ECLI:NL:RBMNE:2020:3822
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vrijstelling griffierecht en niet-ontvankelijk verklaring beroep
In deze zaak heeft eiser op 8 oktober 2019 een verzoek om schadevergoeding ingediend bij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, omdat hij door nabetalingen geen recht heeft op een langdurigheidstoeslag. Na een gebrek aan reactie heeft eiser op 15 januari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op 30 april 2020 heeft verweerder een schadevergoeding van € 401,- toegewezen, maar eiser was van mening dat dit niet volledig was. Hij heeft vervolgens verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat voorlopig werd toegewezen, maar de definitieve beslissing zou door de rechter worden genomen.
De zitting vond plaats op 24 juli 2020, waarbij eiser de mogelijkheid had om zowel fysiek als via Skype deel te nemen. Verweerder verscheen niet. De rechter heeft vastgesteld dat eiser zijn verzoek om vrijstelling onvoldoende heeft onderbouwd en heeft het verzoek definitief afgewezen. Eiser werd daarna in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen, maar na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.
De rechtbank overweegt dat iemand die in beroep gaat griffierecht moet betalen, tenzij er sprake is van betalingsonmacht. Eiser heeft niet aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling, aangezien hij gehuwd is en er geen bewijs is dat hij en zijn echtgenote geen gezamenlijke inkomenssituatie hebben. De rechtbank heeft het beroep niet inhoudelijk behandeld omdat het griffierecht niet op tijd was betaald, en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan op 2 september 2020 door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier.