ECLI:NL:RBMNE:2020:3151

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
16/269715-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en afpersing met vrijspraak voor aanranding

Op 5 augustus 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De zaak betreft meerdere feiten, waaronder de verkrachting van [slachtoffer 2] in de nacht van 25 op 26 september 2017 in Amsterdam, waarbij de verdachte de aangeefster onder bedreiging heeft gedwongen tot seksuele handelingen. Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer 2] gedwongen om € 200,- over te maken naar zijn rekening. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en sporenonderzoek. De verdachte is vrijgesproken van de aanranding van [slachtoffer 1] omdat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldiging te ondersteunen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn psychologische toestand, wat heeft geleid tot een strafvermindering. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, waarvan een deel is toegewezen, terwijl andere delen niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, maar de strafmaat aangepast vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/269715-19 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 5 augustus 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in PI Krimpen aan den IJssel te Krimpen aan den IJssel.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 januari 2020, 15 april 2020, 22 juni 2020 en 22 juli 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. P.J. Verbeek, advocaat te Ede, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. M.P. de Klerk, advocaat te ’s-Gravenhage, en mr. J.A. Pieters, advocaat te Utrecht namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , naar voren hebben gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen op 9 november 2019 in Amsterdam, Nieuwegein en/of Utrecht,
feit 2:[slachtoffer 2] heeft verkracht in de periode van 25 t/m 26 september 2017 in Amsterdam,
feit 3:[slachtoffer 2] door geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het afgeven van € 200,- in de periode van 25 t/m 26 september 2017 in Amsterdam, hetgeen primair is tenlastegelegd als afpersing en subsidiair als dwang.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De verklaringen van aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] acht de officier van justitie betrouwbaar omdat ze bevestiging vinden in verklaringen van anderen. De lezing van verdachte ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten acht de officier van justitie ongeloofwaardig. De lezing van verdachte van de feiten dient in beide gevallen te worden aangemerkt als een bewijsverweer en niet als alternatief scenario.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] (feit 1) vindt steun in de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en de zussen van [slachtoffer 1] .
Naast het wettige bewijs voor de feiten 2 en 3 is het overtuigend bewijs volgens de officier van justitie te vinden in de verklaring van getuige [getuige 3] die letsel bij aangeefster [slachtoffer 2] heeft waargenomen, het gescheurde T-shirt van aangeefster en haar verklaring daarover en het bloed op het bed(dengoed) in de hotelkamer. Overtuigend is ook dat aangeefster tijdens het informatief gesprek zeden al heeft verklaard dat ze zo moe was en alles maar zo heeft gelaten de tweede keer dat ze door verdachte verkracht is. Het moment waarop ze dit verklaard heeft is van belang, omdat ze toen nog niet wist dat verdachte een geluidsopname had gemaakt van de tweede verkrachting. Tot slot wijst de officier van justitie op de geluidsopname waarop duidelijk is te horen dat aangeefster niet wilde en tijdens het seksueel contact tegen verdachte “nee” en “nee, klaar” zei. Verdachte reageert hier ook op, waaruit volgt dat hij het haar ook heeft horen zeggen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. De verklaringen van beide aangeefsters staan haaks op de verklaringen van verdachte. Daar waar aangeefsters stellen dat zeer intieme contacten hebben plaatsgevonden onder dwang, zegt verdachte dat de handelingen hebben plaatsgevonden met hun beider instemming. De verklaringen van aangeefsters worden in onvoldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Meer concreet heeft de raadsman er ten aanzien van feit 1 onder meer op gewezen dat geen van de getuigen [slachtoffer 1] , voorafgaand aan haar aangifte, op enig moment heeft horen zeggen dat zij door verdachte ongewenst en intiem zou zijn betast. De verklaring van verdachte dat aangeefster in emotionele toestand verkeerde op het moment dat zij door de getuigen en de politie werd aangetroffen omdat zij besefte dat er mogelijk beeld-/audio-opnamen van de intimiteiten waren, kan niet worden uitgesloten.
Wat betreft feit 2 heeft de raadsman onder meer gewezen op enkele ongerijmdheden in de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] die volgens de verdediging afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. Zo is er door de politie geen letsel van aangeefster beschreven, terwijl aangeefster heeft verklaard dat zij wel letsel had. De raadsman wijst er ook op dat aangeefster die avond op meerdere momenten om hulp had kunnen vragen aan anderen. Verder acht de raadsman van belang dat op de geluidsopname is te horen dat aangeefster instemt met de seksuele handelingen. Dat nadien ook te horen is dat zij terugkomt op deze toestemming is niet zo evident en niet ondubbelzinnig. De opname biedt dus geen steunbewijs voor de dwang.
De stelling van aangeefster dat ze ook gedwongen is om € 200,- over te maken naar de bankrekening van verdachte, hetgeen hem onder 3 is tenlastegelegd, wordt op geen enkele manier ondersteund door de rest van het dossier.

Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak voor feit 1 (ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] )

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank leidt uit de verklaringen van aangeefster en verdachte af dat zij in de auto intiem, fysiek contact met elkaar hebben gehad (al dan niet vrijwillig) en dat zij in Nieuwegein een conflict hadden over opnames die verdachte met zijn telefoon zou hebben gemaakt. Volgens aangeefster is zij door verdachte gedwongen tot het intieme, fysieke contact. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster hiermee heeft ingestemd.
Volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige, in dit geval op de verklaring van aangeefster alleen. Deze bepaling is een waarborg voor een deugdelijke bewijsbeslissing door de rechtbank. Het verbiedt de rechtbank tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Naast de aangifte bevat het dossier een aantal getuigenverklaringen, waaronder de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 4] . De rechtbank stelt vast dat deze getuigen weliswaar een conflict zien tussen verdachte en aangeefster, maar zij verklaren dat het conflict lijkt te gaan over (het verzoek tot) het verwijderen van opnames. Op basis van de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 4] kan derhalve niet worden uitgesloten dat de lezing van verdachte, dat het intieme contact met instemming van aangeefster heeft plaatsgevonden en dat pas later de sfeer is omgeslagen, klopt. De getuigenverklaringen vormen daarom geen steunbewijs voor de ontuchtige handelingen waar aangeefster over heeft verklaard.
Hetzelfde geldt voor de verklaring van [getuige 5] diezelfde nacht. Het kan niet worden uitgesloten dat de (hevige) gemoedstoestand waarin de getuige aangeefster aantrof, was veroorzaakt door het conflict met verdachte over telefoonopnames. Haar verklaring ondersteunt de verklaring van aangeefster niet op het punt van de intieme contacten met verdachte, omdat aangeefster haar zus slechts heeft gebeld met de vraag om naar haar toe te komen, zonder daarbij te vermelden wat de reden hiervoor was. Hoewel de getuige, alsook getuige [getuige 6] , hier in een latere verklaring wel wat over zeggen, hebben de getuigen dit niet uit eigen waarneming verklaard, maar is de informatie afkomstig uit dezelfde bron, namelijk aangeefster.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat de verklaring van aangeefster dat de intieme contacten tussen haar en verdachte een ontuchtig karakter hadden, geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel. Daarmee constateert de rechtbank dat niet is voldaan aan het bewijsminimum en dat verdachte om die reden dient te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van feiten 2 en 3

Bewijsmiddelen [1]
In de nacht van 26 september 2017 meldt [slachtoffer 2] zich omstreeks 02:15 uur bij het politiebureau in Rijswijk. De verbalisant die met [slachtoffer 2] spreekt schrijft hierover als bevindingen op [2] :
“Ik hoorde dat ze tegen mij zei dat ze zojuist verkracht was door haar ex in Amsterdam. Zij had met hem afgesproken en hem opgehaald bij een snackbar genaamd ' [snackbar] ', gelegen in de wijk Geuzenveld. Ze verklaarde dat haar ex [verdachte] heet en zij hem 2 maanden geleden had leren kennen via Facebook.Ik hoorde dat ze tegen mij zei dat nadat ze [verdachte] had opgehaald hij erg agressief werd tegen haar en haar autosleutel had afgepakt. Zij verklaarde dat hij onder invloed was van alcohol en mogelijk nog andere verdovende middelen. Vervolgens heeft hij haar op enig moment geslagen en bij haar keel gegrepen. Ook heeft hij haar t-shirt kapot gescheurd. Hij heeft haar vervolgens gedwongen om een hotelkamer te boeken, alwaar zij op maandag 25 september 2017 tussen 22:00 en 22:30 uur aan kwamen. Hij heeft haar op de hotelkamer meerdere malen verkracht. Als gevolg van de verkrachtingen zou zij veel bloed hebben verloren. Omstreeks 23:59 uur zouden ze het hotel weer hebben verlaten. In de prullenbak zou zijn t-shirt zijn achtergelaten, welke onder het bloed zat en haar t-shirt die gescheurd was.Hij heeft haar vervolgens gedwongen om 200,- euro naar zijn rekening over te maken, anders zou hij haar niet laten gaan. Zij was zo bang dat ze het geld over heeft gemaakt.Ik zag dat er een bedrag van 125,- was afgeschreven door 'EHM Hotel A Dam RE'. Zij herkende vervolgens het [hotel] , gevestigd [adres] te [woonplaats] , als het hotel waar zij gedwongen een kamer had geboekt. Ik heb vervolgens naar de receptie van het hotel gebeld. Desgevraagd gaf de medewerker aan dat er eerder op de avond inderdaad een kamer was geboekt op naam van [slachtoffer 2] en dat er nog niet was uitgeboekt. Het betrof kamer [nummer] .”
Dezelfde dag vindt er een informatief gesprek zeden plaats met [slachtoffer 2] . De verbalisanten hebben de verklaring van [slachtoffer 2] als volgt samengevat [3] :
“Ze heeft [verdachte] leren kennen via Facebook. Eerst bellen en Facetimen. Na de eerste afspraak kregen ze een relatie. De relatie bestond ook uit een seksuele relatie. Vorige week is er een einde gekomen aan de relatie. [verdachte] had aangegeven dat hij schulden had en dat ze geld over moest maken. Hier kregen ze ruzie om en werd de relatie beëindigd.Op maandag 25 september 2017 was er weer telefonisch contact. Zij hoorde dat [verdachte] aangeschoten was en hij wilde praten. Ze hebben toen afgesproken in Amsterdam.[ [verdachte] ] zei dat ze naar een hotel zouden gaan of anders zou hij haar auto in de prak rijden. Ze wilde dat het rustig zou worden dus ze zijn naar een hotel gegaan. Het [hotel] . Ze zijn daar rond 22:00 uur aangekomen. [slachtoffer 2] heeft daar zelf een kamer geboekt en 120 of 125 euro afgerekend. [verdachte] had haar te verstaan gegeven dat ze niet moest proberen om, om hulp te vragen. Ze zijn naar kamer [nummer] gegaan. In de kamer aangekomen heeft [slachtoffer 2] aangegeven dat ze geen seks wilde. Ze heeft geschreeuwd. [verdachte] was agressief en heeft haar keel dichtgedrukt. Hij heeft haar op bed geduwd en hij heeft haar shirt afgescheurd. Hij heeft de rest van haar kleding uitgedaan en zijn eigen kleding uitgedaan.Hij is toen bovenop haar gegaan en heeft vaginaal seks met haar gehad. Hij deed dit zonder condoom. Ze voelde bloed stromen. Dit is op haar en op zijn shirt terecht gekomen. Ze heeft zich toen op de badkamer opgesloten. [verdachte] is toen op die deur gaan bonken en schreeuwde dat ze er uit moest komen. Toen ze naar buiten kwam heeft hij haar weer bij de keel gegrepen. Hij controleerde of ze met iemand contact gehad had. Hij bleef maar dreigen en schreeuwen. Hij heeft haar een klap in haar gezichtgegeven. [verdachte] trok haar weer op bed en heeft nogmaals vaginale seks met haar gehad.Op haar shirt en het shirt van [verdachte] zat bloed en deze zijn in de prullenbak van dehotelkamer gestopt.”
Vervolgens doet voornoemde [slachtoffer 2] op vrijdag 29 september 2017 aangifte van verkrachting en afpersing, welk gesprek op 2 oktober 2017 is vervolgd [4] :
“Ik heb hem een paar keer gevraagd om mijn auto te verlaten. Ik heb ook tegen hem geschreeuwd, dat hij mij niet moest aanraken en ik heb hem ook geduwd. Op een gegeven moment pakte [ [verdachte] ] mijn shirt bij mijn hals vast en trok hieraan. Hij zei dat als ik hem nog één keer zou duwen hij mijn shirt in tweeën zou scheuren, waardoor ik lekker in mijn BH zou lopen. Vervolgens scheurde hij mijn shirt door de midden. Ik heb vanaf de achterbank een jasje gepakt, omdat mijn t-shirt zodanig was gescheurd, dat mijn BH zichtbaar was.
Kort nadat ik reed, trok [verdachte] de sleutels weer uit het contact. Hij pakte mijn tas van de achterbank en haalde al mijn pasjes uit mijn portemonnee en stopte die in zijn jaszak. Vervolgens stapte hij uit de auto en gooide de sleutel naar mij toe. [verdachte] had op dat moment nog mijn pasjes en mijn telefoon.Bij het hotel moest ik van [verdachte] uitstappen, maar ik weigerde dit, waarop [verdachte] mij met beide handen mij bij mijn keel vastpakte. Ik hoorde hem tegen mij zeggen: 'Of je stapt uit, of ik sleep je desnoods aan je haren mee naar binnen'.[verdachte] dreigde mij iets aan te zullen doen als ik niet zou uitstappen. Ik ben toen uitgestapt.Op het moment dat wij het hotel binnenliepen vroeg ik of ik mijn telefoon terug mocht om te zien hoeveel geld ik op mijn rekening had. Ik wilde eigenlijk proberen een vriendin te appen, om te vertellen dat ik in nood was. Op het moment dat ik mijn telefoon pakte kwam [verdachte] onmiddellijk weer naar mij toegelopen en trok mijn telefoon uit mijn handen. Hij zei dat ik niets moest proberen en dat ik mij zo normaal mogelijk moest gedragen, dit moet ook op de beelden van de lobby te zien zijn. [verdachte] is met mijn telefoon vervolgens naar de bank in de lobby gelopen.Hij duwde mij op het bed en begon mij uit te kleden. Ik probeerde hem van mij af te duwen en te trappen. ik begon ook te schreeuwen. Ik voelde dat [verdachte] mij met één hand bij mijn keel greep en dat hij met zijn andere hand mijn rechterhand tegen het bed duwde. Hij zei dat ik moest meewerken, want anders zou hij mij in dit kamertje vermoorden. Ik bleef mij verzetten, maar hij was te sterk voor mij. Ik heb hem herhaaldelijk gezegd dat hij van mij af moest en dat hij mij pijn deed. Hij bleef echter doorgaan met wat hij aan het doen was.
Toen het mij lukte van het bed af te komen, trok hij mij aan mijn haren achterover op het bed. Hij kwam vervolgens weer op mij liggen en hield met beide handen mijn keel vast. Ik begon te trappen omdat ik geen lucht meer kreeg. Hij liet mij los. Hij pakte mijn haren vast en trok mij weer op het bed. Hij trok mijn broek en schoenen uit.Ik voelde dat hij mij met zijn vlakke hand in mijn gezicht sloeg. Ik schreeuwde toen hij sloeg. Hij kwam op mij liggen en penetreerde mijn vagina met zijn penis. Nadat hij mij had gepenetreerd begon ik te huilen. Ik zei dat hij moest stoppen, omdat hij mij pijn
deed. [verdachte] zei dat mijn tranen hem niets deden en dat het hem niet weerhield om te stoppen.
