4.3Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank acht - met de officier van justitie en de raadsvrouw - niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan voor zover het betrekking heeft op het bedrag van € 1.324,77 en zal verdachte hiervan vrijspreken. Verder acht de rechtbank - met de officier van justitie - niet bewezen dat verdachte handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld en zal verdachte ook hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 1 primair en 2 primair
Aangeefster [benadeelde 1] heeft verklaard dat zij op 5 februari 2018 een WhatsApp-bericht kreeg van haar man. In dat bericht stonden verzoeken om geld over te maken naar zijn vader. De betalingen moesten gestort worden naar [A] , [rekeningnummer] en het ging om 480,99 euro en 538,99 euro. Haar man zei dat zijn vader een nieuw nummer had omdat hij zijn telefoon had laten vallen. Hij had geen nummerbehoud gekozen, dus hij berichtte met zijn nieuwe nummer naar haar man. [benadeelde 1] voegde dat nummer toe in haar telefoon en zag op WhatsApp een profielfoto van haar schoonvader en -moeder samen. Hierna vroeg degene achter het nieuwe telefoonnummer om nog twee rekeningen te betalen. Het ging wederom om dezelfde rekeningnummer en naam. Ze stortte vervolgens omstreeks 15.40 uur een bedrag van 619,88 euro en omstreeks 15.50 uur een bedrag van 527,99 euro. Ze stuurde betaalbewijzen door via WhatsApp. Nadien vroeg degene achter dat nummer wederom om twee rekeningen te betalen. Ze moest bedragen van 638,99 euro en 917,99 euro storten naar [rekeningnummer] op de naam van [B] . [benadeelde 1] stortte deze bedragen naar het gevraagde rekeningnummer en stuurde wederom het betaalbewijs. Vervolgens kreeg zij haar schoonvader aan de lijn via de vaste lijn van haar schoonouders. Haar schoonvader vertelde dat hij geen nieuw nummer had en dat hij niet had gevraagd aan haar man, om geld over te maken. Het IBAN-nummer van [benadeelde 1] is [rekeningnummer] .
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij van ING Nederland transactiegegevens heeft ontvangen van [rekeningnummer] op naam van [A] . Hij zag dat op de rekening
op 5 februari 2018 de volgende creditbedragen waren overgemaakt:
- 480,99 euro vanaf IBAN [rekeningnummer] op naam van [benadeelde 1] ;
- 538,99 euro vanaf IBAN [rekeningnummer] op naam van [benadeelde 1] ;
- 619 euro vanaf IBAN [rekeningnummer] op naam van [benadeelde 1] ;
- 527,99 euro vanaf IBAN [rekeningnummer] op naam van [benadeelde 1] ;
- 0,88 euro vanaf IBAN [rekeningnummer] op naam van [benadeelde 1] ;
[verbalisant 1] zag dat vervolgens op de rekening de volgende bedragen werden afgeschreven:
- op 5 februari 2018 opname van 250 euro bij geldautomaat van de ING aan de Koopmanstraat te Almere;
- op 5 februari 2018 omstreeks 17.17 uur pinbetaling van 500 euro bij JHG Almere;
- op 5 februari 2018 omstreeks 17.20 uur pinbetaling van 300 euro bij JHG Almere;
- op 5 februari 2018 omstreeks 16.04 uur pinbetaling van 300 euro bij JHG Almere;
- op 5 februari 2018 omstreeks 16.03 uur pinbetaling van 300 euro bij JHG Almere;
- op 5 februari 2018 omstreeks 15.58 uur pinbetaling van 200 euro bij JHG Almere;
- op 5 februari 2018 omstreeks 15.56 uur pinbetaling van 200 euro bij JHG Almere;
- op 5 februari 2018 omstreeks 15.45 uur opname van 250 euro bij geldautomaat van de ABN AMRO te Almere.
[A] heeft op 11 juli 2018 verklaard dat rekening [rekeningnummer] een oud rekeningnummer van hem is geweest en dat die rekening is geblokkeerd. Hij weet niet waarom [benadeelde 1] op 5 februari 2018 geld naar hem heeft overgemaakt. Hij heeft nog nooit zoveel geld gehad. Over de pintransacties met zijn pinpas op 5 februari 2018 kan hij niets verklaren. Hij snapt het niet. Zijn ouders hebben ingesteld dat hij maar 250 euro per dag kan pinnen. [A] heeft zijn pas een keer uitgeleend op een feestje aan een jongen met de bijnaam [bijnaam] . Dat was in het begin van het jaar. Het zou kunnen dat het op 5 februari 2018 is geweest. Hij heeft toen ook zijn pincode afgegeven. [bijnaam] had gezegd dat hij zijn pas nodig had. [A] zei: "dat geld wat op je rekening komt, hoe weet je dat het gelijk naar mijn rekening gaat, het is nacht". [bijnaam] overtuigde hem dat het goed zou komen. De volgende dag heeft hij zijn pas teruggekregen van [verdachte] .
Aangever [benadeelde 2] heeft verklaard dat hij op 8 maart 2018 om 20.19 uur via WhatsApp een berichtje kreeg van iemand van wie hij dacht dat het zijn zus [C] was. Bij het nummer stond een profielfoto van zijn zus. Zijn 'zus' stuurde dat ze een ander nummer had omdat zij was overgestapt van provider. Hij was ervan overtuigd dat hij met zijn zus aan het praten was. Zijn 'zus' vroeg of hij voor haar betalingen kon doen. Ze gaf aan dat ze geen geld kon overmaken omdat ze problemen had met haar internetbankieren. De betalingen die zij moest doen, moesten voor 21.00 uur betaald zijn. [benadeelde 2] heeft gezegd dat hij betalingen voor haar kon voorschieten. Hij kreeg toen via WhatsApp de volgende gegevens door:
- " [medeverdachte 1] , IBAN: [rekeningnummer] , t.n.v. [C] , 851,95 euro";
- " [medeverdachte 1] , IBAN: [rekeningnummer] , t.n.v. [C] , 611,25 euro".
[benadeelde 2] heeft de betalingen overgemaakt en pdf-bestanden gestuurd als bewijs van overschrijving. Om 21.26 uur kreeg hij weer een berichtje van zijn 'zus' met de volgende gegevens om nogmaals twee betalingen te doen:
- " [naam] , IBAN: [rekeningnummer] , t.n.v. [C] , 624,15 euro";
- " [naam] , IBAN: [rekeningnummer] , t.n.v. [C] , 402,85 euro".
Deze betalingen heeft hij ook gedaan en wederom pdf-bestanden (de rechtbank begrijpt:) gestuurd als bewijs van betaling. Op 9 maart 2018 kreeg hij weer een berichtje van zijn 'zus'. Ze zei dat ze nog een rekening had gevonden en dat deze rekening voor 12.00 uur betaald moest zijn. [benadeelde 2] kreeg de volgende gegevens door: " [naam] , IBAN: [rekeningnummer] , t.n.v. [C] , 1.245,25 euro". Om 09.38 uur heeft hij een pdf-bestand gestuurd als bewijs van betaling. Om 12.23 uur kreeg [benadeelde 2] weer een bericht van zijn 'zus' met een verzoek tot betaling met de volgende gegevens: " [naam] , AN: [rekeningnummer] , t.n.v. [C] , 825,15 euro". Om 13.52 uur heeft [benadeelde 2] een pdf-bestand gestuurd als bewijs van betaling. Om 14.39 uur kreeg hij wederom het verzoek van zijn 'zus' om twee betalingen te doen met de volgende gegevens:
- " [medeverdachte 1] , IBAN: [rekeningnummer] , t.n.v. [C] , 515,05 euro";
- " [medeverdachte 1] , IBAN: [rekeningnummer] , t.n.v. [C] , 507,95 euro".
