In deze zaak vordert eiser, een kok, betaling van achterstallig loon van gedaagde, een vennootschap onder firma, waar hij van 1 juli 2019 tot 20 juli 2019 72 uur heeft gewerkt. Eiser stelt dat hij recht heeft op een uurloon van € 45,-, gebaseerd op zijn werkzaamheden als chef-kok, bedrijfsleider en manager. Gedaagde betwist dit en stelt dat eiser alleen als bedieningsmedewerker heeft gewerkt, met een loonaanspraak van € 1.015,96 bruto. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 september 2020 via Skype, en het vonnis is op 30 september 2020 uitgesproken.
De kantonrechter oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vordering met betrekking tot werkzaamheden vóór 1 juli 2019. Wat betreft de periode van 1 juli tot 20 juli 2019, is de kantonrechter van mening dat de onduidelijkheid over de functie en beloning voor risico van gedaagde komt, omdat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is. De kantonrechter stelt het verschuldigde loon vast op € 1.115,28 bruto, verminderd met het reeds betaalde voorschot van € 200,-. Daarnaast wordt de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente toegewezen. Gedaagde wordt ook verplicht om een deugdelijke bruto-netto specificatie te verstrekken, op straffe van een dwangsom. De proceskosten worden aan gedaagde opgelegd.