Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Aan eiser is op [2014] een rijbewijs verstrekt. Op 19 oktober 2014 is eiser aangehouden en is bij hem een ademalcoholgehalte van 375 µg/l geconstateerd. Op dezelfde dag is eiser nogmaals aangehouden en is bij hem een ademalcoholgehalte van 190 µg/l geconstateerd. Naar aanleiding van deze aanhoudingen heeft eiser in 2017 deelgenomen aan de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA). Op 8 september 2018 is eiser wederom aangehouden en is bij hem een ademalcoholgehalte van 120 µg/l geconstateerd. Tenslotte is eiser op 4 januari 2019 aangehouden en is bij hem een ademalcoholgehalte van 200 µg/l geconstateerd. Bij besluit van 6 februari 2019 heeft verweerder aan eiser een onderzoek naar de geschiktheid opgelegd.
2. Het onderzoek is verricht op 8 juni 2019 en is uitgevoerd door psychiater
[A] ( [A] ). De psychiater heeft de diagnose ‘misbruik van alcohol in ruime zin’ gesteld. In het onderdeel psychiatrische diagnose en samenvattende beschouwing van het rapport, heeft de psychiater het volgende vermeld:
Eiser is als beginnend bestuurder binnen vijf jaar vier keer aangehouden met een verhoogd alcoholpromillage. De eerste aanhouding heeft niet geleid tot gedrags-verandering. Het persisteren van dit gedrag is een aanwijzing voor alcoholmisbruik.
Eiser volgde een EMA-cursus in 2017. Ondanks dat men tijdens een EMA nadrukkelijk wordt gewezen op de effecten, gevolgen en risico’s van alcoholgebruik in het verkeer, is eiser wederom onder invloed van alcohol als bestuurder van een motorrijtuig aangehouden. Hiermee heeft eiser opnieuw de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en daarmee de geldigheid van het rijbewijs op het spel gezet. Dit is passend bij alcohol-misbruik.
Eiser had in het jaar voorafgaande aan de laatste aanhouding zijn rijbewijs nodig voor het werk. Door te rijden onder invloed riskeerde eiser aldus problemen met betrekking tot het werk. Dit is een aanwijzing voor alcoholmisbruik.
Eiser werd in het jaar voorafgaande aan de laatste aanhouding eerder aangehouden in verband met het rijden onder invloed. Dit is een aanwijzing voor alcoholmisbruik.
Bij het lichamelijke en psychiatrische onderzoek werden geen afwijkingen gevonden. De laboratoriumuitslag was normaal.
De psychiater stelt op basis van het onderzoek vast dat er voldoende aanwijzingen zijn om te kunnen concluderen dat er ten tijde van de laatste aanhouding sprake was van alcohol-misbruik volgens de DSM-IV-TR-diagnostiek en dat op basis van alle relevante gegevens de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in ruime zin kan worden gesteld.
3. Op basis van de bevindingen van de psychiater heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard.
4. Eiser voert aan dat het rapport van de psychiater niet houdbaar en begrijpelijk is en daarnaast niet voldoet aan de daaraan gestelde motiveringseisen. De psychiater heeft niet in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat er bij eiser sprake is van alcoholmisbruik. Naar vaste jurisprudentie is de enkele recidive, ook na het gevolgd hebben van een EMA, onvoldoende om van alcoholmisbruik te kunnen spreken.Dat er in deze zaak sprake zou zijn van frequente recidive, maakt niet dat dit wel voldoende is voor de diagnose alcoholmisbruik. Hierbij wijst eiser er op dat de aanhoudingen kort op elkaar hebben plaatsgevonden; in 2014 twee op dezelfde dag, en vervolgens pas weer in 2018 en 2019. Daarnaast verwijst eiser naar een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederlandwaarin is geoordeeld dat ook bij frequente recidive, zonder verdere ondersteunende omstandigheden, geen diagnose alcoholmisbruik kan worden gesteld. Eiser acht ook van belang dat de gevolgde EMA plaatsvond buiten de jaren dat hij is aangehouden, en dat er sprake was van betrekkelijk lage alcoholgehaltes. Dat eiser zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk kan niet als een zelfstandig element worden aangemerkt. Hoewel dit element terug te zien is in een aantal uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), worden in deze uitspraken ook telkens nog andere bevindingen en omstandigheden genoemd. Zonder nadere voldoende zwaarwegende elementen, kan dit element dus geen rol spelen. Eiser wijst er ook op dat hij niet welbewust het rijden onder invloed boven zijn werk heeft geplaatst. Tot slot brengt eiser naar voren dat de ABRvS in een uitspraakheeft overwogen dat met name objectieve factoren van belang zijn bij het al dan niet stellen van de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin, waarbij het dan gaat om de omstandigheden rondom de aanhouding of om afwijkende bloedwaarden. Deze factoren pleiten juist in het voordeel van eiser. In het rapport is daar onvoldoende rekening mee gehouden. Eiser concludeert dat de elementen die de psychiater voor de diagnose alcoholmisbruik van belang heeft geacht, namelijk frequente recidive na het volgen van een EMA en het nodig hebben van een rijbewijs voor zijn werk, onvoldoende zijn om deze diagnose te kunnen dragen.