Om 15.34 stuurde hij pdf-bestanden als bewijs van betaling.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij van ABN AMRO BANK NV transactie-gegevens heeft ontvangen van het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam] . Hij zag dat op 9 maart 2018 bedrag van 1245,25 euro werd bijgeschreven op het rekeningnummer en dat dit bedrag afkomstig was van het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [benadeelde 2] . Vervolgens werden de volgende bedragen afgeschreven:
- op 9 maart 2018 omstreeks 12.02 uur een bedrag van 1200 euro bij een geldautomaat van ABN Amro aan het Zuideinde 13-17 te Almere met pasnummer [pasnummer] ;
- op 9 maart 2018 omstreeks 12.03 uur een bedrag van 20 euro bij een geldautomaat van ABN Amro aan het Zuideinde 13-17 te Almere met pasnummer [pasnummer] ;
- op 9 maart 2018 een bedrag van 7,50 euro naar rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam] ;
- op 9 maart 2018 een bedrag van 15 euro naar rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam] ;
- op 12 maart 2018 een bedrag van 2,5 euro naar rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam] .
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij onderzoek heeft gedaan naar gegevens uit de telefoon van verdachte. Hij zag dat verdachte in zijn chats de naam [bijnaam] gebruikte.
[verbalisant 1] zag een relevante chat in WhatsApp tussen verdachte en contactpersoon [contactpersoon] , hem ambtshalve bekend als een bijnaam van het broertje van verdachte. [verbalisant 1] zag dat [contactpersoon] op 9 maart 2018 om 9:21:04 uur een foto stuurde van een ABN Amro bankpas op naam van [naam] met rekeningnummer [rekeningnummer] . Om 09:21:49 uur stuurde [bijnaam] een spraakmemo en hoorde [verbalisant 1] [bijnaam] zeggen: "ik kom naar osso moet je die spa brengen naar die bushalte wanneer ik er ben, ik zit al in die bus, ga ik meteen door".
Ook zag [verbalisant 1] in de telefoon van verdachte een gesprek tussen verdachte en [naam] met het telefoonnummer [rekeningnummer] . De inhoud van de gesprekken was als volgt:
09-03-2018
(…)
1:01:21 uur [bijnaam] : Kon niets pinnen
(…)
8:53:22 uur [naam] : Hij was niet geactiveerd
(…)
Om 8:53:27 uur stuurde [bijnaam] een spraakmemo waarop [verbalisant 1] het volgende hoorde:
" Ik heb het al gefixt man broertje, ik ga nu die andere 5 b klemmen". Om 8:53:42 uur stuurde [bijnaam] opnieuw een spraakmemo waarop [verbalisant 1] hoorde: "Ja man hij was niet geactiveerd zei die kil, nu heeft hij het geactiveerd die ene mattie van mij heeft 5 geklemd en uh hij heeft het overgeboekt naar een anders spaar van mij en die ga ik ook klemmen".
(…)
9:10:03 uur [bijnaam] : Ik laat me bradda pica sturen green
9:10:46 uur [naam] : Ja maar anders kan je niet trekken pa
[verbalisant 1] zag dat door [bijnaam] om 9:18:57 uur [bijnaam] een foto werd verstuurd van (de rechtbank begrijpt: een pas van de) ABN Amro op naam van [naam] met rekeningnummer [rekeningnummer] . Om 9:22:29 uur stuurde [naam] een spraakmemo waarop [verbalisant 1] hoorde: "ai si, ja toch, ik ga nu die 12 zetten op die green".
(…)
9:25:55 uur [bijnaam] : Hieveel min
9:25:57 uur [bijnaam] : Staat het
(…)
9:26:13 uur [naam] : Ik laat nee eten
9:26:20 uur [naam] : Je weten als je muur moet
(…)
[verbalisant 1] zag dat [bijnaam] om 12:12:12 een foto stuurde met een bankpas van [medeverdachte 2] met rekeningnummer [rekeningnummer] en een bankpas van [D] met rekeningnummer [rekeningnummer] .
(…)
12:18:18 uur [naam] : Welke
12:19:25 uur [bijnaam] : [medeverdachte 2]
(…)
16:17:57 uur [bijnaam] : Gooi maar op die van [D]
(…)
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij onderzoek heeft gedaan naar gegevens uit de telefoon van [medeverdachte 3] . Hij zag een relevante chat in Whatsapp tussen [medeverdachte 3] en het telefoonnummer [rekeningnummer] . [verbalisant 1] zag dat dit gesprek overeenkwam met een gesprek uit de telefoon van verdachte. [verbalisant 1] zag de volgende gesprekken:
09-03-2018
(…)
9:11:15 uur [verdachte] : Er gaat 12
(…)
9:11:18 uur [verdachte] : Op green vallen
(…)
10:30:27 uur [verdachte] : Er is 12 al gegooid
10:30:32 uur [verdachte] : Om twaalf staat het er
(…)
11:07:38 uur [verdachte] : We zijn snel auto
(…)
11:13:42 uur [verdachte] : Ben bijna bij jou.
