ECLI:NL:RBMNE:2020:1593

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
UTR 19/4636
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser na beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een tekenaar/constructeur, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had zich op 23 april 2018 ziek gemeld vanwege vermoeidheidsklachten en ontving vanaf 16 juli 2018 een Ziektewet (ZW) uitkering. Na een eerstejaars ziektewetbeoordeling op 22 april 2019, concludeerde de verzekeringsarts dat eiser zijn eigen werk niet kon uitvoeren, maar dat er wel drie andere functies waren die hij kon vervullen. De ZW-uitkering werd per 23 mei 2019 beëindigd, wat eiser aanvecht.

Eiser stelde dat hij niet in staat was om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen en voerde aan dat de medische beoordeling onzorgvuldig was, omdat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn vermoeidheidsklachten. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige aan de vereisten voldeden en dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank volgde de conclusies van de verzekeringsarts en oordeelde dat de ZW-uitkering terecht was beëindigd. Eiser had niet aangetoond dat de medische beoordeling onjuist was of dat er aanvullende informatie opgevraagd had moeten worden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4636

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] ( [.] ), eiser

(gemachtigde: mr. M.C. de Jong)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.H.J. van Kuilenburg).

Inleiding

1.1
Eiser werkte als tekenaar/constructeur bij [bedrijfsnaam 1] B.V. voor gemiddeld 39,77 uren per week. Op 23 april 2018 meldde eiser zich ziek vanwege vermoeidheidsklachten. Omdat eisers dienstverband per 16 juli 2018 eindigde, heeft verweerder eiser per die datum een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Sinds september 2018 werkt eiser op basis van een proefplaatsing als technisch tekenaar bij [bedrijfsnaam 2] . Hij heeft zijn werkzaamheden daar opgebouwd tot variërend van 24 tot 28 uren per week.
1.2
Per 22 april 2019 heeft een eerstejaars ziektewetbeoordeling plaatsgevonden. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft eiser onderzocht en arbeidsbeperkingen voor hem vastgesteld per 22 april 2019. Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft vervolgens vastgesteld dat eiser zijn eigen werk als tekenaar niet kan doen. Wel heeft de arbeidsdeskundige drie functies geselecteerd die volgens hem, ondanks eisers beperkingen, geschikt zijn voor eiser. Hij heeft berekend dat eiser in de middelste functie meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Vervolgens heeft verweerder met het besluit van 15 april 2019 (het primaire besluit) de ZW uitkering van eiser, met inachtneming van een uitlooptermijn van een maand en één dag, per 23 mei 2019 beëindigd.
1.3
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat hij vindt dat hij niet in staat is om meer dan 65% te verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. In bezwaar heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv, [A] , opnieuw onderzoek gedaan. [A] komt tot de conclusie dat er voor eiser per 23 mei 2019 meer beperkingen moeten worden aangenomen. De beperkingen van eiser heeft [A] vervolgens opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 15 augustus 2019. Vanwege de extra beperkingen die in deze FML zijn opgenomen heeft arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv, mr. [B] , geconcludeerd dat de drie functies die de eerste arbeidsdeskundige heeft gebruikt voor eisers verdienvermogen, niet langer geschikt zijn voor eiser. Deze functies heeft [B] dan ook laten vallen en in plaats daarvan heeft [B] drie nieuwe functies geselecteerd. Op basis van deze functies heeft [B] berekend dat eiser in de middelste functie nog steeds meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Gelet op de conclusies van [B] heeft verweerder het bezwaar van eiser in het besluit van 19 september 2019 (het bestreden besluit) gegrond verklaard en de ZW-uitkering van eiser, met inachtneming van een nieuwe uitlooptermijn van een maand en één dag, per 20 oktober 2019 beëindigd.
1.4
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op de zitting van 4 maart 2020. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

2. Volgens verweerder kan eiser meer dan 65% verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd, zodat eisers ZW-uitkering terecht is beëindigd. Eiser is het hier niet mee eens en vindt zichzelf meer arbeidsongeschikt, zodat hij wel recht heeft op een uitkering. Aan de hand van de beroepsgronden van eiser moet de rechtbank beoordelen of de conclusie van verweerder juist is.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordeling van het geschil
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
 zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 bevatten geen tegenstrijdigheden;
 zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Voldoet het medisch onderzoek aan de voorwaarden?
4. Eiser voert aan het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft namelijk nagelaten om meer informatie op te vragen bij de behandelend artsen van eiser, ondanks dat eiser hier uitdrukkelijk om heeft verzocht en uit de beschikbare stukken contra-indicaties blijken. Eiser heeft in dit kader verwezen naar een brief van Apneucentrum Nederland van 7 augustus 2019, een brief van Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) van 14 oktober 2019 en een brief van de POH-GGZ van 22 juli 2019. Ook heeft eiser een brief van de werkgever van zijn proefplaatsing ( [bedrijfsnaam 2] ) van 26 november 2019 en een Eindrapportage Naar Werk van 18 oktober 2019 overgelegd. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in deze stukken aanleiding had moeten zien om nadere stukken bij de behandelend sector op te vragen.
5. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen reden voor het oordeel dat de medische beoordeling niet aan de voorwaarden zou doen. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [A] heeft het dossier bestudeerd, heeft eiser persoonlijk gezien tijdens de hoorzitting en het aansluitende medische onderzoek van 15 augustus 2019 en heeft de aanvullend verkregen medische informatie betrokken bij haar heroverweging. Ook is het rapport van [A] voldoende begrijpelijk en bevat het geen tegenstrijdigheden. Dat [A] de brief van SEIN niet heeft betrokken bij haar beoordeling in bezwaar komt doordat deze brief dateert van na het onderzoek in bezwaar. In haar aanvullende rapport van 20 december 2019 heeft [A] wel inhoudelijk gereageerd op de brief van SEIN. Zij heeft in die informatie echter geen aanleiding gezien om haar standpunt over de belastbaarheid van eiser te wijzigen, omdat de brief geen nieuwe inzichten over eisers medische toestand geeft. Ten aanzien van de brief van [bedrijfsnaam 2] en de Eindrapportage Naar Werk heeft verweerder op de zitting toegelicht dat deze stukken ook van na de beoordeling in bezwaar zijn. Bovendien zijn dit geen medische stukken dus was er geen reden om deze stukken al tijdens de bezwaarfase op te moeten vragen of te betrekken bij de medische beoordeling. De rechtbank kan deze toelichting door verweerder volgen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het aan een verzekeringsarts bezwaar en beroep zelf is om af te wegen of aanvullende stukken van meerwaarde zouden kunnen zijn voor de medische beoordeling. Gelet op de uitgebreide beschikbare informatie heeft [A] daar geen aanleiding voor gezien. Dat er mogelijk nog andere informatie opgevraagd had kunnen worden, maakt nog niet dat het onderzoek om die reden onzorgvuldig is. Ook heeft eiser niet concreet gemaakt welke informatie er door [A] nog opgevraagd had kunnen worden, of welke beperkingen [A] heeft gemist door dit niet te doen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de medische beoordeling juist?
6. Eiser voert aan de medische beoordeling onjuist is, omdat er voor hem een urenbeperking had moeten worden aangenomen. Eiser acht zichzelf energetisch beperkt, doordat hij last heeft van (aanhoudende) vermoeidheidsklachten. Ter onderbouwing van zijn betoog wijst eiser op de door hem overgelegde stukken. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat uit de brief van SEIN in ieder geval blijkt dat zijn vermoeidheidsklachten medisch zijn vastgesteld.
7.1
