ECLI:NL:RBMNE:2020:2082

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
UTR 19/4713
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en wijziging van WIA-uitkering na melding van verslechtering

In deze zaak heeft eiseres, die als verkoop- en kassamedewerker heeft gewerkt, zich op 17 februari 2016 ziekgemeld. Vanaf 14 februari 2018 ontving zij een loongerelateerde uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij zij 49,02% arbeidsongeschikt werd geacht. Op 1 maart 2019 meldde eiseres een verslechtering van haar gezondheid bij het UWV, dat in een besluit van 17 mei 2019 oordeelde dat zij minder arbeidsongeschikt was, namelijk 36,57%. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, dat op 8 oktober 2019 ongegrond werd verklaard. Later, op 23 december 2019, wijzigde het UWV de beslissing en erkende het bezwaar van eiseres, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage werd verhoogd naar 37,99%.

Eiseres was van mening dat haar beperkingen niet adequaat waren vastgesteld en dat het UWV onvoldoende onderzoek had gedaan naar haar medische situatie. De rechtbank oordeelde dat het UWV besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld, geen tegenstrijdigheden bevatten en begrijpelijk zijn. De rechtbank concludeerde dat het UWV aan deze voorwaarden voldeed en dat de medische beoordeling van eiseres correct was. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de vastgestelde beperkingen onjuist waren.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en veroordeelde het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525,-. De uitspraak werd gedaan op 5 juni 2020 door rechter Y.N.M. Rijlaarsdam, in aanwezigheid van griffier M. van der Knijff. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4713

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juni 2020 in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G.J.A.M. Gloudi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.E. Buter).

Inleiding

1. Eiseres heeft gewerkt als verkoop- en kassamedewerker. Op 17 februari 2016 heeft zij zich ziekgemeld. Vanaf 14 februari 2018 heeft zij recht op een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres werd toen 49,02% arbeidsongeschikt geacht.
2. Op 1 maart 2019 heeft eiseres bij het UWV gemeld dat haar gezondheid is verslechterd. In een besluit van 17 mei 2019 heeft het UWV beslist dat eiseres juist meer arbeidsgeschikt wordt geacht dan eerst: 36,57% arbeidsongeschikt, met een restverdiencapaciteit van €1.185,27. De WIA-vervolguitkering vanaf 14 augustus 2019 zal daarom worden gebaseerd op de klasse 35-45%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
3. In een beslissing op bezwaar van 8 oktober 2019 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen die beslissing op bezwaar.
4. Op 23 december 2019 heeft het UWV de beslissing op bezwaar gewijzigd. In de gewijzigde beslissing op bezwaar is het bezwaar van eiseres alsnog gegrond verklaard, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage is gewijzigd naar 37,99% en de restverdiencapaciteit naar €1.158,93. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht maakt de gewijzigde beslissing op bezwaar onderdeel uit van deze beroepszaak.
5. Eiseres en het UWV hebben toestemming gegeven om in deze zaak uitspraak te doen zonder zitting. De rechtbank heeft op 24 april 2020 het onderzoek gesloten.

Het geschil

6. Eiseres vindt dat zij meer beperkt is dan door het UWV wordt aangenomen. Het onderzoek door de artsen van het UWV is niet zorgvuldig genoeg geweest, omdat er geen informatie is opgevraagd bij haar behandelaars. Eiseres heeft nu zelf medische informatie ingediend. Op grond daarvan moeten er volgens haar meerdere extra beperkingen aangenomen worden. Eiseres vindt ook dat zij de functies die door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het UWV zijn geduid niet kan uitvoeren.
7. Eiseres had ook een beroepsgrond ingediend over de urenomvang van de maatgevende arbeid, maar die heeft zij weer ingetrokken.
8. Het UWV stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding is om de vastgestelde beperkingen te wijzigen en dat de geduide functies passend zijn.

