ECLI:NL:RBMNE:2020:4289

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 20/518
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Ziektewet-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt de zaak behandeld van eiseres die in beroep is gegaan tegen de stopzetting van haar Ziektewet-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De rechtbank heeft vastgesteld dat de UWV op 3 juni 2019 de uitkering heeft stopgezet omdat eiseres meer dan 65% van haar loon kan verdienen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 11 augustus 2020 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze rapporten aan de vereisten voldoen, maar heeft ook geconstateerd dat de UWV niet voldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde beperkingen niet zijn aangenomen. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het motiveringsgebrek te herstellen binnen zes weken na deze uitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. De uitspraak is gedaan door rechter J. Wolbrink, in aanwezigheid van griffier L.M.A. Koeman, op 18 september 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/518
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. Van Mourik).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van 4 juli 2019 de Ziektewet-uitkering stopgezet, omdat eiseres op 26 februari 2019 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Bij besluit van 19 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een Skype-zitting van 11 augustus 2020. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 27 februari 2018 meldde eiseres zich ziek vanwege pijnklachten aan haar rechterpols. Zij ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Daarvoor was zij werkzaam als assistent filiaalmanager voor gemiddeld 31,72 uur per week. Vervolgens heeft verweerder in het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
2. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres met het bestreden besluit ongegrond verklaard. Wel heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep J.W. Hekkelman meer beperkingen in de functionele mogelijkheden lijst (FML) opgenomen. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep F.J. Bakker gekeken of de geselecteerde voorbeeldfuncties nog geschikt zijn. De voorbeeldfuncties productiemedewerker textiel, geen kleding en archiefmedewerker acht hij niet geschikt voor eiseres. De overige geselecteerde voorbeeldfuncties acht de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wel passend. Op basis daarvan kan eiseres 83,78% van het loon verdienen voordat zij ziek werd. Omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van haar maatmaninkomen, heeft zij volgens verweerder geen recht op een Ziektewet-uitkering.
3. Verweerder mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen. De rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en moeten voldoende begrijpelijk zijn. Iemand die het hier niet mee eens is, kan dit in beroep aanvoeren. Het is aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om gelijk te krijgen.
Herhalen en inlassen van bezwaargronden
4. Eiseres verwijst in haar beroepschrift naar het bezwaarschrift dat tevens als gronden van het beroep moet worden aangemerkt. Verweerder is, behoudens de hierna nog te bespreken grond met betrekking tot de psychische klachten van eiseres, in het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd ingegaan op deze bezwaargronden. Eiseres heeft in beroep niet nader onderbouwd waarom zij het niet eens is met deze motivering van verweerder. De enkele verwijzing naar hetgeen in bezwaar is aangevoerd kan daarom niet leiden tot het door eiseres beoogde resultaat. De grond slaagt niet.
De medische beoordeling
5. Met betrekking tot de medische beoordeling door verweerder heeft eiseres de volgende gronden aangevoerd. Eiseres voert ten eerste aan dat uit de verklaring van haar huisarts van 28 januari 2020 blijkt dat zij vanwege de door haar ondervonden psychische klachten niet zelfredzaam is en niet over benutbare mogelijkheden beschikt.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder d, van het Schattingsbesluit bepaalt dat benutbare mogelijkheden alleen dan niet aanwezig zijn indien iemand als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn directe samenlevingsverband en in zijn sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat hij psychisch niet zelfredzaam is. Uit de toelichting op het Schattingsbesluit blijkt dat er sprake moet zijn van ernstig disfunctioneren van psychische aard, waardoor de zelfredzaamheid is verloren. Het onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren moet zich uiten op drie verschillende niveaus: zelfverzorging, het samenlevingsverband en de sociale contacten buiten het gezin, waaronder het onderhouden van werkrelaties. Dit onvermogen moet daarnaast blijken uit het dagelijks functioneren van betrokkene, alsmede uit de geschiedenis van betrokkene op deze drie terreinen.
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaring van de huisarts niet kan worden afgeleid dat er sprake is van de hiervoor omschreven situatie. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsartsen van verweerder dat er geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het dagverhaal van eiseres. In de rapportage van de primaire verzekeringsarts J. Oliveiro staat beschreven dat eiseres elke twee dagen probeert te solliciteren en om 10.00 uur probeert aangekleed te zijn. Verder gaat zij, wanneer het weer het toelaat, een stuk lopen van circa een uur en probeert zij elke dag wat in het huishouden te doen. Zij sport drie keer in de week een uur tot anderhalf uur. Wat privé-situatie betreft staat in de rapportage dat eiseres samenwoont en voldoende vrienden heeft. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat eiseres niet zodanig ernstig beperkt is in het persoonlijk en/of sociaal functioneren, dat zij niet zelfredzaam is en daarom niet over benutbare mogelijkheden beschikt. De grond slaagt niet.
Polsklachten
7. Eiseres heeft daarnaast aangevoerd dat, als niet aangenomen wordt dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft, zij vanwege de door haar ondervonden fysieke en psychische beperkingen meer dan 35% arbeidsongeschikt is. Ter onderbouwing van haar polsklachten heeft eiseres het medisch dossier bij Xpert Clinics overgelegd.
8. In de rapportage van 30 oktober 2019 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep Hekkelman eiseres wat meer beperkt geacht op het fysieke vlak vanwege haar chronische handklachten. De FML is daarop in bezwaar aangepast. Hekkelman ziet in de overgelegde medische informatie van Xpert Clinics geen aanleiding om af te wijken van zijn eerdere ingenomen standpunt. Daartoe overweegt hij in zijn rapportage van 13 juli 2020 als volgt. Uit de informatie van Xpert Clinics blijkt dat de aspecifieke polsklachten (vooral rechts) toch gediagnosticeerd zijn als een carpaal tunnel syndroom (CTS). Op 6 februari 2020 is eiseres geopereerd. Deze nieuwe gegevens hebben geen gevolgen voor de beoordeling van de belastbaarheid per datum in geding (4 juli 2019).
9. De rechtbank merkt op dat de medische informatie van Xpert Clinics de behandelgeschiedenis vanaf 29 november 2017 tot en met 17 februari 2020 bevat. In het verslag van het consult op 5 februari 2020 staat dat het nog steeds een aspecifiek beeld blijft, maar dat CTS nog steeds de meest waarschijnlijke diagnose is. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit vermoeden ook heeft erkend en in bezwaar de daarmee verband houdende beperkingen in de FML heeft opgenomen. De rechtbank concludeert dat het rapport van Xpert Clinics geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De grond slaagt niet.
Psychische klachten
10. Verder voert eiseres aan dat meer beperkingen moet worden aangenomen dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld, namelijk ten aanzien van de onderdelen vasthouden en verdelen van de aandacht, hoog handelingstempo en emotionele problemen van anderen hanteren. In aanvulling hierop heeft eiseres ter zitting gesteld dat sprake is van een motiveringsgebrek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, omdat hij niet heeft onderbouwd waarom op deze onderdelen geen beperking is vastgesteld, terwijl dit wel een bezwaargrond was.
11. De rechtbank constateert dat door de primaire verzekeringsarts geen beperkingen zijn vastgesteld ten aanzien van de psychische problemen van eiseres. Vervolgens heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep Hekkelman in zijn rapportage van 30 oktober 2019 aangegeven dat hij wel beperkingen aanneemt ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren. Hekkelman geeft daarbij aan dat hij daartoe heeft overwogen op grond van informatie van de behandelend psycholoog. Volgens Hekkelman blijkt uit die informatie en uit de anamnese dat bij eiseres al jaren psychische problemen een rol spelen.
12. De rechtbank merkt op dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep Hekkelman in tegenstelling tot de primaire verzekeringsarts Oliveiro ook beperkingen heeft aangenomen vanwege de psychische gezondheidssituatie van eiseres. Hekkelman heeft echter niet toegelicht waarom hij bepaalde beperkingen wel aanneemt en waarom hij andere beperkingen niet aanneemt. Aangezien eiseres in haar aanvullend bezwaarschrift (onder randnummer 7, onder a) bovendien gemotiveerd heeft aangevoerd welke specifieke beperkingen volgens haar aangenomen hadden moeten worden, lag het op weg van verweerder om te motiveren waarom zij de ene beperking wel en de andere beperking niet overneemt. Verweerder heeft dit nagelaten en daarom is het besluit gebrekkig gemotiveerd.
Urenbeperking
13. Tot slot stelt eiseres dat, vanwege de cumulatie van haar psychische en fysieke klachten alsmede de daaruit voortvloeiende pijn- en vermoeidheidsklachten, een energetische grond is voor het aannemen van een urenbeperking. Eiseres gaat uit van een gemiddelde duurbelastbaarheid van maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week.
14. De primaire verzekeringsarts J. Oliveiro geeft in haar rapportage van 24 februari 2019 aan dat dit per datum in geding niet aan de orde is. Eiseres is namelijk niet verminderd beschikbaar vanwege te volgen behandelingen. Daarnaast is zij niet bekend met een ernstige aandoening die haar energetisch zou moeten beperken, noch bestaat uit preventief oogpunt de noodzaak tot een duurbeperking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze conclusie overgenomen.
15. De rechtbank concludeert dat verweerder hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom een urenbeperking niet aan de orde is. Eiseres heeft geen nieuwe medische gegevens aangedragen die aantonen dat een urenbeperking moet worden aangenomen. De grond slaagt niet.
Verzoek om een onafhankelijke deskundige
16. Eiseres verzoekt om een onafhankelijke deskundige, die nader onderzoek kan doen naar de aard, ernst en omvang van de door haar ondervonden psychische en fysieke klachten en bijbehorende beperkingen gelet op het feit dat de verklaring van de huisarts voldoende twijfel heeft opgeroepen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
17. In afwachting van het verdere verloop van de procedure beslist de rechtbank nog niet op het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Schadevergoeding
18. Ter zitting heeft eiseres verduidelijkt dat zij het verzoek tot schadevergoeding niet in de zin van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft bedoeld. Eiseres geeft in dat verband aan dat, mocht dat nodig zijn, een apart schadebesluit zal moeten worden genomen.
19. De rechtbank zal dit verzoek daarom verder niet behandelen.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

20. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft nagelaten te motiveren waarom zij, gelet op de psychische problemen bij eiseres, bepaalde beperkingen wel en andere niet heeft aangenomen. Verweerder is daarmee onvoldoende ingegaan op de bezwaargronden van eiseres. Het bestreden besluit is daarom in strijd met de artikelen 7:11 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het motiveringsgebrek te herstellen. De rechtbank zal verweerder daarom met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid stellen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
21. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
22. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
23. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
24. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M.A. Koeman, griffier, op 18 september 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.