ECLI:NL:RBMNE:2020:1796

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
6 mei 2020
Zaaknummer
16-301666-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak met geweld in vereniging

Op 6 juni 2019 heeft de verdachte, samen met een of meer anderen, geprobeerd om goederen weg te nemen uit de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in Maarssen. Tijdens deze poging is geweld gebruikt tegen de slachtoffers. De rechtbank heeft op 6 mei 2020 uitspraak gedaan in deze strafzaak, waarbij de verdachte schuldig is bevonden aan poging tot woninginbraak met geweld, in vereniging, en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte DNA-sporen heeft achtergelaten op een bivakmuts en handschoenen die kort na de overval zijn aangetroffen. De verdachte heeft ter zitting vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de DNA-sporen, in combinatie met andere bewijsmiddelen, voldoende zijn om de verdachte als dader aan te wijzen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de vordering van [slachtoffer 1] tot schadevergoeding afwees, maar de vordering van [slachtoffer 2] voor EMDR-therapie toewijsde. De rechtbank heeft de in beslag genomen bivakmuts en handschoenen onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-301666-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 mei 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1973] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Arnhem.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2020 (pro forma) en 22 april 2020 (inhoudelijk). De verdachte is op 22 april 2020 met instemming van de verdediging en de officier van justitie via een videoverbinding vanuit de Penitentiaire Inrichting Arnhem in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Kamper, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. V.P.J. Tuma, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
op 6 juni 2019 in Maarssen samen met een of meer anderen, althans alleen, heeft geprobeerd goederen weg te nemen uit de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan de [adres] , waarbij geweld is gebruikt tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .
subsidiair:
op 6 juni 2019 in Maarsen samen met een of meer anderen, althans alleen, heeft geprobeerd door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot het afgeven van goederen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn in de nacht van 6 juni 2019 in hun slaapkamer overvallen door twee mannen met bivakmutsen op en handschoenen aan. Op 7 juni 2019 zijn in de buurt van de woning aan de [adres] een paar handschoenen en een bivakmuts aangetroffen. Het DNA van verdachte is aangetroffen aan de binnenzijde van de bivakmuts en aan de binnenzijde en rugzijde van de rechterhandschoen. Ook is het DNA van beide slachtoffers op de bivakmuts en de handschoenen aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Samengevat heeft de raadsman daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat enkel het aangetroffen DNA-spoor van verdachte onvoldoende is om verdachte als dader aan te wijzen. In de tweede plaats is het aangetroffen DNA‑spoor onbetrouwbaar en daarom onbruikbaar voor het bewijs. De handschoenen en bivakmuts zijn volgens de advocaat niet op professionele wijze veiliggesteld. De voorwerpen zijn gezamenlijk in één plastic tas gestopt, waardoor de kans groot is dat er contaminatie heeft plaatsgevonden. Verder is het onduidelijk wat er is gebeurd in de periode tussen het aantreffen van de voorwerpen en het overhandigen daarvan aan de politie. Ten slotte zou uit de zich in het dossier bevindende tapgesprekken onvoldoende duidelijk blijken dat daarin over verdachte wordt gesproken, zodat ook de tapgesprekken niet als bewijs kunnen worden gebruikt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 6 juni 2019 heeft de heer [slachtoffer 1] aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
"
Op woensdag 05 juni 2019, omstreeks 23.00 uur, was ik thuis en ben ik naar bed gegaan. Mijn vrouw was al eerder naar bed gegaan. Wij wonen op het adres [adres] in [woonplaats] . Het betreft een vrijstaand huis met twee woonlagen. (…) Dezelfde nacht, zo rond 02.15 uur, werd ik wakker van een schim en omdat ik werd aangeraakt. (…)Ik schrok en nog voordat ik iets kon doen of zeggen kreeg ik mijn eigen kussen in mijn gezicht geduwd. De persoon hield met een hand mijn pols vast en met de ander sloeg hij mij verschillende keren in mijn gezicht. Met zijn knie drukte hij op mijn middenrif wat het meeste pijn deed. Tegelijkertijd hoorde ik mijn vrouw schreeuwen. (…) Ik zag dat de persoon een bivakmuts droeg en handschoenen aan had. (…) Ik liep mijn kantoor in en zag dat het raam geopend was. De plek waar de personen waarschijnlijk naar binnen zijn gekomen. Ik zag namelijk duidelijke schoensporen. (…) Voor zover ik nu kan zien en beoordelen, is er niets weggenomen." [2]
Mevrouw [slachtoffer 2] , de vrouw van aangever [slachtoffer 1] , heeft op 6 juni 2019 een getuigenverklaring afgelegd. Zij heeft onder meer het volgende verklaard:
"
Op woensdag 5 juni 2019, omstreeks 21.45 uur, ben ik naar boven gegaan. (…) Ik werd wakker. Ik zag iemand boven mij hangen. (…) Ik zag dat de man in het zwart gekleed was en ik zag dat hij een bivakmuts op had. (…) Ik zag dat de man handschoenen aan had. (…) Ik zag en ik voelde dat de man het kussen onder mijn hoofd vandaan trok. Ik zag dat de man het kussen voor mijn gezicht hield. Ik voelde de handschoenen tegen mijn gezicht." [3]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft forensisch onderzoek verricht in de woning van aangever en naar aanleiding hiervan onder meer geconstateerd:
"
Ik zag dat het opengebroken raam zich bevond in de voorgevel van het bijgebouw. Het betrof een houten schuifraam dat met metalen stiften kon worden afgesloten. (…) Ik zag dat de metalen stiften waren verbogen. (…) De aangever verklaarde dat er op de overloop een aantal kastdeuren waren geopend maar dat er niets weg leek te zijn genomen." [4]
Op 8 juni 2019 heeft verbalisant [verbalisant 2] gesproken met mevrouw [getuige] , woonachtig op [adres] , omdat zij één dag eerder (dus op 7 juni 2019) in de omgeving van haar woning een paar handschoenen en een bivakmuts had aangetroffen. Mevrouw [getuige] heeft hierover onder meer het volgende verklaard:
"
V: Wat kunt u vertellen over het aantreffen van de handschoenen en bivak muts?
A: Ik heb deze gisterenochtend aangetroffen. Dat was rond 09:00 uur in de ochtend. Ik trof deze spullen aan op de [straat] als je van Maarssen naar Tienhoven rijdt. Ik heb deze spullen vervolgens in een plastic zakje gedaan en deze aan mijn buurman, de heer [slachtoffer 1] gegeven.
(…)
V: Waar lagen deze goederen precies?
A: Ze lagen bij elkaar in de berm aan de waterzijde.
(…)
V:Wat heeft u gedaan toen u deze spullen aantrof?