Hij bleef doorgaan, tot hij zag dat er bloed op zijn been en op de lakens kwam.[verdachte] heeft mij op de hotelkamer nog voor een tweede keer verkracht. Op het moment dat hij mij vanaf de deur aan mijn haren weer op het bed had getrokken kwam hij boven op mij zitten. Hij ging met zijn knieën op de armholtes van mijn armen liggen, waardoor hij mij klem had gezet. Ik had meteen door waartoe het ging leiden. Ik zie tegen hem dat ik het niet nog een keer aan kon om seks met hem te hebben. Ik zag dat [verdachte] totaal niet op mij reageerde. Ik heb mij vanaf dat moment ook niet meer verzet. Ik wilde gewoon dat het snel voorbij zou zijn. [verdachte] heeft mij vervolgens nogmaals vaginaal verkracht met zijn penis.
[verdachte] ging weer rijden.
Na een paar straten stopte hij en zei hij tegen mij, dat hij een zekerheid van mij wilde dat ik geen aangifte zou gaan doen. Ik moest geld naar zijn rekening over maken. Ik zag dat hij een powerbank bij zich had. Hij legde mijn telefoon aan de powerbank en hij wachtte tot mijn telefoon weer aanging. Op het moment dat mijn telefoon het weer deed moest ik de pincode van mijn telefoon en van mijn bank op mijn telefoon intoetsen. Voor ik het wist had hij 200 euro naar een rekening over gemaakt. Ik heb wel gezegd, dat ik het niet wilde doen, maar hij zei tegen mij dat ik hem anders naar zijn zwager ging brengen en dat ik dat niet weg zou mogen. Ik wilde op dat moment alleen maar weg.
Het rekeningnummer [waarnaar dit geld overgemaakt is] is: [rekeningnummer] .”
Aangeefster heeft een afdruk van de overschrijving per mail naar verbalisanten gestuurd en deze is in het dossier gevoegd [5] . Hierop is te zien dat er op 26 september 2017 uitvoering is gegeven aan een SEPA overboeking van € 200,- naar rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van ‘ [verdachte] ’.
Een vriendin van aangeefster, [getuige 3] , heeft bij de politie het volgende verklaard [6] :
“Ik zag dat [slachtoffer 2] mij rond 04.00 uur een bericht via whatsapp had gestuurd, de strekking van de tekst was: “Ik ben bij politiebureau...ik ben verkracht.”
De volgende dag ben ik na mijn werk meteen naar de woning van de moeder van [slachtoffer 2] gegaan. [slachtoffer 2] vertelde mij dat zij in de middag met [verdachte] had afgesproken en dat het helemaal uit de hand was gelopen.Zij vertelde dat zij van hem een hotel moest boekenen betalen en dat zij hem een bedrag, van ik dacht 200 euro, moest betalen. [slachtoffer 2] vertelde mij dat het in hotel was gebeurd. Hij had intieme dingen bij haar gedaan.[slachtoffer 2] heeft mij verteld, dat zij een paar keer had geprobeerd hulp te vragen, maar dat dit niet was gelukt, omdat hij dit steeds probeerde te voorkomen. [slachtoffer 2] had mij verteld, dat zij bij de balie van het hotel mij had proberen te appen, maar dat dit niet was gelukt, omdat [verdachte] haar telefoon had afgepakt en uitgeschakeld.Hoe zag [slachtoffer 2] eruit toen je haar voor het eerst zag, nadat zij bij de politie was geweest?
Zij zag er echt niet uit. Zij zag bleek/gelig. Het leek of zij dagen niet had geslapen. Zij liet mij een aantal krassen op haar borst zien en blauwe plekken op haar bovenarmen. [slachtoffer 2] liet geen emotie zien in de zin van huilen, maar ik zag duidelijk dat het niet de “normale" [slachtoffer 2] was. Zij was af en toe afwezig.”
Op de telefoon van verdachte is een geluidsopname aangetroffen van 25 september 2017, 22:05 uur. Een verbalisant heeft de opname beluisterd en uitgewerkt. [7] De letter ‘ [verdachte] ’ heeft de verbalisant gebruikt voor de stem van verdachte en de letter ‘V’ staat voor vrouw:
: Kunnen wij wel seks hebben of moet ik elke keer om de half uur vragen of (.... )nu wil ik gaan (......) geil (..... ) oké doe is ff je kleren uit.
V: Nee
[verdachte] : Doe ff je ding uit kom op ik geef je toch ook de hele tijd. Stop hem in je bloedende kut man. Kom dan, laten we ff seks hebben.
V: Nee (.... )
[verdachte] : Mag ik even ook mijn ding doen of niet?
V: Nee.
[verdachte] : Waarom niet> Hoezo jij wel en ik niet? Antwoord waarom jij wel en ik niet? Antwoord dan. Antwoord dan waarom jij wel en ik niet. Antwoord. Hé.
[verdachte] : (....)(....) wanner je geil bent ga jij mij doen.(.....)
V: ik was nooit geil geweest.
[verdachte] . Wat dan? Wat dan?
V: Ik wil naar huis
[verdachte] : Hé?
V: Ik wil naar huis.
