In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een bijstandsontvanger, en de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug, die als verweerder optreedt. Eiser ontving sinds 7 januari 2019 bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet (Pw). De verweerder heeft de bijstandsverlening per 4 september 2019 beëindigd en een bedrag van € 750,14 teruggevorderd, omdat eiser de inlichtingenplicht had geschonden. Eiser heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft gemeld dat hij in detentie verbleef en dat er een vierde kostendeler op zijn uitkeringsadres was ingeschreven. Dit leidde tot de conclusie dat eiser de inlichtingenplicht had geschonden, wat verweerder verplichtte om de bijstand terug te vorderen. Eiser voerde aan dat het besluit onzorgvuldig was en dat zijn medische situatie niet was meegewogen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en dat de besluiten van verweerder terecht waren.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van de onterecht ontvangen bedragen. De uitspraak werd gedaan zonder openbare zitting, vanwege de coronamaatregelen, en zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.