A: Ik ben naar huis gegaan om een plastic zak te halen waar ik deze spullen in kon doen. (…) Ik heb toen een plastic zakje om mijn hand gedaan, de bivakmuts en handschoenen heb ik vervolgens met dat plastic zakje opgepakt en in een plastic zak gedaan." [5]
Op 8 juni 2019 wordt [getuige] nader gehoord over het aantreffen van de handschoenen en bivakmuts. Van dit proces-verbaal maakt deel uit een overzicht dat is ontleend aan Google Maps. Uit dit overzicht blijkt dat de afstand tussen de woning van de getuige aan het adres [adres] te [woonplaats] (in de nabijheid derhalve van de woning van aangever) en de plaats waar de handschoenen en bivakmuts zijn aangetroffen 400 meter bedraagt [6] . De afstand tussen de plaats waar deze zaken zijn aangetroffen en de woning van aangever wordt door de politie omschreven als 300 meter. [7]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben op 16 januari 2020 met aangever [slachtoffer 1] gesproken over het aantreffen en veiligstellen van de handschoenen en bivakmuts. In het proces-verbaal van bevindingen is onder meer opgenomen:
"
Hij vertelde ons dat zijn buurvrouw bij hem aan de deur kwam en vertelde dat ze een bivakmuts en handschoenen had gevonden in de berm, vlakbij zijn woning. Hij is met haar meegelopen en zij had al plastic zakjes van huis gehaald. (…) [slachtoffer 1] heeft de plastic zak toen dichtgemaakt en heeft de plastic zak mee naar huis genomen. (…) Toen de politie kwam, hebben ze de bivakmuts en handschoenen in andere zakken gedaan en meegenomen. [slachtoffer 1] verklaarde ons dat er niemand in de tussentijd bij de plastic zak was geweest." [8]
Voor de twee handschoenen en de muts is een aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige gedaan. Het proces-verbaal aanvraag vermeldt:
“Op 7 juni 2019 vond de buurvrouw, wonend op [adres] , in de buurt van de woning [adres] een bivakmuts en handschoenen. Deze goederen werden door haar met een plastic zakje opgeraapt en ingepakt, zonder zelf aan te raken, wel werden alle goederen in één zakje gedeponeerd.
Door collega's van de basis politiezorg werden de goederen weer gescheiden en veiliggesteld in zogenaamde DNA kits, via waar deze werden aangeboden bij de
forensische opsporing. (…)
Sporendragers
(…)
SIN : AABY4342NL
Object : Handschoen
Aantal/eenheid : 2 stuks
(…)
SIN : AAIE8720NL
Object : Hoofddeksel (Muts)” [9]
De politie heeft de veiliggestelde bivakmuts en handschoenen naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gestuurd voor sporenonderzoek. In een rapport van 23 augustus 2019 schrijft het NFI onder meer:
"
Politie Eenheid Midden-Nederland heeft verzocht handschoenen AABY4342NL en bivakmuts AAIE8720NL te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van wie het DNA op dit onderzoeksmateriaal afkomstig kan zijn.
(…)
De binnenzijde van de bivakmuts is ter hoogte van de mondregio bemonsterd met als doel het verzamelen van DNA van de drager(s) van de bivakmuts. (…) Deze bemonstering is als AAIE8720NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
(…)
Tabel 2 Resultaten, interpretatie en conclusie DNA-onderzoek
SIN (omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
(…)
AAIE8720NL#01
(bivakmuts)
DNA-mengprofiel
 Afgeleid DNA-hoofdprofiel
 DNA-nevenkenmerken
[verdachte] (zie ‘DNA-databank’)
Niet geschikt voor een vergelijkend DNA-onderzoek
Kleiner dan 1 op 1 miljard
(…)
Het afgeleide DNA-hoofdprofiel AAIE8720NL#01 is op 16 augustus 2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Sindsdien wordt het vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [verdachte] RABJ6966NL ." [10]
In een nader rapport van 26 november 2019 schrijft het NFI voorts:
"
Politie Eenheid Midden-Nederland heeft verzocht de buitenzijden van handschoenen AABY4342NL en bivakmuts AAIE8720NL te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Tevens is verzocht het referentiemateriaal van slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te onderwerpen aan een DNA-onderzoek en de verkregen DNA-profielen te betrekken bij het vergelijkend DNA-onderzoek. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen of er DNA op de handschoenen en bivakmuts aanwezig is dat afkomstig kan zijn van slachtoffers [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] .
(…)
Tabel 2 Resultaten, interpretatie en conclusie DNA-onderzoek
SIN (omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AABY4342NL#03
(rugzijde linkerhandschoen)
DNA-mengprofiel
Slachtoffer [slachtoffer 2] en minimaal twee andere personen, waarvan minimaal één man
Zie ‘Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek’
(…)
AABY4342NL#05
(handpalmzijde linkerhandschoen)
DNA-mengprofiel
Slachtoffer [slachtoffer 1] , [verdachte] en minimaal één onbekende persoon
Zie ‘Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek’
AABY4342NL#06
(handpalmzijde rechterhandschoen)
DNA-profiel van een vrouw
Slachtoffer [slachtoffer 2]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
AAIE8720NL#02
(buitenzijde bivakmuts ter hoogte van linkerwang/kaak)
DNA-mengprofiel
Slachtoffer [slachtoffer 1] , [verdachte] en minimaal één onbekende persoon
Zie ‘Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek’
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Bemonstering AABY4342IML#03 (rugzijde linkerhandschoen) en slachtoffer [slachtoffer 2]
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht (…) van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 2] WAAH6666NL en DNA-mengprofiel AABY4342NL#03 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AABY4342NL#03 bevat DNA van drie personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan slachtoffer [slachtoffer 2] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer 2] en twee willekeurige onbekende personen.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AABY4342NL#03 ismeer dan 1 miljard keer
waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Bemonstering AABY4342NL#05 (handpalmzijde linkerhandschoen) en slachtoffer
[slachtoffer 1]
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht (…) van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 1] WAAH7400NL en DNA-mengprofiel AABY4342NL#05 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AABY4342NL#05 bevat DNA van drie personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan slachtoffer
[slachtoffer 1] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 3: De bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer 1] en twee
willekeurige onbekende personen.
Hypothese 4: De bemonstering bevat DNA van en drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AABY4342NL#05 ismeer dan 1 miljard keer
waarschijnlijkerwanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
Bemonstering AABY4342NL#05 (handpalmzijde linkerhandschoen) en [verdachte]
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht (…) van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [verdachte] RABJ6966NL en DNA-mengprofiel| AABY4342NL#05 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AABY4342NL#05 bevat DNA van drie personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan [verdachte]
verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 5: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] en twee willekeurige
onbekende personen.
Hypothese 6: De bemonstering bevat DNA van en drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AABY4342NL#05 isongeveer 3 miljoen keer
waarschijnlijkerwanneer hypothese 5 waar is, dan wanneer hypothese 6 waar is.
Bemonstering AAIE8720NL #02 (buitenzijde bivakmuts ter hoogte van linkerwang/kaak) en slachtoffer [slachtoffer 1]
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht (…) van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 1] WAAH7400NL en DNA-mengprofiel AAIE8720NL #02 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AAIE8720NL #02 bevat DNA van drie personen;
- [verdachte] is één van de donoren van DNA in bemonstering AAIE8720NL #02;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan [verdachte] en/of slachtoffer [slachtoffer 1] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 7: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] , slachtoffer [slachtoffer 1] en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 8: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] en twee willekeurige
onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAIE8720NL #02 ismeer dan 1 miljard keer
waarschijnlijkerwanneer hypothese 7 waar is, dan wanneer hypothese 8 waar is." [11]
In een proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2020 heeft verbalisant [verbalisant 5] onder meer het volgende verklaard:
"
In het onderzoek (…) naar aanleiding van een gepleegde poging overval woning aan de [straat] te [woonplaats] , werd gebruik gemaakt van de bevoegdheid als genoemd in artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering, interceptie van telefoonverkeer. (…) Naar aanleiding van het eerste deel onderzoek telecommunicatie werden ook de gesprekken gevoerd met het telefoonnummer [telefoonnummer] en [telefoonnummer] , opgenomen en teruggeluisterd. Deze nummers bleken in gebruik bij [A] , de vriendin van verdachte [medeverdachte] .
(…)
23 december 2019, 11:25:38 uur, [telefoonnummer] , belt uit naar [telefoonnummer]
(…)
NNV9017 : Maar ik heb net de kleren gebracht en klein beetje geld naar die
advocaat van [verdachte] (fon)
NNV5990 : Okee
NNV0917 : Ja Ja mag ook niet weten waar die zit, helemaal niks, hij zit in volle beperking dus ja ik heb ook (niet te verstaan)(…)
Gesprek 11 januari 2020, 09:49:27 uur.