Einde opname
Aangeefster wordt op 21 november 2017 door de politie geconfronteerd met de geluidsopname. Zij verklaarde hierover [8] :
“Op de geluidsopname is de tweede keer te horen dat we seks hadden. Hiervoor was ik al door hem verkracht en had hij mij al geslagen. Hij had me toen dus al gedwongen en zijn handen om mijn keel gedaan en dicht geknepen. Om die reden zei ik de tweede keer: "ja".Ik hijg op de opname en kreun omdat hij op dat moment zijn handen om mijn keel heen had en mijn keel de eerste keer dus al had dicht geknepen.Ik heb de tweede keer laten gebeuren. Ik deed gewoon alleen maar alsof omdat het geen nut had om mij te verzetten, ik had de kracht en de put er ook niet meer voor. Ik dacht als ik mee werk dan is het maar sneller klaar.”
In de hotelkamer is sporenonderzoek verricht. De bevindingen van de politie zijn onder meer [9] :
“Het onderzoek is verricht in kamer [nummer] in het [hotel] te [adres] ,
[woonplaats] . In de prullenbak naast het bureau zagen wij twee t-shirts. Het eerste t-shirt betrof een grijs shirt, maat M, met opschrift "Tourjours" en daaronder een afbeelding van een tijger. Het shirt was in het midden, over de gehele lengte, onregelmatig beschadigd. Aan de onderzijde van de voorzijde van het t-shirt miste een gedeelte. Door ons werd het ontbrekende gedeelte niet aangetroffen in de hotelkamer.”
De verdachte heeft ter zitting van 22 juli 2020 verklaard dat hij op 26 september 2017 seks heeft gehad met [slachtoffer 2] op een hotelkamer in Amsterdam. [10]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

Bewijsoverweging

Feit 2
De rechtbank stelt voorop dat verdachte niet heeft ontkend meermalen seks te hebben gehad met aangeefster in een hotelkamer in Amsterdam in de avond/nacht van 25 op 26 september 2017.
Aangeefster heeft op meerdere momenten een verklaring afgelegd. Aangeefster meldt zich in de nacht van 26 september 2017 bij het politiebureau, diezelfde dag vindt er een informatief gesprek zeden plaats, vervolgens doet aangeefster op 29 september 2017 aangifte, welk aangifteverhoor op 2 oktober 2017 is voortgezet, en wordt aangeefster nog aanvullend gehoord op 21 november 2017. Aangeefster heeft op al die momenten een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd. De rechtbank acht haar verklaringen ook consistent over hoe het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden en wat de rol van verdachte hierin is geweest.
Bovendien vindt de verklaring van aangeefster op essentiële onderdelen steun in andere bewijsmiddelen.
Ten eerste vindt de verklaring van aangeefster in belangrijke mate steun in de geluidsopname die op 25 september 2017 door verdachte is gemaakt. Uit het proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt door de verbalisant die de opname heeft beluisterd blijkt dat aangeefster drie maal “nee” zegt, namelijk in reactie op de opmerkingen van verdachte dat ze haar kleren moet uitdoen, in reactie op de opmerking van verdachte “laten we ff seks hebben” en in reactie op de vraag van verdachte of hij ook even zijn ding mag doen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat deze ‘nee’ niet ondubbelzinnig is geweest, omdat eerder op de opname ook te horen is dat aangeefster de vraag van verdachte of ze seks met hem wilde met ‘ja’ heeft beantwoord. De rechtbank volgt dit verweer niet. De rechtbank heeft zelf ook de geluidsopname beluisterd, hetgeen de rechtbank ter terechtzitting van 15 april 2020 kenbaar heeft gemaakt. Zoals in de uitwerking van de geluidsopname ook is weergegeven is te horen dat aangeefster meermalen ‘nee’ zegt. Verdachte reageert hier op, waaruit blijkt dat hij haar heeft gehoord. Desondanks gaat verdachte hieraan voorbij en gaat hij door met waar hij mee bezig was. Dat aangeefster ondubbelzinnig ‘nee’ heeft gezegd, wordt naar het oordeel van de rechtbank ook nog eens ondersteund door de andere reacties van aangeefster, namelijk dat ze op bepaalde vragen van verdachte geheel niet reageert, dat ze tegen verdachte zegt dat ze nooit geil is geweest en kort voor het einde van de opname tot tweemaal toe zegt dat ze naar huis wil. Aangeefster heeft bovendien, geconfronteerd met de geluidsopname, een verklaring gegeven voor de instemming en haar gekreun. Zij deed dit omdat ze daarvoor al een keer door verdachte met geweld was verkracht en omdat verdachte bovendien op dat moment met een hand haar keel dichtkneep. Dat aangeefster kreunend te horen is op de geluidsopname, omdat ze hoopte dat de verkrachting daardoor sneller voorbij zou zijn komt de rechtbank dan ook niet ongeloofwaardig voor.
De verklaring van aangeefster vindt verder steun in de verklaring van getuige [getuige 3] . Getuige is een vriendin van aangeefster. Zij krijgt in de nacht van 26 september 2017 een Whatsapp-bericht van aangeefster dat ze bij het politiebureau zit en dat ze is verkracht. Vervolgens zien de getuige en aangeefster elkaar op 26 september 2017. Los van de omstandigheid dat aangeefster de getuige op dat moment ook vertelt dat de afspraak met verdachte uit de hand is gelopen en dat hij intieme dingen bij haar heeft gedaan, ziet de getuige een aantal krassen op de borst van aangeefster en blauwe plekken op haar bovenarmen. Dit past bij het geweld dat door verdachte tijdens de verkrachting is gebruikt, zoals door aangeefster is beschreven.
