In deze zaak heeft eiseres, een schoonmaakbedrijf, op 7 april 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op basis van de NOW1.0. De aanvraag werd goedgekeurd met een voorschot van € 21.271,-. Eiseres heeft echter bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 juni 2020, waarin haar verzoek om de periode van de tegemoetkoming te wijzigen en de omzetdaling aan te passen, werd afgewezen. De rechtbank heeft op 28 oktober 2020 de zitting gehouden, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar vennoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres procesbelang heeft, ondanks dat zij het voorschot heeft ontvangen, omdat zij de aanvraagperiode en de omzetdaling wilde aanpassen.
De rechtbank heeft vervolgens de schending van de hoorplicht beoordeeld. Eiseres stelde dat zij niet op een hoorzitting was gehoord, terwijl zij dit wel had verzocht. De rechtbank concludeert dat de hoorplicht is geschonden, maar dat dit gebrek niet heeft geleid tot benadeling van eiseres, aangezien zij voldoende gelegenheid heeft gehad om haar standpunt naar voren te brengen.
De rechtbank heeft ook overwogen of het wijzigingsverzoek van eiseres als een nieuwe aanvraag moest worden opgevat. Gezien de bepalingen van de NOW1.0, die slechts één aanvraag per loonheffingsnummer toestaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek van eiseres als een nieuwe aanvraag moet worden beschouwd. Dit betekent dat de wijziging niet mogelijk was. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, maar verweerder werd opgedragen het griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden.