ECLI:NL:RBMNE:2020:2274
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van bezwaarschrift en niet-ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft de sluiting van een bedrijfspand voor de duur van twaalf maanden, zoals besloten op 1 juli 2019. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift op 2 juli 2019 begon en dat de uiterste datum voor ontvangst op 12 augustus 2019 lag. Het bezwaarschrift werd echter pas op 15 augustus 2019 door verweerder ontvangen, wat buiten de termijn was. Eiser voerde aan dat het bezwaarschrift op 11 augustus 2019 op de post was gedaan, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om deze stelling te onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat het poststempel op de enveloppe als bewijsrechtelijk uitgangspunt geldt en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bezwaarschrift eerder ter post was bezorgd.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en dat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier mr. M.M. van Luijk-Salomons. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.