ECLI:NL:RBMNE:2020:4808

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 439T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Wajong-uitkering en arbeidsvermogen van eiseres met medische klachten

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 20 oktober 2020, wordt de zaak behandeld van eiseres die geen Wajong-uitkering ontvangt omdat verweerder meent dat zij in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Eiseres, die op 29 oktober 2019 18 jaar werd, heeft een aanvraag ingediend voor een beoordeling van haar arbeidsvermogen, maar haar verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de inschatting van verweerder over de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van eiseres niet is gebaseerd op een correcte afweging van de feiten en omstandigheden op de datum in geding. De rechtbank stelt vast dat de informatie die verweerder heeft gebruikt, voornamelijk betrekking heeft op de situatie vóór een ernstige verslechtering van de gezondheid van eiseres. Dit betekent dat de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen niet kan worden gebaseerd op verouderde informatie. De rechtbank concludeert dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld en onvoldoende gemotiveerd heeft waarom eiseres arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om de gebreken in het besluit te herstellen en moet daarbij rekening houden met de actuele situatie van eiseres. De termijn voor herstel is vastgesteld op zes weken na verzending van de tussenuitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/439-T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. F.A.M. Delfgaauw).

Procesverloop

Bij besluit van 13 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij geen uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) krijgt, omdat zij in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen.
Bij besluit van 20 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2020. Eiseres is niet op de zitting verschenen en heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verder is [A] (de moeder van eiseres) op de zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1. Eiseres is op 29 oktober 2019 18 jaar geworden. Zij heeft op 5 augustus 2019 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen bij verweerder ingediend. Bij eiseres is sprake van een veelheid aan medische klachten. Zij heeft het syndroom van Turner (een genetische afwijking) en een verstandelijke beperking met een zeer trage verwerkingssnelheid. Verder is sprake van een autisme spectrum stoornis (PDDNOS) met problemen in de communicatie en in het hebben van overzicht. Er is dyscalculie vastgesteld en zij heeft een angststoornis met wc-dwang en tics. Eiseres ging aanvankelijk naar de dagbesteding bij [Bedrijfsnaam] . Na haar eerste bezoek bij de primaire verzekeringsarts op 21 augustus 2019 heeft zij een ernstige toename van klachten ontwikkeld. Vervolgens heeft verweerder het primaire en het bestreden besluit genomen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat er momenteel geen sprake is van arbeidsvermogen bij eiseres, maar dat niet kan worden uitgesloten dat zij arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Beoordelingskader
3.1.
Op grond van de artikelen 1a:1 en 1a:2 van de Wajong, kan een recht op een
Wajong-uitkering ontstaan als een betrokkene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Artikel 1a, eerste lid, Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten bepaalt dat iemand ‘geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft’ indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
In artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong is vastgelegd dat onder ‘duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben’ de situatie wordt verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
3.2.
Verweerder heeft het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium) vastgesteld voor de beoordeling van het arbeidsvermogen. In het Compendium is de toelichting op de vier voorwaarden en de wijze waarop verweerder deze voorwaarden toetst in aparte hoofdstukken uitgewerkt. In Bijlage 1 van het Compendium wordt het begrip duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen behandeld en is een beoordelingskader opgenomen. Het doel van het beoordelingskader is het geven van criteria voor het beoordelen van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen ten behoeve van beoordelingen voor de Wajong. Volgens de inleiding is het beoordelingskader een hulpmiddel voor de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige om te kunnen bepalen of er al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
In het beoordelingskader is het volgende stappenplan opgenomen:
“Stap 1 - voor de verzekeringsartsDe verzekeringsarts stelt vast of er sprake is van een progressief ziektebeeld.
Als het antwoord bevestigend is, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 2 - voor de verzekeringsartsDe verzekeringsarts stelt vast of de situatie van cliënt aan beide volgende voorwaarden voldoet:
- er is sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden;
- de aandoening is zodanig ernstig dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht.
Als aan deze beide voorwaarden wordt voldaan, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 3 - voor de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige samen:De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige stellen in gezamenlijk overleg vast of het ontbreken van arbeidsvermogen van de cliënt duurzaam is. Zij betrekken daarbij ten minste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Op grond van hun gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt. De beoordeling is afgerond.”
3.3.
In de uitspraak van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018, heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de uitgangspunten uiteengezet voor de toetsing van de besluitvorming van verweerder. Bij de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat het om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiseres kunnen ontwikkelen. Dit vereist dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie berust op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiseres aan de orde zijn. Het moet hierbij bovendien gaan om feiten en omstandigheden, die betrekking hebben op de situatie van eiseres op de datum in geding (de datum waarop het recht op uitkering verandert). In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor eiseres.
3.4.
Voor een zorgvuldige en transparante besluitvorming is volgens de CRvB ook nodig dat de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige het stappenplan volgen bij hun onderzoek naar de vraag of bij eiseres al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
Geschil en standpunten
4. Partijen zijn het erover eens dat eiseres nu geen arbeidsvermogen heeft. In deze zaak gaat het alleen om de vraag of het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres duurzaam is.
5. Eiseres heeft allereerst aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht, aangezien verweerder geen informatie heeft opgevraagd bij haar begeleiders bij de dagbesteding. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres verduidelijkt dat hiermee is bedoeld dat verweerder niet zorgvuldig heeft weergegeven wat de begeleider [B] heeft verteld over de situatie van eiseres. Eiseres heeft daarnaast aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat zij mogelijk in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen, omdat zij hiervoor te kwetsbaar is. Ook is onduidelijk welke concrete groeimogelijkheden verweerder ziet. Gemachtigde van eiseres heeft er op de zitting op gewezen dat de primaire arbeidsdeskundige eiseres op 9 september 2019 op het spreekuur heeft gezien. Daar bleek dat zij een ernstige toename van klachten heeft ontwikkeld. Dit ernstig regressieve beeld bevestigt de kwetsbaarheid van eiseres. Deze gebeurtenis is echter niet meegenomen in de beoordeling van de duurzaamheid. Uit een e-mailbericht van GZ-psycholoog Y. Kaldenbach blijkt bovendien dat eiseres is uitbehandeld.
6.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het arbeidsvermogen van eiseres zich nog kan ontwikkelen, omdat eiseres in de dagbesteding zou kunnen doorgroeien naar beschut werk.
6.2.
Met betrekking tot de vraag of het gebrek aan arbeidsvermogen bij eiseres duurzaam is heeft de primaire verzekeringsarts overwogen dat er geen sprake is van een progressief ziektebeeld. Verder heeft de primaire verzekeringsarts overwogen dat geen sprake is van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Eiseres heeft al een aantal jaren angstklachten en is hiervoor vanaf 2015 al een paar keer onder behandeling geweest, waarbij de behandeling een positief resultaat had. Na de behandeling in 2017 had ze geen medicatie meer nodig en bij de behandeling in 2018 kreeg ze van de psychiater het advies om via dagbesteding haar vaardigheden te vergroten. Hoewel nu sprake is van ernstige problematiek, is het de verwachting dat er door middel van behandeling weer verbetering zal optreden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen reden gezien om van dit oordeel af te wijken.
6.3.
De primaire arbeidsdeskundige heeft op 9 september 2019 telefonisch contact gehad met [B] ( [B] ), begeleider van eiseres bij [Bedrijfsnaam] . [B] heeft toen toegelicht dat eiseres in januari 2019 bij [Bedrijfsnaam] is komen werken voor halve dagen en dat zij dit stapsgewijs heeft uitgebreid tot vier hele dagen. Zij is begonnen in het atelier met het maken van creatieve artikelen. Ze heeft ook regelmatig in de winkel achter de kassa gestaan onder begeleiding. Het aanspreken en te woord staan van klanten ging goed. Ze sprak redelijk Engels en ze kon toeristen goed te woord staan. [B] heeft aangegeven dat er onder de begeleidingsvoorwaarden die de dagbesteding kan bieden groei heeft plaatsgevonden. Duidelijk is dat zij vooralsnog vertrouwde begeleiding nodig heeft in een vertrouwde en voorspelbare omgeving om verder te groeien. De primaire arbeidsdeskundige heeft zich hierbij ook gebaseerd op het rapport van de primaire verzekeringsarts van 22 augustus 2019.
