ECLI:NL:RBMNE:2020:3596

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
30 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3715
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening Wajong-uitkering en arbeidsvermogen na eerdere afwijzing

In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar Wajong-uitkering te weigeren. Eiseres, geboren in 1991, heeft in 2014 een Wajong-uitkering aangevraagd, maar deze aanvraag in 2015 ingetrokken. In 2016 heeft zij opnieuw een aanvraag ingediend, die door het Uwv werd afgewezen op basis van de conclusie dat zij arbeidsvermogen had. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. In 2019 diende zij opnieuw een aanvraag in, die door het Uwv werd afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren. Eiseres maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. Hierop heeft zij beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in 2016 over arbeidsvermogen beschikte en dat er geen reden was om de eerdere beoordeling als onjuist aan te merken. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben in hun rapporten uiteengezet dat eiseres in staat was om bepaalde werkzaamheden uit te voeren, ondanks haar beperkingen. De rechtbank oordeelde dat de stukken die eiseres had ingediend niet voldoende waren om aan te tonen dat haar belastbaarheid in 2016 niet juist was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht geen aanleiding had gezien om terug te komen op het eerdere besluit en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman op 28 augustus 2020, waarbij de griffier mr. G.M.T.M. Sips aanwezig was. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3715

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Kaya),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1.1
Eiseres is op [1991] geboren. Zij is op [2009] achttien jaar geworden. Op 29 december 2014 heeft eiseres een Wajong-uitkering aangevraagd. Eiseres heeft die aanvraag in februari 2015 ingetrokken. Op 25 mei 2016 heeft eiseres (opnieuw) een Aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen bij het Uwv ingediend. In een rapport van 1 juli 2016 concludeert de verzekeringsarts, na medisch onderzoek, dat met enige marge kan worden gesteld dat de cognitieve en psychische problematiek van eiseres op het 18e jaar al aanwezig moet zijn geweest, dat eiseres daarna nog wel heeft gestudeerd, diploma’s heeft behaald en heeft gewerkt. Van het ontbreken van arbeidsvermogen op medische gronden is volgens de verzekeringsarts op het 18e jaar geen sprake en evenmin is deze situatie binnen vijf jaar alsnog ontstaan. Bij besluit van 4 juli 2016 heeft het Uwv eiseres een Wajong-uitkering geweigerd omdat zij arbeidsvermogen heeft. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze beslissing.
1.2
Op 8 maart 2019 heeft eiseres opnieuw een aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het besluit van 4 juli 2016. Met het besluit van 27 maart 2019 is de aanvraag afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn.
1.3
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt. In het besluit van 6 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het Uwv heeft zich daarbij gebaseerd op een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 augustus 2019 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 26 augustus 2019. Het Uwv heeft geweigerd terug te komen van het besluit van 4 juli 2016 omdat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Ook heeft het Uwv geen aanleiding gezien dat besluit voor onjuist te houden.
1.4
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
1.5
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2020 via Skype. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het toetskader
2. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 januari 2015 [1] volgt dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. Met een aanvraag kan worden beoogd dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Awb), kan worden beoogd een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber) of kan worden verzocht om herziening voor de toekomst (duuraanspraak).
3. Ter zitting heeft eiseres desgevraagd verklaard dat haar aanvraag alleen nog ziet op een herziening voor de toekomst (de periode vanaf 8 maart 2019).
4. Uit de uitspraak van 14 januari 2015 volgt ook dat bij een verzoek om herziening voor de toekomst een aanvrager feiten en omstandigheden moet aandragen die aanleiding geven tot een gunstiger besluit dan het eerdere besluit. Die feiten moeten (ook) zien op de oorspronkelijke beoordelingsdatum. Als het besluit destijds onjuist was, dan zou het niet eerlijk zijn als een aanvrager daardoor blijvend een uitkering misloopt. Er kan dan alsnog voor de toekomst een Wajong-uitkering toegekend worden. Als het besluit destijds niet onjuist was, dan is er ook geen reden voor herziening voor de toekomst.
Het standpunt van eiseres
5. Het beroep van eiseres richt zich zowel tegen de medische als tegen de arbeidskundige beoordeling van het Uwv. Eiseres voert aan dat zij niet voldoet aan de criteria voor het aannemen van arbeidsvermogen. Zij is niet in staat tenminste een uur aaneengesloten te werken wegens haar sterk verminderde concentratievermogen, haar geringe energielevel, haar psychische klachten en haar woedeaanvallen. Ook is zij niet tenminste vier uur per dag belastbaar. Bij het kinderdagverblijf heeft ze heeft ver boven haar vermogen gewerkt, waardoor zij uitgeput is geraakt. Het Uwv had meer beperkingen moeten aannemen. Ter onderbouwing van haar standpunt dat haar belastbaarheid in 2016 niet juist is vastgesteld verwijst eiseres naar het rapport ‘Beeld en Omgang’ van Humanitas uit 2018.
