ECLI:NL:RBMNE:2020:5517

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
UTR 20/134
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van WW en ZW uitkeringen wegens fraude met arbeidsuren

In deze zaak gaat het om de terugvordering van uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet (WW) en de Ziektewet (ZW) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van eiseres, die eerder in dienst was bij een werkgever. Eiseres was tot 1 juli 2017 in dienst voor 32 uur per week, maar werd boventallig verklaard en ontving vanaf 3 juli 2017 een WW-uitkering. Na een ziekmelding op 11 september 2017 ontving zij een ZW-uitkering. Het UWV voerde een fraudeonderzoek uit, waaruit bleek dat eiseres tijdens haar vrijstelling werkzaamheden had verricht voor twee stichtingen, waar zij ook als bestuurder geregistreerd stond. Op basis van dit onderzoek heeft het UWV besluiten genomen om de uitkeringen te herzien en bedragen terug te vorderen, omdat eiseres geen recht zou hebben gehad op deze uitkeringen.

Eiseres ging in beroep tegen de besluiten van het UWV, waarbij zij aanvoerde dat het tijdsverloop sinds het fraudeonderzoek haar verweer had bemoeilijkt en dat zij geen inkomsten had genoten uit de stichtingen. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende bewijs had geleverd dat eiseres zorg- en bestuurswerkzaamheden had verricht en dat zij geen arbeidsurenverlies van minimaal 5 uur per week had. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht de WW- en ZW-uitkeringen had ingetrokken en de terugvordering gerechtvaardigd was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/134

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder
(gemachtigde: M. Tieman).

Inleiding

1. Eiseres was tot 1 juli 2017 in dienst bij [werkgever] voor 32 uur per week. Eiseres is daar boventallig verklaard. In het laatste jaar van haar dienstverband bij [werkgever] was zij vrijgesteld van haar werkzaamheden. Vanaf 3 juli 2017 ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 11 september 2017 heeft zij zich ziekgemeld, en vanaf 11 december 2017 ontving zij een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
2. De afdeling Handhaving van het UWV heeft een fraudeonderzoek uitgevoerd, dat heeft geleid tot een frauderapport van 30 november 2018. Daarin wordt geconcludeerd dat eiseres tijdens de vrijstelling bij [werkgever] is gestart met werkzaamheden voor [Stichting 1] en [Stichting 2] , waarvan zij ook bestuurder was. De werkzaamheden liepen nog door tot oktober 2017.
3. Naar aanleiding van het frauderapport heeft het UWV de volgende besluiten genomen:
- 17 mei 2019: eiseres had met ingang van 3 juli 2017 geen recht op een WW-uitkering;
- 21 mei 2019: de WW-uitkering van eiseres wordt herzien en er wordt €10.034,16 teruggevorderd;
- 21 mei 2019: eiseres had geen recht op een ZW-uitkering na haar ziekmelding op 11 september 2017;
- 21 mei 2019: de ZW-uitkering van eiseres wordt herzien en er wordt €17.190,46 teruggevorderd.
In een beslissing op bezwaar van 5 december 2019 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres is in beroep gegaan tegen de beslissing op bezwaar.
4. Het beroep is behandeld op de zitting van 19 november 2020 via Skypeverbinding. Aanwezig waren: eiseres met haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV.

Het geschil

5. Eiseres is het niet eens met de beslissing op bezwaar. Zij voert aan dat sinds het fraudeonderzoek te veel tijd is verstreken, zodat zij na het nemen van de besluiten niet meer beschikte over de mogelijkheden om zich goed te verweren. Ze kan niet alle stukken meer opvragen en heeft geen contact meer kunnen leggen met getuigen. Verder voert zij aan dat de stichtingen enkel op haar naam stonden, zij heeft geen inkomsten genoten uit de stichtingen en er ook geen werkzaamheden voor verricht. Zij had daarom wel recht op een WW- en ZW-uitkering.
6. Het UWV heeft toegelicht dat er in dit geval langer is gewacht met het nemen van besluiten, omdat dit fraudeonderzoek gekoppeld was aan een breder onderzoek dat het UWV zorgvuldig wilde afhandelen. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiseres geen recht had op een WW-uitkering per 3 juli 2017, omdat zij niet ten minste 5 arbeidsuren per week heeft verloren ten opzichte van haar dienstverband bij [werkgever] . UWV stelt op basis van het frauderapport dat eiseres circa 38,38 uur per week zorgwerkzaamheden heeft verricht voor de stichtingen en dat zij daarnaast ook werkzaamheden als bestuurder heeft verricht. Omdat eiseres geen recht had op een WW-uitkering, was zij ook niet verzekerd voor de Ziektewet.