Samenvatting:
[A] (NG) WGD [medeverdachte] (NG)
(…)
[medeverdachte] zegt dat hij gisteren bij de rechter commissaris is geweest en ze zeggen dat er DNA van mij is gevonden in een handschoen.
(…)
[A] vraagt die varken die mongool, niks gezegd?
[medeverdachte] zegt Nee nee nee, maar hij laat uhhh hij heb als die zooi daar achtergelaten die mongool, maar dat vertel ik je wel weet je wel" [12]
Bewijsoverwegingen
Op zowel de binnenzijde van de bivakmuts als de handpalmzijde (buitenkant) van de linkerhandschoen is een DNA-spoor aangetroffen met hetzelfde DNA-profiel als dat van verdachte. Uit de bevindingen van het NFI concludeert de rechtbank dat de DNA-sporen afkomstig zijn van verdachte. Van belang is vervolgens of die DNA-sporen als ‘daderspoor’ kunnen worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat:
  • het DNA-spoor is aangetroffen op soortgelijke voorwerpen die blijkens de aangifte van de heer [slachtoffer 1] en getuigenverklaring van mevrouw [slachtoffer 2] zijn gebruikt tijdens de overval (beide daders hadden een bivakmuts op en handschoenen aan);
  • de bivakmuts en handschoenen kort (één dag) na de overval zijn gevonden in de buurt van de woning van de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] ; en
  • op de bivakmuts en handschoenen DNA-sporen zijn aangetroffen die overeenkomen met het DNA-profiel van de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] .
Deze omstandigheden, in samenhang en onderling verband bezien, leiden de rechtbank tot de conclusie dat de bivakmuts en de handschoenen zijn gebruikt bij de woningoverval. Gelet hierop, merkt de rechtbank de aangetroffen en aan verdachte toe te schrijven DNA-sporen op de linkerhandschoen en de bivakmuts aan als dadersporen.
Hieraan doet niet af dat er mogelijk contaminatie heeft plaatsgevonden van DNA-sporen op de handschoenen en de bivakmuts, doordat de bivakmuts en de handschoenen bij het veiligstellen in één plastic zak zijn gedaan, zoals door de raadsman van de verdachte betoogd. Immers, als er al contaminatie heeft plaatsgevonden, dan zou die zich hoogstens hebben kunnen voordoen tussen de sporen op de bivakmuts en de handschoenen onderling. En aangezien alle drie de objecten gezamenlijk als daderspoor worden gezien, plaatst de DNA-match met verdachte hem in de woning, ongeacht op welk van de voorwerpen het nu precies is aangetroffen. De heer [slachtoffer 1] heeft voorts tegenover de politie verklaard dat hij de plastic zak met voorwerpen heeft afgesloten nadat mevrouw [getuige] de voorwerpen er met plastic zakjes om haar handen in had gedaan en dat niemand aan de plastic zak heeft gezeten tot het moment waarop de politie arriveerde. De rechtbank ziet geen reden of aanleiding om aan de juistheid van die verklaring te twijfelen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de DNA-sporen op de bivakmuts en de handschoenen als dadersporen hebben te gelden en kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Verdachte heeft (voor het eerst) ter zitting geopperd dat wellicht een onbekend persoon de handschoenen en bivakmuts uit de bus van verdachte zou hebben gestolen en vervolgens zou hebben gebruikt bij de woningoverval. Dit door verdachte geschetste, niet nader onderbouwde scenario, wordt weersproken door de bewijsmiddelen, te weten de tapgesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte] en zijn vriendin.
Uit de telefoongesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte] en zijn vriendin [A] blijkt in de eerste plaats van een (nauwe) relatie tussen enerzijds verdachte en anderzijds medeverdachte [medeverdachte] en zijn vriendin. Zo zegt de vriendin van [medeverdachte] in een telefoongesprek op 23 december 2019 dat zij kleren en geld heeft gebracht naar de advocaat van “ [verdachte] ”. [verdachte] is een van de voornamen van verdachte. Verder zegt de vriendin van [medeverdachte] in hetzelfde gesprek dat deze [verdachte] in “volle beperking” zit. Op het moment dat dit gesprek plaatsvond, was verdachte al aangehouden en waren aan hem beperkingen opgelegd. Gelet hierop, neemt de rechtbank aan dat hier over verdachte wordt gesproken. Verder heeft op 11 januari 2020 een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte] en zijn vriendin waarin wordt gesproken over het aangetroffen DNA op een handschoen. Vervolgens vraagt de vriendin van [medeverdachte] of “die mongool” niks gezegd heeft, waarop [medeverdachte] antwoordt van niet, maar dat hij wel “die zooi” daar achtergelaten heeft. Het onderwerp van het gesprek en de voorgaande tapgesprekken duiden er – bezien in het licht van de overige bewijsmiddelen – naar het oordeel van de rechtbank op dat [medeverdachte] en zijn vriendin het hier hadden over verdachte en de (achtergelaten) bivakmuts en handschoenen.
Gelet op de aangetroffen DNA-sporen van verdachte, in samenhang met de inhoud van de tapgesprekken, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte een van de daders van de woningoverval was.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm is het handelen van verdachte gericht geweest op het wegnemen van enig goed dat aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toebehoorde. Verdachte is samen met een ander in de nacht binnengedrongen in de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Nadat de daders de woning weer hadden verlaten, heeft aangever een aantal openstaande kastdeuren op de overloop aangetroffen. Hieruit leidt de rechtbank af dat de daders op zoek waren naar spullen. Aldus acht de rechtbank het primair tenlastegelegde, te weten een poging tot diefstal met geweld, wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:
op 6 juni 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit de woning gelegen aan de [adres] , enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken,
terwijl zij hun hoofd/gelaat hadden bedekt met een bivakmuts
- een raam (van het kantoor aan de linkerzijde van die woning) hebben geforceerd en (vervolgens) die woning zijn binnen gegaan en
- ( vervolgens) naar de slaapkamer van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
op de eerste verdieping zijn gegaan en
- een kussen tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] hebben gedrukt en
- die [slachtoffer 1] meerdere malen (met kracht) tegen het gezicht hebben geslagen/gestompt en
- met een knie (met kracht) op het middenrif van die [slachtoffer 1] hebben gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee
of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de voor het Openbaar Ministerie geldende richtlijnen, de volgens de officier van justitie strafverzwarende omstandigheden (medeplegen en gedurende de nachtelijke uren), en het feit dat het hier om een poging gaat.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met een ander een gewelddadige woningoverval gepleegd op een ouder echtpaar. Hierbij is de heer [slachtoffer 1] meerdere keren in zijn gezicht geslagen en is een van de daders met zijn knie op het middenrif van [slachtoffer 1] gaan zitten. De daders droegen daarbij een bivakmuts. Dit heeft een zeer afschrikwekkende indruk gemaakt op de slachtoffers. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De slachtoffers zijn daardoor sterk geschaad in het gevoel van veiligheid in hun eigen huis, bij uitstek de plek waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Kennelijk heeft de verdachte enkel financieel gewin voor ogen gehad en zich niet bekommerd om de gevoelens van de slachtoffers. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Kennelijk door het adequate optreden van [slachtoffer 1] hebben de daders niets buitgemaakt en is er strafrechtelijk gezien slechts sprake van een poging tot diefstal. Dat er niets is gestolen, maakt de nachtelijke aanval op de slachtoffers evenwel nauwelijks minder kwalijk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten. In 2014 is verdachte veroordeeld voor een mishandeling en in 2017 voor een mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Dat verdachte nu weer betrokken is geraakt bij een geweldsfeit, rekent de rechtbank verdachte in strafverzwarende zin aan.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor het bewezen verklaarde feit gekeken naar deze oriëntatiepunten. Voor een woningoverval als de onderhavige, waarbij meer dan enkel ‘licht geweld’ (licht geweld = een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel) is gebruikt, hanteren de oriëntatiepunten als uitgangspunt bij een voltooid delict een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaar.
