8.3.De rechtbank komt niet toe aan de bespreking van dat wat eiser verder heeft aangevoerd.
9. Zoals in rechtsoverweging 5 is overwogen, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom eiser geen mantelzorg als bedoeld in de Huisvestingsverordening ontvangt. Aan het bestreden besluit kleeft een motiveringsgebrek en het bestreden besluit is daarom in strijd met de artikelen 3:4 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet aanleiding tot toepassing van de zogeheten ‘bestuurlijke lus’, als bedoeld in artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb. De rechtbank kan het bestuursorgaan op grond van dit artikel in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak.
10. De rechtbank overweegt dat onder toepassing van een bestuurlijke lus verweerder in de gelegenheid wordt gesteld het in rechtsoverweging 5 geconstateerde gebrek te herstellen. Dat herstellen kan met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen moet verweerder met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen, motiveren waarom geen sprake is van mantelzorg als bedoeld in de Huisvestingsverordening. Daarvoor dient opnieuw een sociaal-medisch onderzoek plaats te vinden naar juridisch relevante moment van toetsing: ten tijde van het bestreden besluit.
11. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
12. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2013.
13. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.