Beoordeling door de rechtbank

7. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het tijdsverloop sinds het fraudeonderzoek ervoor zorgt dat eiseres nu niet meer met bewijsmiddelen kan komen waar zij eerder wel over kon beschikken. Tijdens het fraudeonderzoek heeft de afdeling Handhaving van het UWV eiseres meerdere keren verzocht om informatie aan te leveren, onder meer in een mailwisseling en een gesprek van september 2018. Eiseres had op dat moment al stukken kunnen opvragen en contact kunnen opnemen met getuigen. Het is niet zo dat eiseres pas na het nemen van de besluiten op de hoogte was van het lopende fraudeonderzoek. Dat het UWV pas een half jaar na het frauderapport de besluiten over haar uitkeringen heeft genomen is in beginsel niet wenselijk, maar het leidt er niet toe dat de bewijspositie van eiseres onevenredig is aangetast.
8. De inhoudelijke beroepsgronden richten zich tegen het standpunt van het UWV dat eiseres geen arbeidsurenverlies van minimaal 5 uur per week had. De rechtbank moet beoordelen of het UWV de besluiten afdoende heeft onderbouwd. Bij de beoordeling hiervan stelt de rechtbank voorop dat het volgens vaste rechtspraak [1] aanvaardbaar is als het UWV een schatting maakt van de omvang van werkzaamheden, als iemand daar zelf geen opgave van heeft gedaan en daar geen registratie van heeft bijgehouden. Dat die schatting nadelig kan uitvallen komt voor rekening en risico van de betrokkene, mits door het UWV voldoende en zorgvuldig onderzoek is verricht om tot een vaststelling te komen die de werkelijkheid zo dicht mogelijk benadert.
9. Het UWV heeft het standpunt dat eiseres geen recht had op een WW-uitkering onderbouwd met het frauderapport. De rechtbank beoordeelt hierna de aspecten die uit dat rapport naar voren komen, en de reactie daarop van eiseres:
a. Eiseres stond in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd als enig bestuurder van de stichtingen. Daarom mag ervan uitgegaan worden dat eiseres ook daadwerkelijk als bestuurder optrad. De bewijslast dat zij geen werkzaamheden als bestuurder heeft uitgevoerd ligt daarom bij eiseres. Eiseres stelt dat zij alleen in naam bestuurder was, het team was zelfsturend. Volgens eiseres was zij vanwege haar gezondheid ook niet in staat om bestuurswerk uit te voeren. Uit de stukken blijkt dat eiseres voor de stichting onder meer een bankrekening heeft geopend en personeel heeft aangenomen. De rechtbank vindt het daarom niet aannemelijk dat eiseres geen werkzaamheden als bestuurder heeft verricht.
b. In het frauderapport heeft de afdeling Handhaving van het UWV de door de stichting gefactureerde gewerkte uren vergeleken met de uren die door het personeel zijn gewerkt. Er blijken in de 26 weken voorafgaand aan 1 juli 2017 998 uren meer gefactureerd te zijn dan er door personeel is gewerkt. Het UWV gaat er daarom van uit dat eiseres die uren zelf heeft gewerkt. Het UWV schat het aantal door eiseres gewerkte uren daarom op 38,38 uur per week. Eiseres stelt dat zij geen zorgwerkzaamheden heeft verricht voor de stichting en daar ook niet toe in staat is. Zij stelt dat de facturering aan zorgverzekeringen en cliënten werd geregeld door hoofdaannemer [Stichting 3] . Het verschil tussen de gefactureerde uren en de door het personeel gewerkte uren zou daar zijn ontstaan, mogelijk door fraude. De rechtbank volgt dat standpunt van eiseres niet. De vergelijking is door het UWV gemaakt op basis van de uren die de stichtingen aan de hoofdaannemer hebben gefactureerd. Eiseres heeft geen verklaring gegeven voor de uren die wel zijn gefactureerd, maar die niet door het personeel zijn gewerkt. Naast het personeel en eiseres is er niemand bekend die deze uren gewerkt zou kunnen hebben. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het UWV er daarom van uitgaan dat eiseres die werkzaamheden heeft uitgevoerd en het aantal gewerkte uren schatten op 38,38 uur per week.
c. In het jaar 2017 is er in totaal €111.556 aan contante bedragen opgenomen vanaf de bankrekening van de stichtingen. Het UWV gaat ervan uit dat dit inkomsten voor eiseres betreft. Eiseres stelt dat dit bedragen zijn die zijn uitgekeerd aan haar man, [A] . Volgens eiseres heeft hij op basis van een overeenkomst van opdracht ervoor gezorgd dat de bedrijfsvoering van de stichting werd afgerond, omdat eiseres daar vanwege haar gezondheid niet toe in staat was. Gezien de hoogte van het bedrag vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat dit alleen ziet op werkzaamheden voor het afronden van de bedrijfsvoering van de stichting. Dat de opnames daarvoor bedoeld waren is ook niet te achterhalen, omdat de bedragen contant zijn opgenomen en [A] geen facturen voor zijn werkzaamheden heeft ingediend. De rechtbank betrekt hierbij dat eiseres over deze contante opnamen wisselende verklaringen heeft afgelegd. De rechtbank vindt de uitleg van eiseres niet aannemelijk.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV voldoende onderbouwd dat eiseres zorgwerkzaamheden en bestuurswerkzaamheden heeft verricht voor de stichtingen en dat zij geen arbeidsurenverlies van meer dan 5 uur had. Eiseres had daarom per 3 juli 2017 geen recht op een WW-uitkering. Als gevolg daarvan had zij ook geen recht op een ZW-uitkering na haar ziekmelding op 11 september 2017. Het UWV heeft de WW- en ZW-uitkering van eiseres daarom terecht ingetrokken en teruggevorderd.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 december 2020 door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De uitspraak wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1778.