4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 6 juni 2019 heeft de heer [slachtoffer 1] aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
"
Op woensdag 05 juni 2019, omstreeks 23.00 uur, was ik thuis en ben ik naar bed gegaan. Mijn vrouw was al eerder naar bed gegaan. Wij wonen op het adres [adres] in [woonplaats] . Het betreft een vrijstaand huis met twee woonlagen. (…) Dezelfde nacht, zo rond 02.15 uur, werd ik wakker van een schim en omdat ik werd aangeraakt. (…)Ik schrok en nog voordat ik iets kon doen of zeggen kreeg ik mijn eigen kussen in mijn gezicht geduwd. De persoon hield met een hand mijn pols vast en met de ander sloeg hij mij verschillende keren in mijn gezicht. Met zijn knie drukte hij op mijn middenrif wat het meeste pijn deed. Tegelijkertijd hoorde ik mijn vrouw schreeuwen. (…) Ik zag dat de persoon een bivakmuts droeg en handschoenen aan had. (…) Ik liep mijn kantoor in en zag dat het raam geopend was. De plek waar de personen waarschijnlijk naar binnen zijn gekomen. Ik zag namelijk duidelijke schoensporen. (…) Voor zover ik nu kan zien en beoordelen, is er niets weggenomen."
Mevrouw [slachtoffer 2] , de vrouw van aangever [slachtoffer 1] , heeft op 6 juni 2019 een getuigenverklaring afgelegd. Zij heeft onder meer het volgende verklaard:
"
Op woensdag 5 juni 2019, omstreeks 21.45 uur, ben ik naar boven gegaan. (…) Ik werd wakker. Ik zag iemand boven mij hangen. (…) Ik zag dat de man in het zwart gekleed was en ik zag dat hij een bivakmuts op had. (…) Ik zag dat de man handschoenen aan had. (…) Ik zag en ik voelde dat de man het kussen onder mijn hoofd vandaan trok. Ik zag dat de man het kussen voor mijn gezicht hield. Ik voelde de handschoenen tegen mijn gezicht."
Verbalisant [verbalisant 1] heeft forensisch onderzoek verricht in de woning van aangever en naar aanleiding hiervan onder meer geconstateerd:
"
Ik zag dat het opengebroken raam zich bevond in de voorgevel van het bijgebouw. Het betrof een houten schuifraam dat met metalen stiften kon worden afgesloten. (…) Ik zag dat de metalen stiften waren verbogen. (…) De aangever verklaarde dat er op de overloop een aantal kastdeuren waren geopend maar dat er niets weg leek te zijn genomen."
Op 8 juni 2019 heeft verbalisant [verbalisant 2] gesproken met mevrouw [getuige] , woonachtig op [adres] , omdat zij één dag eerder (dus op 7 juni 2019) in de omgeving van haar woning een paar handschoenen en een bivakmuts had aangetroffen. Mevrouw [getuige] heeft hierover onder meer het volgende verklaard:
"
V: Wat kunt u vertellen over het aantreffen van de handschoenen en bivak muts?
A: Ik heb deze gisterenochtend aangetroffen. Dat was rond 09:00 uur in de ochtend. Ik trof deze spullen aan op de [straat] als je van Maarssen naar Tienhoven rijdt. Ik heb deze spullen vervolgens in een plastic zakje gedaan en deze aan mijn buurman, de heer [slachtoffer 1] gegeven.
(…)
V: Waar lagen deze goederen precies?
A: Ze lagen bij elkaar in de berm aan de waterzijde.
(…)
V:Wat heeft u gedaan toen u deze spullen aantrof?
A: Ik ben naar huis gegaan om een plastic zak te halen waar ik deze spullen in kon doen. (…) Ik heb toen een plastic zakje om mijn hand gedaan, de bivakmuts en handschoenen heb ik vervolgens met dat plastic zakje opgepakt en in een plastic zak gedaan."