De verklaring van aangeefster vindt ook steun in het sporenonderzoek. Het gescheurde T-shirt van aangeefster is door de politie in de prullenbak op de hotelkamer gevonden. Echter, een deel van het T-shirt is niet in de hotelkamer aangetroffen. Dit past bij de verklaring van aangeefster dat verdachte haar T-shirt al in de auto kapot had gescheurd en dat ze daarom een jasje uit haar auto had gepakt om over haar gescheurde T-shirt te dragen.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht en zal bezigen tot het bewijs. Aangeefster heeft gedurende de seks op meerdere momenten zowel met woorden als met fysieke uitingen aan verdachte kenbaar gemaakt dat de seks tegen haar wil plaatsvond. Dat verdachte hier toch mee door is gegaan maakt dat het opzet op de verkrachting een gegeven is.
De verklaring van verdachte over hetgeen zich zou hebben afgespeeld staat volledig op zichzelf en wordt door de hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen weersproken.
De andere punten die door de verdediging als “ongerijmdheden” zijn bestempeld, worden ook reeds door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen weersproken en behoeven derhalve geen nadere bespreking.
Op grond van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde onder 2 wettig en overtuigend is bewezen. Gelet op hetgeen de rechtbank over de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster heeft overwogen en gelet op de aangehaalde bewijsmiddelen, acht de rechtbank ook de onder 3 tenlastegelegde afpersing wettig en overtuigend bewezen.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2.
in de periode van 25 september 2017 tot en met 26 september 2017 te Amsterdam, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het meermalen, brengen en houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] , immers heeft verdachte:
- die [slachtoffer 2] mondeling ten gehore gebracht dat hij haar personenauto in de prak zou rijden als zij, verdachte en die [slachtoffer 2] , niet naar een hotel zouden gaan,
- die [slachtoffer 2] mondeling de woorden toegevoegd: “of je stapt uit of ik sleep je desnoods aan je haren mee naar binnen,
- de telefoon en de sleutels en de passen van die [slachtoffer 2] afgenomen en afgenomen gehouden,
- die [slachtoffer 2] op en tegen het bed geduwd,
- die [slachtoffer 2] meermalen bij haar haar vastgepakt en daar aan getrokken,
- de keel van die [slachtoffer 2] meermalen dichtgeknepen,
- die [slachtoffer 2] meermalen met de platte hand in het gezicht geslagen,
- op die [slachtoffer 2] gelegen en zijn knieën op haar armholtes gedrukt,
- die [slachtoffer 2] mondeling ten gehore gebracht dat hij haar zou vermoorden als ze niet zou meewerken,
- een zodanig dreigende en bedreigende situatie doen ontstaan, dat die [slachtoffer 2] zich niet, aan seksuele handelingen met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken, waarna verdachte meermalen onverhoeds en met kracht zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] heeft gebracht en gehouden;
3.
hij in de periode van 25 september 2017 tot en met 26 september 2017 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot de afgifte van EUR 200,00, dat aan die [slachtoffer 2]
toebehoorde, door die [slachtoffer 2] mondeling ten gehore te brengen dat, indien zij ( [slachtoffer 2] ) haar telefooncode en haar internetbankierencode niet zou verstrekken, zij naar zijn, verdachtes, zwager gebracht zou worden en niet zou mogen vertrekken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2 en onder 3 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 2:
verkrachting
ten aanzien van feit 3, primair:
afpersing.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 1] .
Voorts verzoekt de officier van justitie ook een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 1] op te leggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel, voor de duur van 5 jaar. Per overtreding dient hier 1 maand hechtenis tegenover te staan, met een maximum van 6 maanden. De officier van justitie heeft gevorderd de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van de eis onder meer rekening gehouden met een bewezenverklaring van twee verkrachtingen van aangeefster [slachtoffer 2] de betreffende avond/nacht, tenlastegelegd onder feit 2. Verder heeft de officier van justitie rekening gehouden met de enigszins verminderde toerekenbaarheid van verdachte.
Bij de strafoplegging hoeft volgens de officier van justitie geen rekening gehouden te worden met overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), nu het tijdsverloop samenhangt met het overdragen van de oorspronkelijk Amsterdamse zaak (feiten 2 en 3) naar Midden-Nederland in verband met de destijds nieuw gerezen verdenking (feit 1).

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft – voor zover de rechtbank verdachte niet zou vrijspreken – het volgende aangevoerd. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde komt, verzoekt de verdediging te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest met daarnaast een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden zoals is geadviseerd door de reclassering en de psycholoog. Eventueel kan dit worden aangevuld met een contactverbod met aangeefster(s). De duur van de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf is, mede gelet op de VI-regeling, te fors. Zeker nu bij de strafoplegging rekening gehouden moet worden met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte en met een schending van de redelijke termijn met 6-12 maanden, zodat een strafvermindering van 10% dient plaats te vinden conform de jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van aangeefster [slachtoffer 2] . Verdachte is bij aangeefster in de auto gestapt, is agressief en dwingend naar haar en heeft haar uiteindelijk gedwongen om naar een hotel te rijden. Daar heeft hij haar een kamer laten boeken. In de kamer is aangeefster vervolgens door geweld en bedreiging met geweld gedwongen tot het hebben van seks met verdachte. Verdachte heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de psychische integriteit van aangeefster. Verdachte heeft zich daarbij laten leiden door zijn eigen lusten. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort delicten nog geruime tijd kunnen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan, of deze gevolgen in het geheel niet meer volledig te boven komen. Aangeefster heeft in een schriftelijke slachtofferverklaring aangegeven dat zij drie jaar later nog altijd de gevolgen ervaart. Ze geeft aan dat ze haar emoties niet onder controle heeft en dat ze last heeft van stemmingswisselingen en agressieproblemen.
