ECLI:NL:RBMNE:2020:1593
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser na beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een tekenaar/constructeur, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had zich op 23 april 2018 ziek gemeld vanwege vermoeidheidsklachten en ontving vanaf 16 juli 2018 een Ziektewet (ZW) uitkering. Na een eerstejaars ziektewetbeoordeling op 22 april 2019, concludeerde de verzekeringsarts dat eiser zijn eigen werk niet kon uitvoeren, maar dat er wel drie andere functies waren die hij kon vervullen. De ZW-uitkering werd per 23 mei 2019 beëindigd, wat eiser aanvecht.
Eiser stelde dat hij niet in staat was om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen en voerde aan dat de medische beoordeling onzorgvuldig was, omdat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn vermoeidheidsklachten. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige aan de vereisten voldeden en dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank volgde de conclusies van de verzekeringsarts en oordeelde dat de ZW-uitkering terecht was beëindigd. Eiser had niet aangetoond dat de medische beoordeling onjuist was of dat er aanvullende informatie opgevraagd had moeten worden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.