ECLI:NL:RBMNE:2020:4434

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
16 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 20/279
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na herbeoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een medisch nucleair medewerker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid. Eiser had zich op 26 april 2016 ziek gemeld en na twee jaar ziekte een WIA-uitkering aangevraagd, die aanvankelijk was vastgesteld op 100%. Na een verzoek tot herbeoordeling op 22 januari 2019, waarin eiser aangaf dat zijn gezondheid was verslechterd, heeft het UWV op 22 mei 2019 besloten dat eiser per 20 mei 2019 voor 72,11% arbeidsongeschikt was. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond op 11 december 2019.

Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 7 september 2020 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft beoordeeld of het UWV de arbeidsongeschiktheid van eiser correct heeft vastgesteld. Hierbij is gekeken naar de rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, die aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. Eiser voerde aan dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met zijn diagnose Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en de noodzaak van een prikkelarme werkomgeving.

De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door het UWV voldeed aan de gestelde voorwaarden. De verzekeringsartsen hadden de klachten van eiser onderkend en de beperkingen adequaat vastgelegd. De rechtbank concludeerde dat de arbeidsdeskundige de functies die aan eiser waren toegewezen, passend had geacht en dat de WIA-uitkering van eiser terecht was verlaagd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/279

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. C.J.F. van Rijswick),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. Eiser werkte als medisch nucleair medewerker bij het [werkgever] voor gemiddeld 35,86 uur per week. Op 26 april 2016 heeft hij zich voor dit werk ziek gemeld. Na twee jaar ziekte heeft eiser bij verweerder een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Voorafgaand aan de WIA-beoordeling is aan de werkgever een loonsanctie opgelegd, omdat hij onvoldoende re-integratie inspanningen had verricht. De werkgever moest daarom het loon aan eiser doorbetalen. Daarna is aan eiser een WIA-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100% op arbeidskundige gronden.
2. Op 22 januari 2019 heeft eiser verweerder gevraagd om een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid, omdat hij vindt dat zijn gezondheid is verslechterd. Ook de werkgever heeft verweerder verzocht om een herbeoordeling van eiser.
3. Vervolgens heeft er een medisch en een arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot het besluit van 22 mei 2019 (het primaire besluit). In dit besluit heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij per 20 mei 2019 voor 72,11% arbeidsongeschikt wordt geacht en dat zijn WIA-uitkering na 24 kalendermaanden wordt aangepast.
4. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het bezwaar is bij besluit van
11 december 2019 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
5. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
6. Het beroep is op de zitting van 7 september 2020 behandeld. Eiser is samen met zijn partner verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Hoe toetst de rechtbank (het beoordelingskader)?

7. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of verweerder het
arbeidsongeschiktheidspercentage juist heeft vastgesteld op 72,11% per 20 mei 2019 (de beoordelingsdatum). Daarbij is het zo dat verweerder dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch uit de rapporten voortvloeien. Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Wat vindt de rechtbank er van?

De medische beoordeling
8. Eiser voert aan dat de verzekeringsarts onvoldoende beperkingen heeft aangenomen als gevolg van de gestelde diagnose Autisme Spectrum Stoornis (ASS). In bezwaar heeft eiser in dit verband gewezen op de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die hij samen met zijn psychotherapeut van Altrecht heeft opgesteld. In beroep heeft eiser ter verdere onderbouwing van zijn standpunt nog medische stukken ingebracht. In het bijzonder gaat het eiser er om dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat werkzaamheden in een prikkelarme omgeving moeten plaatsvinden (item 1.9.10), maar daarbij is geen definitie gegeven van wat hieronder in zijn geval moet worden verstaan. Eiser ervaart als gevolg van de ASS continue prikkels, zoals getik van een klok, horen van toetsenborden, gewiebel van collega’s, telefonerende collega’s, uitpuilende kasten, overbewustzijn van geuren, etc. Naast deze zintuigelijke prikkels ervaart hij ook prikkels op sociaal vlak zoals communicatie, samenwerking en feedback. Hij moet zich constant inspannen om communicatie (verbaal en non-verbaal) van anderen te interpreteren, te beredeneren en proberen daar gepast op te reageren. Dit kost hem extreem veel energie. Eiser verwijst hiervoor naar een diagnoseverklaring van zijn psycholoog van het Autisme kenniscentrum van 13 januari 2020 en naar een ‘in kaart brengen kwaliteiten en aandachtspunten_RB met aanvulling prikkelarm v2’. Daarbij wijst eiser er op dat zijn psychotherapeut in de brief van 29 mei 2020 de daar in kaart gebrachte definitie van een prikkelarme omgeving voor eiser als realistisch ziet.
9. De rechtbank is van oordeel dat de medische beoordeling voldoet aan de drie onder punt 7 genoemde voorwaarden. De verzekeringsartsen hebben de door eiser aangevoerde klachten en aandoeningen onderkend en zij hebben voldoende inzichtelijk gemaakt welke objectieve beperkingen hieruit voortvloeien. Als gevolg van de diagnose ASS heeft de primaire verzekeringsarts ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren beperkingen aangenomen die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep verder zijn aangevuld. Daarnaast zijn er beperkingen aangenomen in verband met de bij eiser al langer bestaande pijnklachten in de onderrug en de voetklachten met de vastgestelde artrose. Daarnaast is er op grond van energetische gronden een urenbeperking aangenomen van 6 uur per dag, gemiddeld 30 uur per week. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgelegd in de nieuwe FML van 11 november 2019.
10. De stukken die eiser in beroep heeft ingebracht maken het voorgaande niet anders. Deze stukken bevestigen de medische problematiek die bij eiser speelt, maar daar hebben de verzekeringsartsen al rekening mee gehouden. Voor wat betreft de beperking van een prikkelarme omgeving heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn aanvullend rapport van 18 augustus 2020 in beroep toereikend toegelicht dat gevoeligheid voor prikkels en daarmee samenhangende kans op overprikkeling een aspect is van ASS. Daarbij komt een grote mate van variatie voor ten aanzien van de aard en ernst van de ASS en zo ook voor de mate en ernst van een mogelijke overgevoeligheid voor prikkels. Uit de brief van de psycholoog van 13 januari 2020 blijkt dat eiser is gestart met traumabehandeling, wat op dat moment een groot beroep doet op zijn energieniveau als gevolg waarvan eiser meer vatbaar is voor stress en prikkels dan normaal. Deze verhoogde gevoeligheid in januari 2020 als gevolg van de behandeling kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter niet maatgevend zijn voor prikkelgevoeligheid op de beoordelingsdatum, 20 mei 2019. Daarnaast is de mate waarin eiser prikkels kan verdragen afhankelijk van zijn stressniveau. Om deze reden is eiser in de FML van 11 november 2019 ook beperkt geacht voor stressvolle werkomstandigheden. Verder verwijst de psycholoog in haar brief van 13 januari 2020 naar concrete voorbeelden van een prikkelarme omgeving (als bijlage 3 bijgevoegd), maar volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn deze voorbeelden bijna allemaal in een reguliere setting met reguliere
arbo-middelen in werkruimten te realiseren. Ook in de brief van de psychotherapeut van
29 mei 2020 ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen nieuwe medische gezichtspunten. De daarin beschrijvende diagnoses zijn bekend en het actuele beeld van eiser kan niet meegewogen worden in de herbeoordeling op de beoordelingsdatum.
11. De rechtbank kan deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. De door eiser ingebrachte (medische) stukken maken niet dat de rechtbank twijfelt aan de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiser stelt wel dat ook de psychotherapeut de door hem in kaart gebrachte definitie van een prikkelarme omgeving als realistisch ziet, maar er is verder geen medische informatie die dit standpunt van de psychotherapeut ondersteunt. Daarbij speelt een rol dat het de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts is om uit de beschikbare medische informatie objectiveerbare beperkingen vast te stellen voor het verrichten van arbeid. [1] De rechtbank is dan ook niet gebleken dat de beperkingen van eiser op het punt van een prikkelarme omgeving zijn onderschat.
De arbeidskundige beoordeling
12. Wat betreft de arbeidskundige beoordeling voert eiser aan dat de geduide functies niet passend zijn, omdat zijn belastbaarheid in die functies wordt overschreden. Nergens blijkt uit dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gehad over de signaleringen op het punt van een prikkelarme omgeving. Volgens eiser vinden de geduide functies niet plaats in een dergelijke omgeving. Een ziekenhuis- en kantoorsetting met tegen elkaar geschoven tafels, spelende radio, bezoekers en dergelijke zijn niet als prikkelarm te omschrijven. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gaat uit van algemeenheden en van de gemiddelde mens.
Over het dragen van oordopjes als eventueel hulpmiddel voert eiser aan dat hij dit alleen doet in een vertrouwde omgeving. In andere omstandigheden bezorgt hem dat angst voor het missen van noodsignalen. Het dragen van oordopjes in de nacht bezorgt hem nu al met regelmaat een milde oorontsteking. Verder is het dragen van een koptelefoon langer dan twee uur geen optie. Zijn oren en koptelefoon worden daarna nat en de druk op zijn hoofd wordt ondraagbaar.
13. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 10 december 2019, aangevuld met de rapporten in beroep op 1 april 2020 en
1 september 2020, voldoende gemotiveerd dat de functies van Productiemedewerker industrie, Machinaal metaalbewerker en Huishoudelijk medewerker gebouwen in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiser zoals vastgesteld in de FML van 11 november 2019. Bij de functies Medior soldering operator en Productiemedewerker metaalbewerking is er sprake van een werkomgeving met weinig prikkels en de functie van Medewerker interne dienst wordt in een rustige (ziekenhuis)omgeving verricht.
14. Daarbij blijkt uit het aanvullend rapport in beroep van 1 april 2020 dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep twee keer overleg heeft gevoerd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dit overleg heeft al in de beoordeling in bezwaar plaatsgevonden, maar de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft dat in zijn rapport in bezwaar op 10 december 2019 ten onrechte niet gerapporteerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat deze functies voldoen aan de gestelde voorwaarde van een prikkelarme omgeving. Uit wat hiervoor onder 9 tot en met 11 is overwogen volgt dat de beperkingen van eiser in de FML van 11 november 2019 juist zijn vastgesteld. De rechtbank is dus niet gebleken dat eiser is aangewezen op (absolute) stilte of solistisch werk. In dit verband is ook van belang dat in de functies sprake is van overzichtelijk werk/enkelvoudige taken waarbij niet gepland of georganiseerd hoeft te worden. Daarmee is ook rekening gehouden met de overige aangenomen beperkingen onder item 1.9.10 in de FML. Verder heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat mocht eiser toch nog te veel prikkels ervaren, hij gebruik kan maken van oordopjes of een anti-noise koptelefoon. Ook is het mogelijk om verplaatsbare wandjes te plaatsen om overige visuele prikkels te elimineren. Dit zijn volgens de arbeidsdeskundige eenvoudige hulpmiddelen die in redelijkheid van een werkgever gevergd kunnen worden. De stelling van eiser dat hij geen oordopjes en koptelefoon kan verdragen, slaagt niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierover tijdens het overleg met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op 1 april 2020 opgemerkt dat er geen medische bezwaren bestaan tegen de voorgestelde hulpmiddelen. Eiser heeft geen informatie ingebracht om hier anders over te oordelen.

Conclusie

15. De conclusie is dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op basis van de geduide functies de arbeidsongeschiktheid juist heeft vastgesteld op 72,11%. Gelet hierop heeft verweerder terecht de WIA-uitkering van eiser per 20 mei 2019 verlaagd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 6 oktober 2020 gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep 25 september 2015, ECLI:2015:CRVB:2015:3233.