(…)
[medeverdachte 2] heeft, toen hij op 19 maart 2018 aangifte deed van fraude en verduistering van zijn pinpas, verklaard dat hij op 7 maart 2018 aan [medeverdachte 4] heeft gevraagd aan wie [medeverdachte 4] zijn pinpas had gegeven. Op 9 maart 2018 omstreeks 07.00 uur zag [medeverdachte 2] dat hij 7 berichten had ontvangen van [medeverdachte 4] van de vorige avond. Hij las dat hij snel moest reageren omdat er niet gepind kon worden met zijn pinpas. Hij moest zijn pinpas nog activeren. [medeverdachte 2] heeft dit direct gedaan en dit doorgegeven via WhatsApp aan [medeverdachte 4] . Verdachte vroeg hem of er nog geld op zijn rekening stond en hoeveel dat was. [medeverdachte 2] zag dat er 1027 euro op mijn rekening stond en schrok daarvan. Hier zat geen of weinig geld van hemzelf bij. Hij stuurde een bericht naar [medeverdachte 4] met het bedrag. [medeverdachte 4] stuurde hem een foto van een bankpas met de vraag of hij 520 euro naar [rekeningnummer] op naam van [D] wilde overmaken. [medeverdachte 2] heeft dit overgemaakt. [medeverdachte 4] vroeg hoeveel geld hij op een dag kon opnemen. [medeverdachte 2] zei dat het 250 euro was. [medeverdachte 2] las dat [medeverdachte 4] zei dat de rest van het geld op zijn rekening dezelfde dag en de dag erna (zaterdag 10 maart 2018) gepind zou worden. Omstreeks 09.00 uur was [medeverdachte 2] op school en stuurde hij [medeverdachte 4] een WhatsApp bericht. [medeverdachte 4] vroeg of er al gepind was. [medeverdachte 2] zag dat er 250 euro was gepind. Hij ging naar de aula om verdachte te laten zien dat er gepind was en hij zag dat [medeverdachte 4] hiervan een foto maakte via Snapchat. Om 20.15 uur zag hij dat er nog meer geld gestort was en er ook weer af gepind was. Op 14 maart 2018 is [medeverdachte 3] langsgekomen en zag [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 3] zijn pinpas teruggaf aan zijn vader.
[medeverdachte 4] heeft op 16 juli 2018 verklaard dat hij ongeveer drie maanden eerder de pinpas van [medeverdachte 2] onder zich heeft gehad. [medeverdachte 3] had gevraagd of hij zijn pinpas mocht lenen omdat hij zelf geen pinpas had en hij geld moest storten. [medeverdachte 4] liet weten dat hij die dag zijn pas niet bij zich had. [medeverdachte 3] vroeg of hij [medeverdachte 2] wilde vragen of hij zijn pas mocht lenen. [medeverdachte 4] heeft vervolgens de pas van [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] gebracht. De volgende dag vroeg [medeverdachte 3] wat [medeverdachte 2] zijn limiet was, of [medeverdachte 2] internetbankieren had om over te maken en nog meer vragen. Toen heeft [medeverdachte 4] een screenshot van zijn vragen op snapchat gemaakt en doorgestuurd naar [medeverdachte 2] . [medeverdachte 3] stuurde een foto van een pas van [D] naar hem en hij zei dat [medeverdachte 2] het geld moest overmaken naar die pas omdat zijn limiet niet hoog genoeg was. Toen heeft [medeverdachte 4] dat doorgestuurd naar [medeverdachte 2] .
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat bij de aangifte van [getuige] enkele bankafschriften waren gevoegd van zijn rekening [rekeningnummer] . Hij zag dat er op 9 maart 2018 bedragen van 402,85 en 624,15 euro waren bij geschreven afkomstig van de heer [benadeelde 2] met rekeningnummer [rekeningnummer] en dat diezelfde dag de volgende bedragen waren afgeschreven:
- een bedrag van 520,00 euro via internet bankieren naar [rekeningnummer] . Deze overschrijving betreft de overschrijving naar [D] zoals omschreven in de aangifte van [getuige] ;
- een bedrag van 250 euro op 9 maart 2018, omstreeks 08.37 uur bij een ING bank geldautomaat aan het Noordeinde te Almere.
[verbalisant 1] zag dat er vervolgens op 9 maart 2018 op de rekening een bedrag van 825,15 euro werd bij geschreven afkomstig van de heer [benadeelde 2] met rekeningnummer [rekeningnummer] en dat diezelfde dag is afgeschreven:
- een bedrag van 200,50 euro op 9 maart 2018, omstreeks 14.01 uur, bij een betaalautomaat bij de MH SHOP 1 in Hilversum;
- een bedrag van 400,50 euro op 9 maart 2018, omstreeks 14.08 uur, bij een betaalautomaat bij de MH SHOP 2 in Hilversum;
- een bedrag van 105 euro op 9 maart 2018, omstreeks 14.19 uur, bij een betaalautomaat bij [winkel] in Hilversum;
- een bedrag van 89,97 euro op 9 maart 2018, omstreeks 14.21 uur bij een betaalautomaat bij GM609 in Hilversum;
- een bedrag van 250 euro op 9 maart 2018, omstreeks 08.37 uur bij ING geldautomaat aan het Noordeinde in Almere;
- een bedrag van 250 euro op 9 maart 2018, omstreeks 08.40 uur bij een geldautomaat van de ABN Amro in Almere.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat bij de aangifte van [medeverdachte 2] camerabeelden waren geleverd van de MH-shop in Hilversum. Hij heeft deze camerabeelden bekeken en uitgewerkt in een proces-verbaal van bevindingen. De camerabeelden begonnen op
9 maart 2018, omstreeks 14.07.03 uur. Hij zag toen twee jongens voor de toonbank staan, van wie hij er één herkende als [medeverdachte 3] , geboren op [2001] te [geboorteplaats] . [verbalisant 1] herkende hem aan zijn huidskleur, de stand/vorm van zijn neus, zijn kaaklijn, zijn lichte snor, stand van zijn oren en kapsel. Hij zag dat de andere jongen om 14:07:24 een pinpas pakte, deze in het pinautomaat stopte, de pincode intoetste en de pas vervolgens wegstak. De medewerker legde vervolgens vier stapeltjes met twee briefjes van 50 euro op de toonbank, totaal 400 euro. De jongen pakte de stapeltjes en liep weg met [medeverdachte 3] .
Verdachte heeft verklaard dat op de camerabeelden is te zien dat hij heeft gepind bij de
MH-shop in Hilversum toen er 400 euro werd opgenomen. Hij heeft niet met zijn eigen pasje gepind.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij naar diverse winkels heeft gebeld waarvan hij op de rekeningafschriften van zijn zoon [medeverdachte 2] zag waar wat gekocht was. Dit betrof een pet en schoenen bij [winkel] . Dit bedroeg samen 105,00 euro. Dit bedrag werd gepind op 9 maart 2018 te 14:19 uur. De beelden van de personen die pinden bij de MH-shop, heeft hij naar [winkel] gestuurd.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat bij de aangifte van [medeverdachte 2] een e-mail was gevoegd. Hij zag dat daarin het volgende stond:
Ik kan u zeggen dat die 2 jongens van de camerabeelden inderdaad de jongens zijn die
in onze vestiging in Hilversum een Dsquared2 pet hebben gekocht.
Met vriendelijke groet,
[aangeefster]
[winkel] [vestigingsplaats] "
[verbalisant 1] zag dat er een foto van een pet was bijgevoegd.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij op (de rechtbank begrijpt:) 10 juli 2018 in de woning van [medeverdachte 3] een pet heeft aangetroffen. Deze pet was identiek als de pet welke aangeschaft werd door vermoedelijk [medeverdachte 3] en [verdachte] bij [winkel] te Hilversum.
Verdachte heeft verklaard dat hij de pet bij [winkel] heeft gekocht. Volgens verdachte is die met een bankpas betaald.
Bewijsoverweging
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.