ECLI:NL:RBMNE:2020:5192
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep inzake WOZ-waardering van een woning ongegrond verklaard na bewijslevering door verweerder
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-waardering van een woning. Eiser, wonende in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn appartement, dat op 1 januari 2018 was vastgesteld op € 499.000. De heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] had deze waarde bepaald en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en voerde aan dat de VvE-reserves niet in de waardebepaling mochten worden meegenomen. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde, onder andere door middel van een taxatierapport en een waardematrix. De rechtbank concludeerde dat de waarde op een juiste manier was vastgesteld en dat de beroepsgronden van eiser niet slaagden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, maar dat het griffierecht aan eiser zou worden vergoed vanwege gebrekkige communicatie in de bezwaarfase. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.