4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 5 mei 2017 in de Penitentiaire Inrichting in [plaats] werd aangesproken door een medegedetineerde, genaamd [verdachte] . [verdachte] had een tatoeage in zijn hals en op zijn onderarm stond de naam “ [naam] ” getatoeëerd.Later werd hij in de keuken weer door [verdachte] aangesproken. Een medegedetineerde, een Turkse jongen uit cel [nummer] , kwam aanlopen. Hij hoorde dat [verdachte] tegen die jongen zei dat hij uit [plaats] kwam. Ineens voelde hij dat hij een hele harde stomp in zijn gezicht kreeg van [verdachte] . Hij voelde een enorme pijn aan zijn linkeroog en jukbeen. De Turkse jongen kwam er tussen.Op 8 mei 2017 waren er in het ziekenhuis foto’s gemaakt, daaruit bleek dat zijn jukbeen gebroken was. Op 11 mei 2017 werd hij aan zijn jukbeen geopereerd en werden er plaatsjes onder zijn linkeroog/jukbeen aangebracht.
Uit de ontslagbrief van [slachtoffer] van het Universitair Medisch Centrum Utrecht volgt dat [slachtoffer] op 11 mei 2017 is geopereerd aan een gebroken linker jukbeen (zygoma fractuur links) waarbij het jukbeen met metalen implantaten (open repositie en interne fixatie van het zygoma) aan elkaar gezet is.
[getuige] heeft verklaard dat hij op 5 mei 2017 in de keuken in de Penitentiaire Inrichting in [plaats] stond.Hij hoorde een klap en was er tussen gesprongen. Hij, [getuige] , zat in cel [nummer] . Achteraf had hij bij het slachtoffer een blauw oog gezien en niets bij verdachte.De ander (de rechtbank begrijpt: verdachte) had verteld dat hij uit [plaats] kwam.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 5 mei 2017 gedetineerd zat in de Penitentiaire Inrichting in [plaats] . Zijn voornaam is [verdachte] en hij komt uit de buurt van de wijk [plaats] . Verder heeft hij tatoeages in zijn nek en op zijn onderarm staat de naam “ [naam] ” getatoeëerd.
Bewijsoverwegingen
Dader
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de persoon is die [slachtoffer] op 5 mei 2017 heeft geslagen. De rechtbank gaat uit van de verklaringen van de aangever en van [getuige] . Daarbij is van belang dat de door [slachtoffer] en [getuige] genoemde kenmerken van de persoon die heeft geslagen en de kenmerken die van toepassing zijn op verdachte overeenkomen. Dit zijn de (specifieke) tatoeages van verdachte, de voornaam van verdachte, de wijk [plaats] waar verdachte vandaan komt en het verblijf van verdachte in de Penitentiaire Inrichting in [plaats] . Verdachte heeft zich aanvankelijk beroepen op zijn zwijgrecht. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij het niet was, acht de rechtbank gelet op de verklaringen van aangever en [getuige] ongeloofwaardig en niet onderbouwd.
Zwaar lichamelijk letsel.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer] ten gevolge van de klap van verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Als algemene uitgangspunten voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel kunnen in elk geval gelden de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] op 5 mei 2017 ten gevolge van de klap van verdachte een gebroken linker jukbeen heeft opgelopen. Dit letsel was van dien aard dat medisch ingrijpen noodzakelijk is gebleken. [slachtoffer] is geopereerd aan zijn jukbeen, waarbij zijn jukbeen met metalen plaatjes aan elkaar is gezet. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel, gelet op de aard, alsmede op grond van de noodzaak tot medisch ingrijpen, naar algemene ervaringsregels als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
De omstandigheid dat [slachtoffer] pas drie dagen na het incident naar het ziekenhuis is geweest, drie dagen daarna is geopereerd en op die dag uit het ziekenhuis is ontslagen, doet niets af aan de aard en ernst van het letsel noch aan de causaliteit tussen het letsel en de door verdachte gegeven klap. Niet alleen [slachtoffer] heeft verklaard dat het letsel is veroorzaakt door de klap van verdachte, maar ook [getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer] een blauw oog had. Verder is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit zou kunnen volgen dat het letsel een andere oorzaak dan de klap van verdachte heeft gehad.
Opzet
Verdachte heeft [slachtoffer] onverwachts en met grote kracht een harde stomp in zijn gezicht gegeven, die zich daartegen op geen enkele manier kon verdedigen of verzetten. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gezicht en daarmee het hoofd, door de zich daar bevindende vitale functies, een zeer kwetsbaar gebied is. Dat verdachte, een grote sterke persoon, met grote kracht heeft geslagen volgt uit de aangifte van [slachtoffer] en het door hem opgelopen letsel, te weten een gebroken jukbeen.
De rechtbank is van oordeel dat de kans dat [slachtoffer] onder deze omstandigheden door de harde stomp in het gezicht van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer op een bepaald gevolg gericht, in dit geval op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Daarnaast heeft verdachte eerst gezwegen en vervolgens ontkend geslagen te hebben. Deze proceshouding van verdachte heeft tot gevolg dat uit hetgeen hij heeft verklaard geen aanknopingspunt is af te leiden dat het opzet van verdachte niet gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] .
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.