ECLI:NL:RBMNE:2020:5095

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 781
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit over taxivergoeding voor werkvervoer

Op 18 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), had een taxivergoeding aangevraagd voor het vervoer naar haar werk. De vergoeding was goedgekeurd voor maximaal 192 werkdagen in 2020, met een vastgestelde afstand van 16 kilometer tussen haar woning en werkadres. Eiseres was het niet eens met de berekening van de reisafstand door verweerder, die uitging van de snelste route volgens de ANWB-routeplanner, en stelde dat de werkelijke afstand die door de taxi werd gereden slechts 11 kilometer bedroeg. Eiseres voerde aan dat de berekening van verweerder onredelijk was en dat deze resulteerde in een hogere eigen bijdrage voor haar.

Tijdens de zitting op 11 september 2020 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat verweerder de reisafstand op juiste wijze had vastgesteld conform de beleidsregels van het Uwv. De rechtbank vond de werkwijze van verweerder, die uitging van de snelste route en deze verdubbelde voor de retourreis, niet kennelijk onredelijk. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die verweerder hadden moeten aanzetten om van de beleidsregels af te wijken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd op 18 november 2020 bekendgemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/781

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres
(gemachtigde: K. Ruisch),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Procesverloop

Bij besluit van 14 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres over de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 een taxivergoeding toegekend voor het vervoer naar en van haar werk. Eiseres kan maximaal 192 werkdagen gebruik maken van de vergoeding. De afstand tussen de woning van eiseres en haar werkadres is vastgesteld op 16 kilometer.
Bij besluit van 16 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en grondslag van het bestreden besluit
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en maakt gebruik van de taxivoorziening van het Uwv. Daarmee reist zij van haar woonadres [adres 1] te [plaats] naar haar werkadres [adres 2] te [plaats] .
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de berekening van het aantal kilometers van het woon- naar het werkadres van eiseres is gewijzigd. De afstand
tussen deze adressen is volgens verweerder op basis van de routeplanner van de ANWB 16 kilometer.
3. Eiseres is het niet eens is met de door verweerder berekende reisafstand. De berekening van verweerder is onredelijk. Als gevolg van de berekening van verweerder is de eigen bijdrage van eiseres in 2020 hoger dan voorheen. Eiseres gaat uit van de kortste route, in plaats van de door verweerder gehanteerde snelste route. De route die verweerder gebruikt is namelijk niet de route die in de praktijk door de taxi gereden wordt. De reisafstand die daadwerkelijk door de taxi wordt gereden bedraagt in totaal 11 kilometer bij een retour. Deze reisafstand is ook eerder door verweerder vastgesteld. Daarnaast is de uitkomst van de berekening van de reisafstand gunstiger voor eiseres als het werkadres als startpunt wordt gehanteerd.
Het oordeel van de rechtbank
4. Niet in geschil is dat de reisafstand tussen het woon- en werkadres van eiseres is berekend conform de beleidsregels van het Uwv (het Protocol Voorzieningen Uwv 2019). Om het aantal kilometers van het woonadres naar het werkadres te berekenen hanteert verweerder de routeplanner van de ANWB. Verweerder berekent de reisafstand enkele reis, rondt deze af naar boven en vermenigvuldigt deze met 2. Het uitgangspunt is de snelste route, op basis van volledige postcodes. De snelste route voor de reis van het woonadres naar het werkadres van eiseres bedraagt 8 kilometer. Verweerder heeft de reisafstand daarom vastgesteld op 16 kilometer. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het niet uit maakt op welke dag of tijdstip de route berekend wordt via de routeplanner. Verweerder heeft de route op verschillende dagen en tijdstippen ingevuld op de routeplanner en komt daarbij steeds uit op 8 kilometer voor een enkele reis.
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder de reisafstand op juiste wijze conform de beleidsregels heeft vastgesteld. De uitkomst van het berekenen van de reisafstand waarbij het werkadres als startpunt wordt genomen is weliswaar gunstiger voor eiseres, maar hier biedt de beleidsregel geen steun voor. De werkwijze van verweerder waarbij wordt uitgegaan van de snelste route op de heenreis vindt de rechtbank niet kennelijk onredelijk. Dat verweerder uitgaat van de heenreis en dit vermenigvuldigt met 2 is naar het oordeel van de rechtbank evenmin kennelijk onredelijk. Dat de gewijzigde berekening ongunstig voor eiseres uitpakt maakt niet dat sprake is van een bijzondere omstandigheid, die voor verweerder aanleiding had moeten zijn om in het geval van eiseres van de beleidsregels af te wijken.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op 18 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.