5. Volgens vaste rechtspraak van de ABRvSbestaat er in een geval waarin de diagnose alcoholmisbruik (in ruime zin) is gesteld, voor de rechter slechts aanleiding om de ongeldigverklaring van het rijbewijs niet in stand te laten, indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, zodanig dat verweerder zich daarop niet heeft mogen baseren. Daarnaast is het niet aan verweerder en niet aan de rechtbank om te beoordelen of voor het psychiatrisch oordeel voldoende feitelijke grondslag bestaat.
6. In haar uitspraak van 26 november 2019 heeft de voorzieningsrechter reeds gewezen op de uitspraak van de ABRvS van 24 april 2019, waarbij de ABRvS een deskundige heeft ingeschakeld om in algemene zin meer inzicht te krijgen in de diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’. Daaruit volgt, samengevat weergegeven, dat ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ een beschrijvende diagnose is waarbij alle gegevens worden gebruikt die wijzen in de richting van problemen rond alcoholgebruik, terwijl aanwijzingen dat het onwaarschijnlijk is dat bij betrokkene sprake is van met alcoholgebruik gerelateerde problemen niet aanwezig zijn. Er zijn meerdere, indirecte aanwijzingen nodig om tot deze diagnose te komen, omdat de betrouwbaarheid van anamnestische gegevens in de keuringssituatie laag is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheden van de aanhouding, het goed of langdurig kunnen functioneren met hoge promillages alcohol, afwijkende bloedwaarden die zich voordoen bij mensen met een chronisch hoge consumptie en lichamelijke afwijkingen die zich voordoen bij chronisch overmatig alcoholgebruik. De diagnose kan niet uitsluitend worden gesteld op grond van de anamnese in combinatie met een sterk verhoogd ademalcoholgehalte, terwijl ook geldt dat de diagnose soms wel kan worden gesteld als het laboratoriumonderzoek geen afwijkende resultaten geeft. Het is verder vaste rechtspraak van de ABRvS dat het meer dan eens onder invloed van alcohol besturen van een motorrijtuig en het volgen van een EMA niet vanzelfsprekend leidt tot het medische oordeel misbruik van alcohol, maar dat er ondersteunende elementen aanwezig moeten zijn.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de conclusies uit het rapport van de psychiater heeft mogen volgen en heeft kunnen concluderen dat er sprake is van alcoholmisbruik. De psychiater heeft deze diagnose gesteld aan de hand van meerdere omstandigheden, in het bijzonder het gegeven dat eiser een beginnend bestuurder is, hij binnen vijf jaar na het behalen van zijn rijbewijs vier keer is aangehouden met een flink verhoogd alcoholpromillage waardoor er sprake is van frequente recidive, het volgen van een EMA niet geleid heeft tot gedragsverandering en eiser zich niet heeft laten weerhouden door het feit dat hij zijn rijbewijs voor zijn werk nodig had. De rechtbank is het met eiser eens dat elk element op zichzelf niet voldoende is voor de diagnose alcoholmisbruik. De elementen samen kunnen deze conclusie echter wel dragen. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat het gegeven dat er ook elementen in het onderzoek staan vermeld die geen aanwijzing voor alcoholmisbruik opleveren, niet betekent dat niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van alcoholmisbruik in ruime zin. Verder acht de rechtbank van belang, in navolging van de voorzieningenrechter, dat de diagnose in het verslag van bevindingen is gesteld op basis van een volledig onderzoek, waarbij de daaruit verkregen relevante medische en niet-medische gegevens in onderling verband zijn bezien.
