Op 3 januari 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.A.M. Drubbel. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. G.J.J.M. Essink, de behandelend rechter in twee aanhangige zaken, te weten een echtscheiding en een boedelverdeling. Verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was en meer sympathie had voor de andere partij, wat de kans op een eerlijke behandeling zou ondermijnen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 december 2019 was verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat heeft het verzoek toegelicht.
De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker en de schriftelijke reacties van de rechter zorgvuldig beoordeeld. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De rechter had geen beslissing genomen over de sieraden en had verzoeker voldoende gelegenheid gegeven om zijn standpunt naar voren te brengen. De wrakingskamer benadrukte dat de indruk van partijdigheid van de rechter niet voldoende was om het verzoek tot wraking te honoreren.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure in de oorspronkelijke stand voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.