De beoordeling door de rechtbank

De medische beoordeling
9. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het UWV besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig onderzoek gedaan?
10. Eiseres voert aan dat de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen zorgvuldig onderzoek hebben gedaan. Zij hebben geen medische informatie opgevraagd, terwijl ze op de hoogte waren van de behandeling door de neuroloog en het revalidatiecentrum en van het feit dat er een MRI-scan gedaan zou worden. Het spreekuur en de hoorzitting hebben volgens eiseres te weinig duidelijkheid gegeven over de omvang van haar beperkingen.
11. De Centrale Raad van Beroep, de hoogste bestuursrechter in WIA-zaken, heeft in een uitspraak van 20 mei 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BI4863) geoordeeld dat een verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel en dat raadpleging van de behandelend sector daarom in principe niet vereist is. Dat is anders in gevallen waarin een betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen.
12. Eiseres is op het spreekuur van de primaire arts geweest. Daar heeft zij verteld over de klachten en belemmeringen die zij ervaart. De arts heeft eiseres ook onderzocht. In het rapport van 2 mei 2019 geeft de arts aan dat zij in overleg met eiseres heeft besloten om geen informatie op te vragen. Als reden geeft zij aan dat eiseres de klachten en behandeling adequaat kon verwoorden en er voldoende informatie in het dossier aanwezig was om samen met de eigen onderzoeksbevindingen tot een zorgvuldig oordeel te komen.
13. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Gille heeft eiseres ook zelf gesproken. Hij geeft aan dat er geen aanwijzingen zijn dat de fysieke en psychische gesteldheid door de primaire arts onjuist is weergegeven. Hij vraag ook geen informatie op, omdat het dossier geen medische vragen oproept. Er is geen sprake van inconsistenties en de bevindingen van de primaire arts passen bij de aard en ernst van het medische beeld.
14. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had informatie bij de behandelaars kunnen opvragen, maar dat was niet nodig. Eiseres heeft goed uitgelegd wat haar klachten zijn en welke behandelingen zij volgt. De primaire arts en de verzekeringsarts zijn afgegaan op wat zij heeft verteld. Dat heeft ertoe geleid dat zij meer beperkingen hebben aangenomen dan eerst het geval was. Er was ook geen aanleiding om te denken dat de behandelaars van eiseres een heel ander beeld van haar klachten zouden geven. Wat eiseres in beroep aanvoert over de medische beoordeling gaat ook niet zozeer over de klachten die zij ervaart, maar over de omzetting van die klachten in beperkingen. Dat is de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts en daar mogen de behandelaars van eiseres zich niet in mengen.
15. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de drie voorwaarden voldoet.
Is het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep juist?
16. Eiseres voert aan dat zij meer beperkt is op het afwisselen van houding tussen zitten, liggen, staan en lopen. Er is ook sprake van verminderde knijp- en grijpkracht, en het is onterecht dat op dat onderdeel een verruimende toelichting bij de beperkingen is opgenomen. Volgens eiseres wordt er ook voorbijgegaan aan haar nekklachten, die leiden tot uitvalklachten en pijnklachten. Eiseres wijst erop dat er geen verbetering te verwachten is. Door haar klachten heeft zij ook beperkingen ten aanzien van concentratie, en de medicijnen die zij gebruikt verminderen haar reactievermogen. Ter onderbouwing heeft eiseres een uitdraai van het journaal van haar huisarts ingediend, waarin ook berichten van haar behandelaars (waaronder de gastro-enteroloog, internist, neuroloog en reumatoloog) zijn opgenomen.
17. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 6 december 2019 gereageerd op de medische informatie die eiseres heeft ingediend. Hij geeft aan dat er naast de al bekende problematiek sprake is van chronische pijnklachten van de nek en schouders, maar zonder dat er sprake is van een onderliggend neurologisch substraat. Uit de MRI-scan blijkt een nagenoeg onveranderd beeld ten opzichte van 2017. Dat is in lijn met wat door de primaire arts en hemzelf is aangenomen. Met het medicijngebruik is al rekening gehouden, door een beperking op werk met een verhoogd persoonlijk risico.
18. In het verweerschrift geeft het UWV nog aan dat de toelichting op het punt van de knijp- en grijpkracht enkel inhoudt dat er voor beide handen geen verschil in beperking is aan te merken.
19. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om aan te nemen dat het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. Naar aanleiding van de melding van de verslechtering van haar gezondheid door eiseres zijn er extra beperkingen aangenomen. De medische informatie die eiseres heeft ingediend geeft geen aanleiding voor twijfel aan de vastgestelde beperkingen. Wat eiseres zelf aangeeft over de beperkingen die zij ervaart, weegt onvoldoende op tegen het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die gespecialiseerd is in het vaststellen van arbeidsbeperkingen.
De arbeidskundige beoordeling
20. Eiseres voert aan dat de geduide functies machinaal metaalbewerker en medewerker tuinbouw niet passend zijn, vanwege de nekfixatie, de statische houding en de knijp- en grijpkracht.
21. De rechtbank stelt vast dat wat eiseres aanvoert feitelijk over de vastgestelde beperkingen gaat. Omdat de beroepsgronden die eiseres aanvoert tegen de medische beoordeling niet slagen, blijven de vastgestelde beperkingen als uitgangspunt voor het duiden van functies overeind.
22. De rechtbank ziet in het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 26 september 2019 geen aanleiding om de geduide functies niet passend te achten. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is daarom terecht vastgesteld op 37,99%.
23. De rechtbank snapt dat het voor eiseres verbazingwekkend en misschien moeilijk te begrijpen is dat zij minder arbeidsongeschikt wordt geacht dan eerder, terwijl zij juist een melding had gedaan van verslechtering van haar gezondheid en er ook meer beperkingen zijn aangenomen. Maar de rechtbank heeft geen twijfel aan het genomen besluit.
Conclusie
24. Het beroep van eiseres is ongegrond.
25. De rechtbank ziet aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres, omdat het UWV tijdens de beroepsprocedure de beslissing op bezwaar heeft gewijzigd. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525,- met een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet het UWV de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
26. In de gewijzigde beslissing op bezwaar heeft het UWV aangegeven het door eiseres betaalde griffierecht (€ 47,-) te zullen vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is op 5 juni 2020 gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.