8. De door eiser naar voren gebrachte jurisprudentie verandert dit oordeel niet. Het gaat hierbij immers telkens om zaken die niet helemaal vergelijkbaar zijn. Zoals hiervoor al is overwogen, is de enkele recidive na het gevolgd hebben van een EMA onvoldoende om
van alcoholmisbruik te kunnen spreken. In deze zaak bestaan echter meer aanwijzingen voor alcoholmisbruik. Er is immers sprake van een beginnend bestuurder die in een kort tijdsbestek vier keer een alcoholovertreding heeft begaan. In tegenstelling tot eiser, ziet de rechtbank het niet als positief dat de recidive in twee gevallen kort op elkaar heeft plaatsgevonden. Juist dit laat immers zien dat eiser niet leert van zijn eerdere fouten, zelfs niet als deze fout nog maar kort geleden heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft verweerder als bijkomend element waarde mogen hechten aan het feit dat eiser zijn werk op het spel heeft gezet door met alcohol achter het stuur te zitten. Hierbij merkt de rechtbank nogmaals op dat dit element op zichzelf niet voldoende is voor de diagnose alcoholmisbruik, maar in combinatie met de andere elementen wel. Dat eiser bij het rijden onder invloed geen welbewuste afweging heeft gemaakt om zijn baan op het spel te zetten, maakt dit niet anders. Het pleit immers ook niet in het voordeel van eiser dat hij - ondanks de gevolgde EMA - niet heeft stilgestaan bij de gevolgen die het rijden onder invloed zou kunnen hebben. De rechtbank is het met eiser eens dat uit de jurisprudentie volgt dat er bij de diagnose alcoholmisbruik meestal ook sprake is van bijkomende elementen, zoals een verhoogde tolerantie voor alcohol of onderrapportage van de hoeveelheid gedronken alcohol. Uit de jurisprudentie volgt echter niet dat deze omstandigheden noodzakelijk zijn voor het aannemen van alcoholmisbruik.
9. De rechtbank overweegt verder dat er geen omstandigheden zijn die zodanig in het voordeel van eiser wegen, dat de psychiater niet tot alcoholmisbruik heeft kunnen concluderen. Dat er geen sprake is van afwijkende bloedwaarden, wil niet zeggen dat de diagnose alcoholmisbruik niet gesteld kan worden, mede omdat de bloedtest meestal enige tijd na de aanhouding plaatsvindt. Ook de omstandigheden waaronder eiser is aangehouden en de redenen waarom hij onder invloed van alcohol is gaan rijden, hadden de psychiater niet tot een andere conclusie hoeven brengen. De rechtbank acht de omstandigheid van 4 januari 2019, dat eiser naar zijn moeder wilde om haar te helpen, of de omstandigheid op 8 september 2018, dat eiser ruzie met een vriendin had waardoor hij onverwachts toch naar huis moest, niet zodanig bijzonder dat eiser geen verwijt kan worden gemaakt van het gegeven dat hij is gaan rijden met te veel alcohol op. Dat eiser deze omstandigheden wel bijzonder acht versterkt naar het oordeel van de rechtbank zelfs de diagnose alcoholmisbruik omdat eiser kennelijk nog steeds niet de juiste afweging weet te maken tussen zijn eigen belang en het belang van anderen dat in het geding komt op het moment dat hij onder invloed van alcohol gaat rijden, ondanks de gevolgde EMA.
10. Over de contra-expertise die eiser heeft laten uitvoeren door dr. [B] ( [B] ) overweegt de rechtbank nog het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, ondanks de conclusie van [B] dat er geen sprake is van alcohol misbruik in ruime zin, vast kunnen houden aan het rapport van [A] .
De verschillen van inzicht die de psychiaters hebben komen met name voort uit een andere weging van de feiten en omstandigheden. De rechtbank leidt uit het rapport van [B] af dat hij, in het voordeel van eiser, meer rekening heeft gehouden met de redenen waarom eiser is gaan rijden onder invloed van alcohol. De rechtbank is, zoals ook al onder 9 overwogen, echter van oordeel dat [A] deze omstandigheden terecht niet zodanig bijzonder heeft hoeven vinden dat dit tot gevolg zou moeten hebben dat er geen sprake is van alcoholmisbruik. Wat daarnaast in het rapport van [B] opvalt is dat hij, in tegenstelling tot [A] , meent dat er geen sprake is van herhaaldelijk gebruik van alcohol in gevaarlijke situaties. Gelet op de vier aanhoudingen in vijf jaar tijd voor rijden onder invloed, acht de rechtbank dit standpunt niet begrijpelijk. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit rapport van [B] dus niet tot de conclusie dat het rapport van [A] naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is.
Ook wat eiser verder heeft aangevoerd leidt niet tot deze conclusie. Verweerder heeft zich dus op dit deskundigenrapport mogen baseren en kunnen concluderen dat sprake is van alcoholmisbruik.
11. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.