aan de aard en ernst van het letsel noch aan de causaliteit tussen het letsel en de door verdachte gegeven klap. Niet alleen [slachtoffer] heeft verklaard dat het letsel is veroorzaakt door de klap van verdachte, maar ook [getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer] een blauw oog had. Verder is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit zou kunnen volgen dat het letsel een andere oorzaak dan de klap van verdachte heeft gehad.
Opzet
Verdachte heeft [slachtoffer] onverwachts en met grote kracht een harde stomp in zijn gezicht gegeven, die zich daartegen op geen enkele manier kon verdedigen of verzetten. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gezicht en daarmee het hoofd, door de zich daar bevindende vitale functies, een zeer kwetsbaar gebied is. Dat verdachte, een grote sterke persoon, met grote kracht heeft geslagen volgt uit de aangifte van [slachtoffer] en het door hem opgelopen letsel, te weten een gebroken jukbeen.
De rechtbank is van oordeel dat de kans dat [slachtoffer] onder deze omstandigheden door de harde stomp in het gezicht van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer op een bepaald gevolg gericht, in dit geval op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Daarnaast heeft verdachte eerst gezwegen en vervolgens ontkend geslagen te hebben. Deze proceshouding van verdachte heeft tot gevolg dat uit hetgeen hij heeft verklaard geen aanknopingspunt is af te leiden dat het opzet van verdachte niet gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] .
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 5 mei 2017 te [plaats] , aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukbeen, heeft toegebracht door die [slachtoffer] éénmaal in het gezicht te stompen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair
Zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8 OPLEGGING VAN STRAF
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 15 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om – indien het niet komt tot door de verdediging bepleite vrijspraak – bij de bepaling van een eventuele strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en hem een geldboete op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] een harde stomp op zijn gezicht gegeven. [slachtoffer] heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een gebroken jukbeen. [slachtoffer] is daaraan geopereerd en daarbij is een aantal metalen plaatjes in zijn gezicht aangebracht. Verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, kennelijk zonder enige aanleiding, althans zonder dat van enige gerechtvaardigde aanleiding is gebleken, [slachtoffer] heeft mishandeld en dat hij op geen enkel moment de verantwoording voor zijn handelen heeft genomen.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan bij zware mishandeling, waarbij er sprake is van zwaar lichamelijk letsel, uit van een gevangenisstraf van 3 maanden onvoorwaardelijk. Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij meerdere keren is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder geweldsmisdrijven.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 maart 2018 is veroordeeld tot 6 jaren gevangenisstraf en door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2017 is veroordeeld tot 3 jaren gevangenisstraf. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat, mede gelet op het strafblad van verdachte, een gevangenisstraf van 5 maanden passend en geboden is.
Gelet op de hiervoor genoemde LOVS oriëntatiepunten en de straffen zoals deze in vergelijkbare zaken worden opgelegd, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Verzoek horen getuige [getuige]
De verdediging heeft ter terechtzitting een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van getuige [getuige] , om duidelijkheid te verkrijgen over de precieze toedracht van het te laste gelegde. [getuige] heeft bij de politie verklaard dat hij niet heeft gezien wat er gebeurd is en alleen een klap heeft gehoord. De rechtbank ziet gelet op hetgeen [getuige] bij de politie heeft verklaard niet dat getuige thans meer of nader kan verklaren over wat er tussen verdachte en aangever op 5 mei 2017 is gebeurd. De rechtbank ziet daarom geen noodzaak voor het horen van [getuige] als getuige en wijst het verzoek van de raadsman af.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 5 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Reijnierse, voorzitter, mrs. O.P. van Tricht en
C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2019.
Mr. C. van de Lustgraaf is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 mei 2017 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukbeen, heeft toegebracht door die [slachtoffer] één of meerdere malen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/te slaan;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair
hij op of omstreeks 5 mei 2017 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] één of meerdere malen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukbeen ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 december 2017, genummerd PL0900-2017149364, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 24. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 3.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 4.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 6.
5.Een geschrift, inhoudende een voorlopige ontslag brief betreffende [slachtoffer] van met UMC Utrecht, opgesteld door [A] , arts-assistent, pagina 7 en 8.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 14.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 15.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 14.
9.Verklaring verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2019.