ECLI:NL:RBMNE:2020:5091
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot intrekking van WW-uitkering en de toepassing van het vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Arentz-Veldkamp, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door S.N. Westmaas-Kanhai. Eiser had een WW-uitkering aangevraagd na werkloosheid en ontving aanvankelijk een tweede uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) vanaf 20 augustus 2019. Echter, deze uitkering werd ingetrokken omdat eiser meer dan 87,5% van het WW-maandloon verdiende uit een nieuw dienstverband bij Werkgever 2. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de WW-uitkering terecht was, omdat eiser's inkomen uit Werkgever 2 de grens overschreed. Eiser voerde aan dat de motivering van verweerder ontbrak en dat het vertrouwensbeginsel was geschonden, omdat hij erop had vertrouwd dat zijn WW-uitkering zou worden uitbetaald. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende had toegelicht waarom de uitkering niet kon worden uitbetaald en dat de intrekking van de uitkering niet in strijd was met het vertrouwensbeginsel. De rechtbank concludeerde dat het tweede WW-recht van eiser niet tot uitbetaling kon komen, omdat het recht direct eindigde bij aanvang, gezien het inkomen dat eiser ontving.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.