Wanneer er sprake is van strafverzwarende omstandigheden kan de straf worden verhoogd. De oriëntatiepunten noemen als voorbeelden van dergelijke omstandigheden onder meer de kwetsbaarheid van de slachtoffers en een samenwerkingsverband van de dader. Die omstandigheden zijn hier aan de orde. Verdachte heeft het feit immers samen met een ander gepleegd en beide slachtoffers waren ten tijde van het plegen van de woningoverval de leeftijd van 70 jaar gepasseerd. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte in strafverzwarende zin aan dat de woningoverval is gepleegd op een kwetsbaar moment van de slachtoffers, te weten tijdens hun slaap. De rechtbank houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat het een poging betreft.
Gelet op het voorgaande, in het bijzonder de hiervoor beschreven wijze van handelen door verdachte en zijn mededader, kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden volstaan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank acht, alles overwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.322,46. Dit bedrag bestaat uit materiële schade die [slachtoffer 1] zou hebben geleden als gevolg van het aan verdachte ten laste gelegde feit en is opgebouwd uit de volgende schadeposten:
  • aanpassing alarmsysteem € 1.983,38
  • cilinderslot en driepuntssluiting achterdeur € 339,08
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot een bedrag van € 1.983,38 toe te wijzen.
Standpunt van de advocaat
De advocaat heeft verzocht om de vordering af te wijzen, gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek tot vergoeding van de kosten voor de alarminstallatie af. Deze kosten kunnen niet worden aangemerkt als schade als gevolg van de onrechtmatige daad van verdachte. Ook kan niet worden gezegd dat deze kosten gemaakt zijn “ter voorkoming of beperking van de schade” als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder a BW. Het gaat hier immers om algemene preventiemaatregelen die door [slachtoffer 1] zijn genomen nadat de woningoverval heeft plaatsgevonden. Dergelijke maatregelen zijn niet als een gevolg van de onrechtmatige daad aan de dader toe te rekenen (zie Parl. Gesch. Boek 6 BW, p. 336).
Verder acht de rechtbank de vordering tot vergoeding van de kosten voor het vervangen van het cilinderslot en de driepuntssluiting van de achterdeur onvoldoende onderbouwd. Daarbij gaat het niet om de hoogte van de kosten – die zijn door [slachtoffer 1] voldoende onderbouwd door het meesturen van een factuur – maar om de vraag of deze kosten zijn gemaakt als een gevolg van de onrechtmatige daad van verdachte. De rechtbank sluit niet uit dat het slot van de achterdeur bij de woningoverval door de daders is beschadigd, maar kan dit op basis van het dossier niet vaststellen. De rechtbank zal [slachtoffer 1] daarom voor wat betreft deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. [slachtoffer 1] kan dat deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Als de in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank [slachtoffer 1] veroordelen tot vergoeding van de door verdachte gemaakte proceskosten. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
9.2
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 295,56. Dit bedrag bestaat uit kosten die [slachtoffer 2] heeft gemaakt voor het ondergaan van EMDR-therapie na de woningoverval, minus het bedrag dat reeds door de zorgverzekeraar aan [slachtoffer 2] is uitgekeerd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering integraal toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de advocaat
De advocaat heeft verzocht om de vordering af te wijzen, gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe. Zij is van oordeel dat voldoende vaststaat dat de kosten van [slachtoffer 2] zijn gemaakt voor de behandeling van geestelijk letsel dat is toegebracht door verdachte en zijn mededader bij de woningoverval. [slachtoffer 2] heeft de hoogte van het bedrag ook voldoende onderbouwd aan de hand van diverse stukken die zij heeft meegestuurd bij haar verzoek tot schadevergoeding. De rechtbank zal de wettelijke rente over het schadebedrag toewijzen met ingang van 20 november 2019, zijnde de datum van de factuur voor het EMDR-traject.
