Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het proces-verbaal van de verificatievergadering van 2 maart 2020, tevens raadpleging en stemming over het aangeboden akkoord,
- producties 1 tot en met 18 van de zijde van [schuldeisers c.s.] ,
- het schriftelijke verslag van de rechter-commissaris,
- de brief van [schuldenaar] van 16 maart 2020,
- de brief van [schuldeisers c.s.] van 17 maart 2020,
- een e-mail van de heer [A] , namens [schuldenaar] van 24 maart 2020,
- de akte van [schuldeisers c.s.] van 25 maart 2020.
2.De beoordeling
de concurrente schuldeisers ontvangen minimaal een uitkering van 1,03% van de alsdan nog openstaande vordering, exclusief rente en (buitengerechtelijke) kosten, onder verlening van volledige kwijting van het onvoldaan gebleven gedeelte van de vordering. Betaling zal geschieden uit het beschikbare actief en eventueel een door een derde onder voorwaarde van homologatie van het aangeboden akkoord ter beschikking gesteld bedrag. De preferente crediteuren zullen tegen finale kwijting het dubbele percentage ad minimaal 2,06% van de alsdan nog openstaande vordering ontvangen van hetgeen aan de concurrente crediteuren wordt aangeboden, zulks onder de voorwaarde van homologatie van het akkoord.
(€ 828.383,27) en vier schuldeisers hebben tegen het akkoord gestemd (€ 625.246,20). De rechter-commissaris heeft geconstateerd dat het akkoord is aangenomen.
Indien en voor zover de instemming van Setz q.q. vereist is om een surséance-akkoord te kunnen bereiken met betrekking tot [schuldenaar] , zal Setz q.q. zijn instemming verlenen aan het surséance-akkoord.
Wel ben ik voornemens om voor het akkoord te stemmen. Dit in het kader van een mogelijke minnelijke regeling met [schuldenaar] en [A] privé. Ik krijg hier de kans geboden om van alle sores af te zijn. Ik kan dat ook in het belang van de boedel niet laten liggen.