ECLI:NL:RBMNE:2020:2518

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
UTR 20/743
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak van ambtenaar tegen korpschef politie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een ambtenaar, had tegen het besluit van de korpschef van politie beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 18 juli 2019, hield in dat verzoekster met onmiddellijke ingang strafontslag was opgelegd. Het bezwaar van verzoekster tegen dit besluit werd op 10 januari 2020 ongegrond verklaard door de korpschef. Hierop heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl het beroep nog aanhangig was.

Tijdens de zitting op 19 mei 2020 zijn beide partijen verschenen, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde M.J. van Broekhoven en de korpschef werd vertegenwoordigd door mr. H.A.E. van Soest en mr. A.M.G. Kho. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden verleend hangende de bodemprocedure. Aangezien in een andere uitspraak van dezelfde rechtbank (zaaknummer UTR 20/818) het beroep van verzoekster ongegrond was verklaard, was er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. P. Bruins-Langedijk. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/743

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 juni 2020 in de zaak van

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: M.J. van Broekhoven),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. H.A.E van Soest en mr. A.M.G. Kho).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekster met onmiddellijke ingang strafontslag opgelegd.
Bij besluit van 10 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2020. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Ter zitting was aan de zijde van verweerder tevens aanwezig M. Besems.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een voorlopige voorziening alleen worden verkregen hangende de bodemprocedure.
2. Bij uitspraak van heden (zaaknummer UTR 20/818) van deze rechtbank is het beroep van verzoekster ongegrond verklaard. Gegeven deze beslissing in de bodemprocedure is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening. Om die reden zal het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2020 door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins-Langedijk, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.