De verdachte is voor de schade met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover [slachtoffer 2] voor het gehele schadebedrag aansprakelijk is. Het betekent ook dat een betaling verricht door verdachte aan de benadeelde partij (tevens) in mindering strekt op het door zijn mededader verschuldigde bedrag en vice versa.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 295,56, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 november 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Als de in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot vergoeding van de door [slachtoffer 2] gemaakte proceskosten. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.BESLAG

Blijkens het dossier zijn de volgende voorwerpen door de politie in beslag genomen:
o een zwarte bivakmuts (goednummer: PL0900-2019165155-2429436)
o een paar zwarte handschoenen (goednummer PL0900-2019165155-2429437)
De rechtbank zal deze voorwerpen onttrekken aan het verkeer, nu het voorwerpen betreft met behulp waarvan de woningoverval is gepleegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 jaar;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] tot vergoeding van de kosten ‘aanpassing alarm’ af;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor de gevorderde ‘kosten cilinderslot en driepuntssluiting’ niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt [slachtoffer 1] in de kosten door verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] van € 295,56 toe;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door [slachtoffer 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 295,56 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
o een zwarte bivakmuts (goednummer: PL0900-2019165155-2429436)
o een paar zwarte handschoenen (goednummer PL0900-2019165155-2429437)
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. M.E. Falkmann en H.J. ter Meulen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.A.E.J. Koster, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 mei 2020.
Mr. M.E. Falkmann is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juni 2019 te [woonplaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
in/uit de woning gelegen aan de [adres] ,
(een) goed(eren) en/of geld van zijn/hunner gading, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
terwijl hij/zij zijn/hun hoofd/gelaat had(den) bedekt met (een)
bivakmuts(en)
- een raam (van het kantoor aan de linkerzijde van die woning)
heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) die woning is/zijn binnen
gegaan en/of
- ( vervolgens) naar de slaapkamer van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
op de eerste verdieping is/zijn gegaan en/of
- ( een) kussen(s) in/op/tegen de/het gezicht(en)/hoofd(en) van die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedrukt, althans gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht)
in/op/tegen het gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- met een knie (met kracht) op het middenrif van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gezeten/gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van
Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 juni 2019 te [woonplaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om in de woning gelegen aan de [adres] ,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
te dwingen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of geld van
zijn/hunner gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde
terwijl hij/zij zijn/hun hoofd/gelaat had(den) bedekt met (een)
bivakmuts(en)
- een raam (van het kantoor aan de linkerzijde van die woning)
heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) die woning is/zijn binnen
gegaan en/of
- ( vervolgens) naar de slaapkamer van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
op de eerste verdieping is/zijn gegaan en/of
- ( een) kussen(s) in/op/tegen de/het gezicht(en)/hoofd(en) van die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedrukt, althans gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht)
in/op/tegen het gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- met een knie (met kracht) op het middenrif van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gezeten/gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek
van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 28 februari 2020, genummerd PL0900-2019165155, pagina 176 tot en met pagina 381, opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 257-258.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , pagina 262-263.
4.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, pagina 270-271.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 300.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 301
7.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, p. 312
8.Proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2020, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. 358-359.
9.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 314.
10.Een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 23 augustus 2019, p. 316 en 318.
11.Een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 26 november 2019, p. 332-334.
12.Proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2020, opgemaakt door [verbalisant 5] , p. 352-353.