De rechtbank ziet niet dat er onvoldoende beperkingen zijn aangenomen voor eisers vermoeidheidsklachten, waardoor er ook nog een urenbeperking zou moeten worden aangenomen. In de FML is eiser onder meer beperkt geacht voor fysiek zwaar werk en voor ’s nachts werken. Volgens [A] wordt er door deze beperkingen voldoende rekening gehouden met de belastbaarheid van eiser als gevolg van zijn slaapproblemen. Er is volgens [A] geen medische grond om een verdergaande urenbeperking voor eiser aan te nemen. Het Obstructief slaapapneu syndroom (OSAS) waar eiser aan lijdt, kan volgens [A] wel aanleiding zijn tot een niet optimale slaap, maar niet in die mate dat daarvoor een urenbeperking noodzakelijk is. De vermoeidheidsklachten die eiser momenteel ervaart, komen met name voort uit het feit dat eiser bij [bedrijfsnaam 2] werk doet dat belastend is voor hem. [A] acht eiser dan ook niet geschikt voor dit werk. Volgens [A] wordt er met de vastgestelde beperkingen voldoende rekening gehouden met de belastbaarheid van eiser als gevolg van zijn vermoeidheidsklachten. Uit het aanvullende rapport van 20 december 2019 blijkt dat de door eiser overgelegde medische informatie van SEIN ten aanzien van zijn vermoeidheidsklachten niet tot nieuwe medische inzichten heeft geleid. Met de vermoeidheidsklachten van eiser wordt dan ook voldoende rekening gehouden middels de beperkingen die voor hem zijn aangenomen in de FML van 15 augustus 2019.
7.2
De rechtbank kan de conclusies en redeneringen van [A] volgen. De medische stukken die eiser in beroep heeft overgelegd, maken dat niet anders. De rechtbank leest in de informatie van SEIN niet dat de vermoeidheidsklachten van eiser medisch zijn geobjectiveerd, zoals eiser op basis hiervan stelt. Onder het kopje “bespreking” in de informatie van SEIN zijn twee mogelijke oorzaken genoemd. [A] is hierop gemotiveerd ingegaan in het aanvullende rapport van 20 december 2019 en heeft ook toegelicht dat een mogelijke oorzaak van de vermoeidheidsklachten is dat eiser momenteel werk doet dat niet passend voor hem is, waardoor het voorstelbaar is dat hij in het niet-passende werk geen acht uur per dag belastbaar is. Dit sluit aan bij dat eiser door zowel de eerste arbeidsdeskundige als door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet geschikt is geacht voor dit (eigen) werk. De rechtbank kan dit volgen. Hierbij betrekt de rechtbank dat uit de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid volgt dat er pas aanleiding is om een urenbeperking aan te nemen als met andere beperkingen uit de FML onvoldoende aan de belastbaarheid van eiser tegemoet kan worden gekomen. Dat eiser vindt dat hij verdergaand beperkt is dan [A] heeft aangenomen of dat eiser klachten anders ervaart, maakt nog niet dat de medische beoordeling niet juist is. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zoals de uitspraak van 25 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3233, is het juist de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om klachten en aandoeningen te vertalen naar arbeidsbeperkingen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
8. Eiser voert tot slot aan dat zijn belastbaarheid in de geduide functies wordt overschreden. Zo wordt eisers belastbaarheid met betrekking tot ‘niet afleiden door anderen’ overschreden in de functie ‘Productiemedewerker Industrie’ (SBC-code: 111180). Hetzelfde geldt voor de functie ‘Assemblage medewerker’ (SBC-code: 267041). Ook wordt de belastbaarheid van eiser ten aanzien van harde achtergrond geluiden in die laatste functie overschreden.
9. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat de beperkingen van eiser zoals die door [A] zijn opgenomen in de FML van 15 augustus 2019, juist zijn. Zolang de functies die voor eiser zijn geduid hiermee in overeenstemming zijn, ziet de rechtbank dan ook geen reden om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, [B] , heeft in haar rapport van 13 september 2019 gemotiveerd waarom de werkzaamheden die horen bij de voor eiser geduide functies, de belastbaarheid van eiser in de FML niet overschrijden. Ten aanzien van de belastbaarheid op het gebied van afleiding door anderen tijdens het werk heeft verweerder op de zitting toegelicht dat er in de geduide functies geen kenmerkende belastbaarheid is op dit punt. Op dit punt van de FML kan de belastbaarheid van eiser dan ook niet worden overschreden. Ten aanzien van de harde achtergrond geluiden heeft verweerder toegelicht dat de belastbaarheid van eiser ook niet wordt overschreden. Los van de vraag of er in de geduide functies sprake is van harde achtergrond geluiden, is eiser namelijk niet beperkt geacht op dit gebied. Zijn belastbaarheid op dit punt kan daardoor ook niet worden overschreden. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de ZW-uitkering van eiser naar het oordeel van de rechtbank terecht beëindigd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 10 april 2020 gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. P.J. Naus, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.