6.4.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ook gerapporteerd dat eiseres in staat moet worden geacht om basale werknemersvaardigheden te ontwikkelen. De toename van haar klachten bewijst dat zij nog erg kwetsbaar is, maar dit betekent niet dat zij haar vaardigheden niet verder kan ontwikkelen als zij psychisch weer stabieler is. Verder heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat, zelfs als de mate van compensatie en aanpassingen dermate groot is dat eiseres is aangewezen op een beschutte werkomgeving, er nog sprake is van arbeidsvermogen. Met een intensieve, gespecialiseerde begeleiding bij een ontwikkelingsgerichte dagbesteding wordt zij in staat geacht basale werknemersvaardigheden te ontwikkelen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hierbij het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken.
6.5.
Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat de ernstige verslechtering van de klachten van eiseres heeft geleid tot de conclusie dat eiseres nu geen arbeidsvermogen heeft. Volgens verweerder zou eiseres kunnen terugkeren naar de situatie zoals die was vóór deze terugval en kan haar arbeidsvermogen daarom nog ontwikkelen.
Beoordeling
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de inschatting van verweerder van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van eiseres niet berust op een correcte en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij betrokkene op de datum in geding aan de orde zijn. Verweerder heeft daarbij overwogen dat eiseres zou kunnen terugkeren naar de situatie zoals die was vóór de ernstige verslechtering van haar toestand. Het oordeel van verweerder over de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen in de toekomst is echter enkel gebaseerd op informatie van vóór de terugval. Dit terwijl deze ernstige verslechtering enkele maanden voor de datum in geding heeft plaatsgevonden en verweerder de terugval juist als aanleiding ziet om geen arbeidsvermogen aan te nemen.
7.2.
Verweerder kan het oordeel over de duurzaamheid van het gebrek aan arbeidsvermogen daarom niet enkel baseren op informatie van vóór de verslechtering. Zoals hiervoor onder 3. overwogen, dient verweerder het oordeel over de duurzaamheid te baseren op basis van feiten en gegevens die betrekking hebben op de situatie van eiseres op de datum in geding. Zo ziet de informatie van begeleider [B] , voor zover dat verslag al een juiste samenvatting van haar opvattingen weergeeft, enkel op de situatie vóór de verslechtering. De verslechtering, de oorzaak daarvan en het herstel kunnen echter niet buiten beschouwing blijven bij de beoordeling of eiseres nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Als verweerder een nieuwe beoordeling van de duurzaamheid doet, ligt het daarom in de rede om opnieuw informatie in te winnen bij haar begeleiders met betrekking tot de datum in geding en met inachtneming van de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden na het bezoek bij de primaire verzekeringsarts.
7.3.
De motivering geeft bovendien te weinig blijk van een deugdelijke, voldoende concrete en op de situatie van eiseres toegespitste beoordeling. De motivering van het bestreden besluit berust namelijk te zeer op algemene noties met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van eiseres. Zo ontbreekt een concrete onderbouwing welke groei verweerder voor mogelijk ziet en in hoeverre en op welke manier die groei zou bijdragen aan de ontwikkeling van arbeidsmogelijkheden.
Conclusie
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld bij de voorbereiding van het bestreden besluit en dit besluit onvoldoende gemotiveerd. Het besluit is daarom in strijd met artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking.
9. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De rechtbank ziet hier aanleiding toe. Verweerder kan de gebreken herstellen door alsnog een deugdelijke motivering te geven voor het standpunt dat eiseres arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Verweerder moet hierbij rekening houden met het beoordelingskader uit het Compendium en daarbij alle feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de situatie van eiseres op de datum in geding betrekken. Verweerder dient daarbij ook concreet aan te geven hoe, op welk vlak en in hoeverre eiseres nog arbeidsmogelijkheden kan ontwikkelen.
10. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Verweerder moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, en ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
11. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2020.
griffier rechter
de griffier is buiten staat deze uitspraak
mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.