Op 8 juni 2019 wordt [getuige] nader gehoord over het aantreffen van de handschoenen en bivakmuts. Van dit proces-verbaal maakt deel uit een overzicht dat is ontleend aan Google Maps. Uit dit overzicht blijkt dat de afstand tussen de woning van de getuige aan het adres [adres] te [woonplaats] (in de nabijheid derhalve van de woning van aangever) en de plaats waar de handschoenen en bivakmuts zijn aangetroffen 400 meter bedraagt. De afstand tussen de plaats waar deze zaken zijn aangetroffen en de woning van aangever wordt door de politie omschreven als 300 meter.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben op 16 januari 2020 met aangever [slachtoffer 1] gesproken over het aantreffen en veiligstellen van de handschoenen en bivakmuts. In het proces-verbaal van bevindingen is onder meer opgenomen:
"
Hij vertelde ons dat zijn buurvrouw bij hem aan de deur kwam en vertelde dat ze een bivakmuts en handschoenen had gevonden in de berm, vlakbij zijn woning. Hij is met haar meegelopen en zij had al plastic zakjes van huis gehaald. (…) [slachtoffer 1] heeft de plastic zak toen dichtgemaakt en heeft de plastic zak mee naar huis genomen. (…) Toen de politie kwam, hebben ze de bivakmuts en handschoenen in andere zakken gedaan en meegenomen. [slachtoffer 1] verklaarde ons dat er niemand in de tussentijd bij de plastic zak was geweest."
Voor de twee handschoenen en de muts is een aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige gedaan. Het proces-verbaal aanvraag vermeldt:
“Op 7 juni 2019 vond de buurvrouw, wonend op [adres] , in de buurt van de woning [adres] een bivakmuts en handschoenen. Deze goederen werden door haar met een plastic zakje opgeraapt en ingepakt, zonder zelf aan te raken, wel werden alle goederen in één zakje gedeponeerd.
Door collega's van de basis politiezorg werden de goederen weer gescheiden en veiliggesteld in zogenaamde DNA kits, via waar deze werden aangeboden bij de
forensische opsporing. (…)
Sporendragers
(…)
SIN : AABY4342NL
Object : Handschoen
Aantal/eenheid : 2 stuks
(…)
SIN : AAIE8720NL
Object : Hoofddeksel (Muts)”
De politie heeft de veiliggestelde bivakmuts en handschoenen naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gestuurd voor sporenonderzoek. In een rapport van 23 augustus 2019 schrijft het NFI onder meer:
"
Politie Eenheid Midden-Nederland heeft verzocht handschoenen AABY4342NL en bivakmuts AAIE8720NL te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van wie het DNA op dit onderzoeksmateriaal afkomstig kan zijn.
(…)
De binnenzijde van de bivakmuts is ter hoogte van de mondregio bemonsterd met als doel het verzamelen van DNA van de drager(s) van de bivakmuts. (…) Deze bemonstering is als AAIE8720NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
(…)
Tabel 2 Resultaten, interpretatie en conclusie DNA-onderzoek
SIN (omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
(…)
AAIE8720NL#01
(bivakmuts)
DNA-mengprofiel
Afgeleid DNA-hoofdprofiel
DNA-nevenkenmerken
[verdachte] (zie ‘DNA-databank’)
Niet geschikt voor een vergelijkend DNA-onderzoek
Kleiner dan 1 op 1 miljard
(…)
Het afgeleide DNA-hoofdprofiel AAIE8720NL#01 is op 16 augustus 2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Sindsdien wordt het vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [verdachte] RABJ6966NL ."
In een nader rapport van 26 november 2019 schrijft het NFI voorts:
"
Politie Eenheid Midden-Nederland heeft verzocht de buitenzijden van handschoenen AABY4342NL en bivakmuts AAIE8720NL te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Tevens is verzocht het referentiemateriaal van slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te onderwerpen aan een DNA-onderzoek en de verkregen DNA-profielen te betrekken bij het vergelijkend DNA-onderzoek. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen of er DNA op de handschoenen en bivakmuts aanwezig is dat afkomstig kan zijn van slachtoffers [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] .
(…)
Tabel 2 Resultaten, interpretatie en conclusie DNA-onderzoek
SIN (omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AABY4342NL#03
(rugzijde linkerhandschoen)
DNA-mengprofiel
Slachtoffer [slachtoffer 2] en minimaal twee andere personen, waarvan minimaal één man
Zie ‘Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek’
(…)
AABY4342NL#05
(handpalmzijde linkerhandschoen)
DNA-mengprofiel
Slachtoffer [slachtoffer 1] , [verdachte] en minimaal één onbekende persoon
Zie ‘Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek’
AABY4342NL#06
(handpalmzijde rechterhandschoen)
DNA-profiel van een vrouw
Slachtoffer [slachtoffer 2]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
AAIE8720NL#02
(buitenzijde bivakmuts ter hoogte van linkerwang/kaak)
DNA-mengprofiel
Slachtoffer [slachtoffer 1] , [verdachte] en minimaal één onbekende persoon
Zie ‘Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek’
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Bemonstering AABY4342IML#03 (rugzijde linkerhandschoen) en slachtoffer [slachtoffer 2]
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht (…) van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 2] WAAH6666NL en DNA-mengprofiel AABY4342NL#03 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AABY4342NL#03 bevat DNA van drie personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan slachtoffer [slachtoffer 2] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer 2] en twee willekeurige onbekende personen.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AABY4342NL#03 ismeer dan 1 miljard keer
waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Bemonstering AABY4342NL#05 (handpalmzijde linkerhandschoen) en slachtoffer
[slachtoffer 1]
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht (…) van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 1] WAAH7400NL en DNA-mengprofiel AABY4342NL#05 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AABY4342NL#05 bevat DNA van drie personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan slachtoffer
[slachtoffer 1] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 3: De bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer 1] en twee
willekeurige onbekende personen.
Hypothese 4: De bemonstering bevat DNA van en drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AABY4342NL#05 ismeer dan 1 miljard keer
waarschijnlijkerwanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
Bemonstering AABY4342NL#05 (handpalmzijde linkerhandschoen) en [verdachte]
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht (…) van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [verdachte] RABJ6966NL en DNA-mengprofiel| AABY4342NL#05 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AABY4342NL#05 bevat DNA van drie personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan [verdachte]
verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 5: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] en twee willekeurige
onbekende personen.
Hypothese 6: De bemonstering bevat DNA van en drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AABY4342NL#05 isongeveer 3 miljoen keer
waarschijnlijkerwanneer hypothese 5 waar is, dan wanneer hypothese 6 waar is.
Bemonstering AAIE8720NL #02 (buitenzijde bivakmuts ter hoogte van linkerwang/kaak) en slachtoffer [slachtoffer 1]
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht (…) van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 1] WAAH7400NL en DNA-mengprofiel AAIE8720NL #02 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AAIE8720NL #02 bevat DNA van drie personen;
- [verdachte] is één van de donoren van DNA in bemonstering AAIE8720NL #02;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan [verdachte] en/of slachtoffer [slachtoffer 1] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 7: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] , slachtoffer [slachtoffer 1] en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 8: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] en twee willekeurige
onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAIE8720NL #02 ismeer dan 1 miljard keer
waarschijnlijkerwanneer hypothese 7 waar is, dan wanneer hypothese 8 waar is."
In een proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2020 heeft verbalisant [verbalisant 5] onder meer het volgende verklaard:
"
In het onderzoek (…) naar aanleiding van een gepleegde poging overval woning aan de [straat] te [woonplaats] , werd gebruik gemaakt van de bevoegdheid als genoemd in artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering, interceptie van telefoonverkeer. (…) Naar aanleiding van het eerste deel onderzoek telecommunicatie werden ook de gesprekken gevoerd met het telefoonnummer [telefoonnummer] en [telefoonnummer] , opgenomen en teruggeluisterd. Deze nummers bleken in gebruik bij [A] , de vriendin van verdachte [medeverdachte] .
(…)
23 december 2019, 11:25:38 uur, [telefoonnummer] , belt uit naar [telefoonnummer]
(…)
NNV9017 : Maar ik heb net de kleren gebracht en klein beetje geld naar die
advocaat van [verdachte] (fon)
NNV5990 : Okee
NNV0917 : Ja Ja mag ook niet weten waar die zit, helemaal niks, hij zit in volle beperking dus ja ik heb ook (niet te verstaan)(…)
Gesprek 11 januari 2020, 09:49:27 uur.
Samenvatting:
[A] (NG) WGD [medeverdachte] (NG)
(…)
[medeverdachte] zegt dat hij gisteren bij de rechter commissaris is geweest en ze zeggen dat er DNA van mij is gevonden in een handschoen.
(…)
[A] vraagt die varken die mongool, niks gezegd?
[medeverdachte] zegt Nee nee nee, maar hij laat uhhh hij heb als die zooi daar achtergelaten die mongool, maar dat vertel ik je wel weet je wel"
Bewijsoverwegingen
Op zowel de binnenzijde van de bivakmuts als de handpalmzijde (buitenkant) van de linkerhandschoen is een DNA-spoor aangetroffen met hetzelfde DNA-profiel als dat van verdachte. Uit de bevindingen van het NFI concludeert de rechtbank dat de DNA-sporen afkomstig zijn van verdachte. Van belang is vervolgens of die DNA-sporen als ‘daderspoor’ kunnen worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat:
- het DNA-spoor is aangetroffen op soortgelijke voorwerpen die blijkens de aangifte van de heer [slachtoffer 1] en getuigenverklaring van mevrouw [slachtoffer 2] zijn gebruikt tijdens de overval (beide daders hadden een bivakmuts op en handschoenen aan);
- de bivakmuts en handschoenen kort (één dag) na de overval zijn gevonden in de buurt van de woning van de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] ; en
- op de bivakmuts en handschoenen DNA-sporen zijn aangetroffen die overeenkomen met het DNA-profiel van de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] .