Nadat verdachte haar heeft verkracht heeft hij aangeefster ook nog een bedrag van € 200,-afgeperst. Verdachte wilde een soort zekerheidsstelling van aangeefster dat zij geen aangifte zou gaan doen van de verkrachting en hij dreigde haar te gijzelen in de woning van zijn zwager als zij niet zou betalen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zo respectloos is omgegaan met aangeefster.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in strafverminderende zin rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten (hij was een paar maanden daarvoor 18 jaar geworden).
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de over verdachte opgemaakte Pro Justitia-rapportage van 28 januari 2020 van de psycholoog drs. R. de Vries, GZ-psycholoog. De psycholoog concludeert dat verdachte niet lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, maar wel aan een gebrekkige ontwikkeling daarvan, in diagnostische zin te omschrijven als een narcistische persoonlijkheidsstoornis met daarnaast antisociale- en borderline kenmerken. De narcistische persoonlijkheidsstoornis kent een hysterische kleuring (probleemontkenning) en kenmerkt zich voornamelijk door een kritiekloze zelfingenomenheid, een gebrekkig vermogen zich in de ander in te leven en het uit zijn op bewondering. Bij krenking komt agressie boven. Deze agressie wordt verminderd gecontroleerd op het moment dat er al innerlijke spanningen zijn bij verdachte. Daarnaast is er een ernstige stoornis in het gebruik van een inhaliticum, met name lachgas.
De psycholoog adviseert het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De kans op recidive wordt door de psycholoog als tamelijk hoog (matig-hoog) geschat, zeker op de langere termijn. De psycholoog adviseert aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact en toezicht op zowel psychotherapeutische (dader)behandeling bij De Waag of een andere soortgelijke instelling alsook behandeling van de lachgasverslaving.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog over en acht verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank houdt hier in strafverminderende zin rekening mee bij de strafoplegging.
Reclassering Nederland heeft op 25 februari 2020 een rapport uitgebracht over verdachte. De Reclassering conformeert zich aan de bevindingen van de psycholoog met betrekking tot de persoonlijkheidsstoornis van verdachte. Gezien de risico’s op herhaling acht de Reclassering ingrijpen van buitenaf geïndiceerd. Een behandeling gericht op verdachtes persoonlijkheid en omgang met vrouwen, alsmede een behandeling gericht op zijn lachgasgebruik is geïndiceerd. De Reclassering adviseert een meldplicht en een ambulante behandelverplichting op te leggen aan verdachte in het kader van een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het strafblad (uittreksel uit de justitiële documentatie) van verdachte d.d. 18 juni 2020 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een vergelijkbaar feit is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafverminderende zin mee en ook niet in strafvermeerderende zin.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor verkrachting uit van een gevangenisstraf van 24 maanden. Voor afpersing is geen oriëntatiepunt beschikbaar, zodat de rechtbank heeft gelet op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. De rechtbank stelt echter vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden. Verdachte is voor het bewezenverklaarde onder 2 en 3 op 23 oktober 2017 in verzekering gesteld. Daarmee is de redelijke termijn aangevangen. De behandeling in eerste aanleg is vervolgens niet binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn met een eindvonnis afgerond, terwijl niet van bijzondere omstandigheden is gebleken die deze overschrijding rechtvaardigen. Gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan een ambulante behandeling gekoppeld. Hoewel verdachte heeft aangegeven hier niet achter te staan, acht de rechtbank het van belang dat verdachte zich laat begeleiden en behandelen om te trachten het recidiverisico terug te kunnen dringen.
De rechtbank ziet geen concrete aanleiding een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 2] op te leggen aan verdachte, als bijzondere voorwaarde noch als vrijheidsbeperkende maatregel. Sinds het bewezenverklaarde heeft plaatsgevonden, nu bijna drie jaar geleden, is niet van omstandigheden gebleken die een contactverbod rechtvaardigen.

BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd. [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 1.000,- ter zake van het onder 1 tenlastegelegde. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade. [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 8.793,19 materiele schade en
€ 9.100,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde feit.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen geheel dienen te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf de pleegdatum en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen – gelet op de bepleite vrijspraak – niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in de vorderingen.
Wat betreft de door de [slachtoffer 1] gevorderde immateriële schade heeft de verdediging subsidiair opgemerkt dat de benadeelde partij voor de posten die zien op verlies in arbeidsvermogen en psychologische hulp onvoldoende heeft onderbouwd dat deze schade rechtstreeks is toegebracht door de bewezenverklaarde feiten. De behandeling van de vordering levert daarom een onevenredige belasting op van het strafgeding, zodat de benadeelde partij [slachtoffer 2] ook om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.

Het oordeel van de rechtbank

De vordering van [slachtoffer 1]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van [slachtoffer 1]
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële schadeposten:
  • afgeperst geldbedrag € 200,-
  • kledingschade € 16,73 en
  • hotelkosten € 125,66
ter hoogte van in totaal € 342,39 komt voor vergoeding in aanmerking.