Verder is eiseres van mening dat zij niet in staat is de door de arbeidsdeskundige geselecteerde taak ‘plaatsen onderdelen op printplaat’ uit te voeren vanwege haar beperkingen op persoonlijk vlak en haar denk- en verwerkingsvermogen. Door haar verstandelijke beperking, autisme en psychische klachten is zij niet in staat instructies van een werkgever te begrijpen. Dat is tijdens haar dienstverband bij een kinderdagverblijf volgens haar ook gebleken. Zij beschikt daarom niet over basale werknemersvaardigheden.
Het standpunt van verweerder
6. In het rapport van 1 juli 2016 heeft de verzekeringsarts uiteengezet dat bij diagnostisch onderzoek van M. van der Sluijs in oktober/november 2014 een lichte tot zeer lichte verstandelijke beperking is vastgesteld, dat er trekken van een persoonlijkheidsstoornis zijn, gekenmerkt door soms heftige stemmingswisselingen, emotionele instabiliteit in de relatie met zichzelf en naar anderen en soms risicovol gedrag. Eiseres dacht zelf dat er mogelijk sprake was van een vorm van autisme, maar dit werd na onderzoek niet vastgesteld. Er is sprake van ziekte/gebrek die tot beperkingen in het functioneren leidt, maar er is op het 18e jaar geen sprake van het ontbreken van arbeidsvermogen op medische gronden. Een medische urenbeperking kan niet worden gesteld omdat er geen medische stoornis is die gepaard gaat met energetische beperkingen. Eiseres is daarom voor minimaal 4 uur per dag belastbaar te achten. Aanwijzingen dat zij op grond van ziekte/gebrek geen enkele activiteit minimaal een uur achtereen kan volhouden ontbreken. Hij concludeert dat eiseres op haar 18e verjaardag over arbeidsvermogen beschikt.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 22 augustus 2019 toegelicht dat de licht verstandelijk beperking en de agressieproblematiek in 2016 al bekend waren. Ook de behoefte aan controle en structuur heeft de verzekeringsarts in 2016 al benoemd. Bij de beoordeling van het arbeidsvermogen in 2016 is uitgegaan van een verslag van MEE, gemeente Amsterdam, uit 2015 en van het rapport diagnostisch onderzoek van der Sluijs. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het rapport ‘Beeld en Omgang’ van Humanitas bij de beoordeling betrokken. De daarin beschreven risico’s zijn niet anders dan die zijn beschreven in het rapport uit 2015. Uit het rapport van Humanitas blijkt dat eiseres relatief sterk is in het snel uitvoeren van eenvoudige cognitieve taken. Zij concludeert dat er onveranderd sprake is van arbeidsvermogen.
Het oordeel van de rechtbank
8. De rechtbank is van oordeel de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan worden gevolgd in zijn standpunt dat er geen reden is om de eerdere beoordeling in 2016 als onjuist aan te merken. De stukken die eiseres heeft ingediend zijn meegewogen. Eiseres heeft in beroep geen medische gegevens overgelegd die een ander licht werpen op de belastbaarheid van eiseres ten tijde van het eerdere besluit. Dat uit het rapport van Humanitas naar voren komt dat bij psychodiagnostisch onderzoek in 2018 een disharmonisch profiel is gebleken, terwijl onderzoek in 2014 een harmonisch profiel liet zien, betekent niet dat de belastbaarheid van eiseres in 2016 niet juist is vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierover in haar rapport toegelicht dat een intelligentieonderzoek dan wel een psychologisch onderzoek een beperkte geldigheidsduur heeft, behoudens voor de diagnose autisme, in de regel een half jaar. De testresultaten en conclusies zijn daarom niet één op één te vergelijken.
9. Verder is de rechtbank van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 26 augustus 2019 inzichtelijk heeft gemotiveerd dat eiseres de taak ‘plaatsen van onderdelen op printplaat’ kan uitvoeren. Daarbij heeft hij het rapport van Humanitas van 22 oktober 2018 betrokken. Ook heeft de arbeidsdeskundige bewaar en beroep gemotiveerd dat eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden. Hij heeft erop gewezen dat eiseres van oktober 2014 tot 3 juni 2016 gemiddeld ruim 20 uur per week heeft gewerkt in de kinderopvang en dat haar contract is verlengd in maart 2015. Indien eiseres niet in staat was geweest instructies van een werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en afspraken na te komen, zou de werkgever naar alle waarschijnlijk het jaarcontract niet hebben verlengd. Voor haar ziekmelding op 23 juni 2016, die geen verband hield met haar functioneren in arbeid, was geen sprake van (veelvuldig) verzuim. In een rapport van 6 november 2016 is de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd ingegaan op de arbeidskundige gronden van eiseres. De rechtbank kan die motivering volgen.
Conclusie
10. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om voor de toekomst terug te komen van het besluit van 4 juli 2016. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 28 augustus 2020 gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.