Deze omstandigheden, in samenhang en onderling verband bezien, leiden de rechtbank tot de conclusie dat de bivakmuts en de handschoenen zijn gebruikt bij de woningoverval. Gelet hierop, merkt de rechtbank de aangetroffen en aan verdachte toe te schrijven DNA-sporen op de linkerhandschoen en de bivakmuts aan als dadersporen.
Hieraan doet niet af dat er mogelijk contaminatie heeft plaatsgevonden van DNA-sporen op de handschoenen en de bivakmuts, doordat de bivakmuts en de handschoenen bij het veiligstellen in één plastic zak zijn gedaan, zoals door de raadsman van de verdachte betoogd. Immers, als er al contaminatie heeft plaatsgevonden, dan zou die zich hoogstens hebben kunnen voordoen tussen de sporen op de bivakmuts en de handschoenen onderling. En aangezien alle drie de objecten gezamenlijk als daderspoor worden gezien, plaatst de DNA-match met verdachte hem in de woning, ongeacht op welk van de voorwerpen het nu precies is aangetroffen. De heer [slachtoffer 1] heeft voorts tegenover de politie verklaard dat hij de plastic zak met voorwerpen heeft afgesloten nadat mevrouw [getuige] de voorwerpen er met plastic zakjes om haar handen in had gedaan en dat niemand aan de plastic zak heeft gezeten tot het moment waarop de politie arriveerde. De rechtbank ziet geen reden of aanleiding om aan de juistheid van die verklaring te twijfelen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de DNA-sporen op de bivakmuts en de handschoenen als dadersporen hebben te gelden en kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Verdachte heeft (voor het eerst) ter zitting geopperd dat wellicht een onbekend persoon de handschoenen en bivakmuts uit de bus van verdachte zou hebben gestolen en vervolgens zou hebben gebruikt bij de woningoverval. Dit door verdachte geschetste, niet nader onderbouwde scenario, wordt weersproken door de bewijsmiddelen, te weten de tapgesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte] en zijn vriendin.
Uit de telefoongesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte] en zijn vriendin [A] blijkt in de eerste plaats van een (nauwe) relatie tussen enerzijds verdachte en anderzijds medeverdachte [medeverdachte] en zijn vriendin. Zo zegt de vriendin van [medeverdachte] in een telefoongesprek op 23 december 2019 dat zij kleren en geld heeft gebracht naar de advocaat van “ [verdachte] ”. [verdachte] is een van de voornamen van verdachte. Verder zegt de vriendin van [medeverdachte] in hetzelfde gesprek dat deze [verdachte] in “volle beperking” zit. Op het moment dat dit gesprek plaatsvond, was verdachte al aangehouden en waren aan hem beperkingen opgelegd. Gelet hierop, neemt de rechtbank aan dat hier over verdachte wordt gesproken. Verder heeft op 11 januari 2020 een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte] en zijn vriendin waarin wordt gesproken over het aangetroffen DNA op een handschoen. Vervolgens vraagt de vriendin van [medeverdachte] of “die mongool” niks gezegd heeft, waarop [medeverdachte] antwoordt van niet, maar dat hij wel “die zooi” daar achtergelaten heeft. Het onderwerp van het gesprek en de voorgaande tapgesprekken duiden er – bezien in het licht van de overige bewijsmiddelen – naar het oordeel van de rechtbank op dat [medeverdachte] en zijn vriendin het hier hadden over verdachte en de (achtergelaten) bivakmuts en handschoenen.
Gelet op de aangetroffen DNA-sporen van verdachte, in samenhang met de inhoud van de tapgesprekken, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte een van de daders van de woningoverval was.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm is het handelen van verdachte gericht geweest op het wegnemen van enig goed dat aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toebehoorde. Verdachte is samen met een ander in de nacht binnengedrongen in de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Nadat de daders de woning weer hadden verlaten, heeft aangever een aantal openstaande kastdeuren op de overloop aangetroffen. Hieruit leidt de rechtbank af dat de daders op zoek waren naar spullen. Aldus acht de rechtbank het primair tenlastegelegde, te weten een poging tot diefstal met geweld, wettig en overtuigend bewezen.