4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Voor de rechtbank staat vast – en dat staat wat de verdediging betreft ook niet ter discussie – dat verdachte op 10 januari 2020 te Baarn een voertuig heeft bestuurd. Omdat verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs wilde hij niet worden gezien door de verbalisanten in de politieauto. Door zijn rijgedrag viel verdachte echter juist op. De verbalisanten zagen vervolgens dat verdachte hard wegreed en een stopteken en signalen negeerde. Wat volgt is een achtervolging door Baarn, waarbij verdachte met de door hem bestuurde auto tegen de politieauto aan is gereden.
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij door zo te handelen heeft geprobeerd om de verbalisanten die zich in de politieauto bevonden zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De vraag die de rechtbank daarvoor allereerst moet beantwoorden is of door het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans is ontstaan dat de verbalisanten die zich in de politieauto bevonden zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Vrijspraak primair ten laste gelegde
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de kans op zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verbalisanten verdachte een stopteken hebben gegeven. Verdachte heeft dit stopteken genegeerd, waarna een achtervolging is ontstaan. Op enig moment konden de verbalisanten het voertuig van verdachte passeren, waarbij zij de intentie hadden om dat voertuig klem te rijden. Toen heeft verdachte een stuurbeweging naar links gemaakt, in de richting van de politieauto, waarbij het voertuig waarin verdachte reed tegen de politieauto is aan gereden. Verbalisant [verbalisant 1] , de bestuurder van de politieauto, verklaart dat hij op dat moment ongeveer 50 kilometer per uur reed. Het is niet bekend hoe hard verdachte op dat moment reed.
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting en mede door het ontbreken van verdere informatie, zoals een Verkeersongevallenanalyse, niet door wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken. Immers is ten aanzien van de ten laste gelegde gedraging niet komen vast te staan met welke snelheid verdachte heeft gereden, waar op de Geerenweg de gedraging precies heeft plaatsgevonden en wat de omstandigheden ter plaatse waren, zodat niet kan worden vastgesteld dat en in welke mate een ongeval met zwaar lichamelijk letsel voor verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] waarschijnlijk was.
Bewijsmiddelen subsidiair ten laste gelegde
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 10 januari 2020 reed ik, samen met collega [verbalisant 2] in een opvallend politievoertuig in de gemeente Baarn.Op de Geerenweg probeerde ik het voertuig klem te rijden tussen de stoep en mijn voertuig. Dit om de gevaarzetting ogenblikkelijk te doen stoppen. Op het moment dat ik het voertuig probeerde te passeren zag ik dat het voertuig plotseling linksaf mijn richting op kwam. Ik schrok hiervan. Ik voelde en hoorde een klap en zag dat de Polo tegen ons voertuig aan botste ter hoogte van de spiegel en het rechter voorwiel. Ik voelde een beweging in mijn voertuig en uit reactie stuurde ik hierdoor weg van het voertuig. Ik voelde ook een schok in het stuur. Ik schrok hier behoorlijk van. Tijdens het contact met de Polo reden wij ongeveer 50 kilometer per uur.
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 10 januari 2020 reed ik samen met collega [verbalisant 1] in een opvallend politievoertuig in de gemeente Baarn. Op de Geerenweg kon mijn collega het voertuig naast de bestuurder krijgen. Ik zag toen dat de bestuurder van het voertuig met het kenteken [kenteken] , in mijn beleving een bewuste stuurbeweging op ons voertuig inzette. Ik zag dat mijn collega deze nog probeerde te ontwijken met een stuurbeweging. Ik hoorde een klap en voelde dat het voertuig met het kenteken [kenteken] ons raakte.Ik zag dat het voertuig met het kenteken [kenteken] met zijn linkerzijde, tegen onze rechterzijde aanreed. Ik schrok heel erg van deze, kennelijke bewuste actie van de bestuurder.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Ik ging een pakje sigaretten halen met de auto. Ik kwam een politieauto tegen. Ik keerde om en zij kwamen achter mij aan gereden. Ik kreeg een stopteken. Dat heb ik genegeerd. Ik ben doorgereden. Ik reed zonder rijbewijs en wilde niet aangehouden worden. Zij reden naast mij. Ik wilde voorkomen dat zij mij inhaalden en een geparkeerde auto ontwijken. Ik ben uitgeweken naar links. Het blijkt dat ik daarbij de politieauto heb geraakt.
Bewijsoverweging
Naar het oordeel van de rechtbank vond de stuurbeweging van verdachte zoals bewezen verklaard, onder zodanige omstandigheden plaats dat zij in het algemeen geschikt is om bij de inzittenden van de politieauto de vrees teweeg te brengen dat verdachte aldus een verkeersongeluk zou veroorzaken met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Het feit dat naar het oordeel van de rechtbank niet is komen vast te staan dat de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk was, staat er niet aan in de weg dat bij [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in de gegeven omstandigheden wel de redelijke vrees daarvoor kon ontstaan. Verdachte heeft verklaard dat hij door naar links te sturen niet alleen een geparkeerde auto wilde ontwijken, maar bovendien wilde voorkomen dat hij door de politieauto, die hem al enige tijd achtervolgde, zou worden ingehaald. Verdachte heeft verklaard dat hij aan de politie wilde ontkomen. Hoewel verdachte heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling was om de verbalisanten in gevaar te brengen, is de rechtbank van oordeel dat hij ten minste het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de bedreiging van beide verbalisanten. Gezien het verloop van de achtervolging kan het namelijk niet anders dan dat verdachte zich ervan bewust is geweest dat de politieauto zijn auto klem wilde rijden. Dat betekent dat verdachte bij het naar links sturen, wetende dat links naast hem de politieauto rijdt, moet hebben beseft en hebben aanvaard dat bij de inzittenden van die auto door de bewuste stuurbeweging en het daadwerkelijk tegen de auto aan rijden, de redelijke vrees zou ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
De rechtbank vindt daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 10 januari 2020 te Baarn schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van twee verbalisanten.