ECLI:NL:RBMNE:2020:2428

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
UTR - 19 _ 5578
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om inkomen vader buiten beschouwing te laten bij vaststelling aanvullende beurs

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs. Eiseres had verzocht om het inkomen van haar vader buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van de aanvullende beurs op grond van artikel 3.14 van de Wet Studiefinanciering 2000. Dit verzoek werd afgewezen door de verweerder, die stelde dat er geen sprake was van een ernstig en structureel conflict tussen eiseres en haar vader, zoals vereist voor loskoppeling van het ouderlijk inkomen.

Eiseres voerde aan dat zij sinds de scheiding van haar ouders geen contact meer heeft met haar vader en dat hij haar jarenlang heeft vernederd en verwaarloosd, wat zij als geestelijke mishandeling beschouwde. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden niet voldeden aan de strenge eisen die de rechtspraak stelt voor de kwalificatie van een ernstig en structureel conflict. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek door de verweerder in redelijkheid was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de verweerder om het inkomen van de vader van eiseres mee te tellen bij de berekening van de aanvullende beurs in stand blijft. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5578

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs, verweerder
(gemachtigde: D.M. Zijlstra-Cuiper).

Procesverloop

Bij besluit van 27 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om op grond van artikel 3.14 van de Wet Studiefinanciering 2000 het inkomen van haar vader buiten beschouwing te laten bij het vaststellen van de aanvullende beurs afgewezen.
Bij besluit van 20 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft, met toestemming van partijen, bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 20 mei 2020.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 2 april 2019 een verzoek bij verweerder ingediend om bij de vaststelling van de aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van haar vader (de zogenoemde loskoppeling).
2. Verweerder heeft het verzoek afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden tot loskoppeling. De aanvullende beurs wordt alleen dan berekend zonder rekening te houden met het inkomen van de ouder, als de ouder weigert de ouderlijke bijdrage te betalen en als er sprake is van een ernstig structureel conflict tussen eiseres en haar vader. Eiseres voldoet aan de eerste voorwaarde, maar niet aan de tweede. Van een ernstig structureel conflict is alleen sprake in geval van fysiek of geestelijk geweld tegen het kind. In het geval van eiseres is sprake van het ontbreken van een relatie, maar niet van een structureel conflict. Daarnaast is de weigering van de vader om bij te dragen in de kosten voor levensonderhoud en studie het gevolg van een conflict over het feit dat eiseres wilde gaan studeren.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat haar ouders zijn gescheiden sinds zij jong was. Zij heeft sinds 2016 geen contact meer heeft met haar vader. Ondanks dat hij de mediator in 2018 heeft beloofd om het contact te herstellen, doet hij dit niet. Zij is jarenlang vernederd en verwaarloosd, hetgeen volgens eiseres een vorm van geestelijke mishandeling is. Er is volgens eiseres wel sprake van een structureel conflict.
4. In artikel 6, eerste lid, onder a van het Besluit studiefinanciering 2000 (het Besluit) is bepaald dat aanspraak op aanvullende beurs bestaat in het geval sprake is van een ernstig en structureel conflict tussen ouder en studerende. Van een ernstig en structureel conflict is volgens artikel 7 van het Besluit sprake als de ouder om ernstige redenen structureel weigert de veronderstelde ouderlijke bijdrage te verstrekken. Uit de Nota van Toelichting bij het Besluit (Staatsblad 2000, 329) volgt dat de ernst van het conflict mede bepalend is. Ondersteunend voor de beoordeling of er van een conflict als hierboven sprake is, kunnen zijn verklaringen van terzake deskundige instanties zoals de RIAGG, een vertrouwensarts, psychiater of psycholoog of een voogdijvereniging. Ten minste één dergelijke verklaring is vereist. Het conflict mag niet op financiële motieven gegrond zijn. Zaken als betalingsproblemen, meningsverschillen over de gekozen studie of onderwijsinstelling, het verlangen naar financiële zelfstandigheid gelden in ieder geval niet als conflict in de zin van dit artikel.
5. Volgens vaste rechtspraak moet om een aanvraag als die van eiseres te kunnen honoreren sprake zijn van een zodanig fundamenteel en structureel verstoorde relatie dat loskoppeling de enige weg is, zoals in gevallen waarbij ernstig fysiek en/of geestelijk geweld een rol heeft gespeeld dan wel, in gevallen van diepgaande, met ernstige conflicten gepaard gaande, verschillen van inzicht over met name levensovertuiging, cultuur of geloof (vergelijk onder meer de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 12 februari 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:488), 7 mei 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:1603) en 27 augustus 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:2867) waarin de conflicteis op deze wijze wordt uitgelegd.
6. Of van een zodanige situatie sprake is, moet aan de hand van de Wet Studiefinanciering 2000, het Besluit en de toelichting daarop op basis van de in het desbetreffende geval voorliggende concrete feiten en omstandigheden worden beslist.
7. De rechtbank heeft gelezen in het beroepschrift dat eiseres sinds de scheiding weinig tot geen contact heeft gehad met haar vader en dat haar vader alle contact en financiële bijdrage weigert sinds zij in 2016 heeft aangegeven te gaan studeren. Daarmee staat vast dat het conflict sinds 2016 gegrond is op een financieel motief en daarmee niet in aanmerking komt om als ernstig en structureel in de zin van artikel 7 van het Besluit te worden aangemerkt. Eiseres heeft daarnaast uitgebreid toegelicht hoe zij de situatie met haar vader ervaart, dat ze altijd nog hoopt dat het goed komt, maar dat haar vader weigert contact op te nemen. Ze beschrijft ook dat haar vader in haar jeugd vaak tegen haar schreeuwde en dat er onder andere een incident heeft plaatsgevonden, waarbij hij de kamer van eiseres helemaal overhoop heeft gehaald, waarna er ook enige tijd geen contact is geweest. De door eiseres ervaren vernedering en verwaarlozing is op zijn zachtst gezegd pijnlijk voor een kind, maar kan niet gekwalificeerd worden als ernstig geestelijk geweld in de lijn van de rechtspraak. Alhoewel de rechtbank onderkent dat een relatie tussen eiseres en haar vader op dit moment ontbreekt en de verhouding verstoord is, is de lat die de Centrale Raad van Beroep legt hoog. De rechtbank ontkent niet dat sprake is van grote problemen tussen eiseres en haar vader, maar dat sprake is van een zodanig fundamentele en structurele verstoring van de relatie met haar vader dat loskoppeling de enige weg is, ziet de rechtbank niet.
8. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder bij het in acht nemen van alle in dit geval relevante factoren in redelijkheid heeft kunnen komen tot de conclusie dat het hier niet gaat om een ernstig en structureel conflict als bedoeld in artikel 3.14 van de Wsf 2000 en uitgewerkt in de artikelen 6 en 7 van het Besluit.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier, op 23 juni 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.