De benadeelde partij heeft meer materiële schadevergoeding gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Wat betreft de materiële schadepost ‘verlies arbeidsvermogen’ overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd dat deze schade als rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feiten is ontstaan. De behandeling van de vordering, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Wat betreft de materiële schadepost ‘griffierecht civiele procedure’ is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij, indien zij een procedure bij de burgerlijke rechter start, in die procedure deze schadepost kan opvoeren. Deze mogelijke toekomstige schade komt in het strafgeding niet voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in voornoemde delen van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde immateriële schade dat bij de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van verdachte lichamelijk en geestelijk letsel is veroorzaakt, hetgeen onder meer blijkt uit de door de benadeelde partij overgelegde stukken met betrekking tot haar behandeling door een psycholoog. Uit de brief van PsyQ van 17 maart 2020 blijkt voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 4.000,- en wijst het meer gevorderde af.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 4.342,39 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 26 september 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.342,39, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 september 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 53 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 242 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 en 3 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam meldt. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
* zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] – ten aanzien van feit 1
- verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Benadeelde partij [slachtoffer 1] – ten aanzien van feiten 2 en 3
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 4.342,39 (vierduizend driehonderd tweeënveertig euro en negenendertig eurocent, bestaande uit een bedrag van € 4.000,- aan immateriële schade en € 342,39 aan materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 26 september 2017 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter en wijst het meer gevorderde aan immateriële schadevergoeding af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 4.342,39 (vierduizend driehonderd tweeënveertig euro en negenendertig eurocent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 53 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. N.M. Spelt en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-Baaziz, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2020.
mr. M.C. Danel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 november 2019 te Amsterdam en/of Nieuwegein en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het eenmaal of meermalen kussen/zoenen van die [slachtoffer 1] op haar wang(en) en/of mond en/of
- het eenmaal of meermalen (boven en onder de kleding) betasten en/of aanraken van en/of knijpen in de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 1] en/of
- het eenmaal of meermalen (boven de kleding) betasten van en/of wrijven over de (boven) be(e)n(en) en/of kruis van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of andere feitelijkheid uit het
- plotseling en/of onverhoeds uitvoeren van voornoemde handeling(en) en/of
- slaan van zijn, verdachtes, arm om de nek van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) het naar zich toetrekken van die [slachtoffer 1] en/of
- vastpakken van het gezicht van die [slachtoffer 1] , zodat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] kon zoenen en/of
- omhoog trekken van de jurk van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen benaderen van die [slachtoffer 1] , nadat die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, hand(en) had weggeduwd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 september 2017 tot en met 26 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging(en) met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het meermalen, althans eenmaal brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] ,
immers heeft verdachte:
- die [slachtoffer 2] mondeling ten gehore gebracht dat hij haar personenauto in de prak zou rijden als zij, verdachte en die [slachtoffer 2] , niet naar een hotel zouden gaan,
- die [slachtoffer 2] mondeling de woorden toegevoegd: “of je stapt uit of ik sleep je desnoods aan je haren mee naar binnen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- de telefoon en/of de sleutels en/of de passen van die [slachtoffer 2] afgenomen en afgenomen gehouden,
- die [slachtoffer 2] op en/of tegen het bed geduwd,
- die [slachtoffer 2] (meermalen) bij haar haar en/of haar polsen vastgepakt en/of daaraan getrokken,
- de keel van die [slachtoffer 2] (meermalen) dichtgeknepen,
- die [slachtoffer 2] (meermalen) met de platte hand en/of de gebalde vuist in het gezicht geslagen,
- op die [slachtoffer 2] gelegen en/of zijn knieën op en/of tegen haar armholtes gedrukt,
- die [slachtoffer 2] mondeling ten gehore gebracht dat hij haar zou vermoorden als ze niet zou meewerken,
- een zodanig dreigende en/of bedreigende situatie doen ontstaan, dat die [slachtoffer 2] zich niet, althans onvoldoende aan seksuele handelingen met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken, waarna verdachte meermalen onverhoeds en/of met kracht zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] heeft gebracht en/of gehouden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 25 september 2017 tot en met 26 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot de afgifte van EUR 200,00, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2]
toebehoorde, door die [slachtoffer 2] mondeling ten gehore te brengen dat, indien zij ( [slachtoffer 2] ) haar telefooncode en/of haar internetbankierencode niet zou verstrekken, zij naar zijn, verdachtes, zwager gebracht zou worden en niet zou mogen vertrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 25 september 2017 tot en met 26 september 2017 te Amsterdam, een ander, te weten [slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten, het verstrekken van een code voor internetbankieren en/of het overmaken van EUR 200,00 door die [slachtoffer 2] mondeling ten gehore te brengen dat, indien zij ( [slachtoffer 2] ) haar telefooncode en/of haar internetbankierencode niet zou verstrekken, zij naar zijn, verdachtes, zwager gebracht zou worden en niet zou mogen vertrekken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 november 2017, genummerd PL1300-2017203713 / 13 BIDEFORD, opgemaakt door de Politie, Eenheid Amsterdam, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, doorgenummerd 1 tot en met 145. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal bevindingen, pag. 6.
3.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, pag. 9 en 10.
4.Het proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 1] , pag. 68, 69, 70, 73 en 74.
5.Bijlage bij proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 1] , pag. 77.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pag. 81 en 82
7.Het proces-verbaal van bevindingen, pag. 142 en 143.
8.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , pag. 144 en 145.
9.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pag. 39.
10.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 22 juli 2020.