ECLI:NL:RBMNE:2020:5788

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
RK 20/1087
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van advocaatkosten en reiskosten in strafzaak met verschoonbare termijnoverschrijding

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, is op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 28 mei 2020 is ingediend door verzoeker, geboren in Syrië, met betrekking tot de vergoeding van advocaatkosten en reiskosten. Het verzoek is gedaan op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 1 december 2019 een kennisgeving van niet verdere vervolging heeft ontvangen en dat het verzoekschrift met overschrijding van de indieningstermijn is ingediend. De rechtbank oordeelt dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat het verzoekschrift eerder bij de rechtbank Amsterdam is ingediend en vervolgens naar de rechtbank Midden-Nederland is doorgestuurd. De rechtbank acht verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek.

De rechtbank heeft de kosten van rechtsbijstand en de reiskosten beoordeeld. Voor de reiskosten is vastgesteld dat alleen de kosten van tweede klas openbaar vervoer voor vergoeding in aanmerking komen, terwijl de reiskosten van de moeder van verzoeker zijn afgewezen. Wat betreft de kosten van rechtsbijstand heeft de rechtbank geoordeeld dat de werkzaamheden van de raadsman noodzakelijk waren voor een behoorlijke verdediging. De gevraagde vergoeding van € 1.415,70 voor de kosten van de raadsman is toegewezen, evenals een vergoeding van € 280,- voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift. In totaal is aan verzoeker een vergoeding van € 1.697,76 toegekend, terwijl het meer of anders verzochte is afgewezen. De beslissing is genomen door mr. O.P. van Tricht, rechter, en is openbaar uitgesproken in de raadkamer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: -
Rekestnummer: 20/1087
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het op 28 mei 2020 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift op grond van het bepaalde in artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van

[verzoeker] ,

geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [2004] ,
wonende te [adres] te [woonplaats] ,
domicilie kiezende ten kantore van diens raadsman, mr. I.J.G. van Raab van Canstein, advocaat te Amsterdam,
(hierna te noemen: verzoeker).
In verband met de maatregelen rondom het coronavirus is het klaagschrift - met instemming van partijen - schriftelijk behandeld.
Het verzoek strekt er toe dat de rechtbank een vergoeding toekent voor de kosten van de raadsman ten bedrage van € 1.415,70 en de kosten van de raadsman voor het indienen en van het verzoekschrift en overige kosten van € 6,18.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het dossier in de strafzaak tegen verzoeker als verdachte (met opgemeld parketnummer) en van voornoemd verzoekschrift.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderhavige verzoek uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
op 1 december 2019 is aan verzoeker een kennisgeving van niet verdere vervolging.
Overwegingen
De rechtbank constateert allereerst dat verzoeker de kennisgeving van niet verdere vervolging heeft ontvangen op 1 december 2019 en het verzoekschrift, met overschrijding van de indieningstermijn, op 28 mei 2020 door de griffier van onderhavige rechtbank is ontvangen. De rechtbank oordeelt dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is, nu het verzoekschrift reeds op 21 februari 2020 bij de griffie van rechtbank Amsterdam is binnengekomen. Nu deze rechtbank onbevoegd is te beslissen op het verzoekschrift is het verzoekschrift doorgezonden naar rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Het doorzenden van het verzoekschrift heeft ruim drie maanden geduurd, hetgeen niet aan verzoeker mag worden toegerekend. De rechtbank acht verzoeker derhalve ontvankelijk in zijn verzoek.
Nu de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan verzoeker aanspraak maken op een vergoeding van de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de strafzaak gemaakte reis- en verblijfkosten, de schade die daadwerkelijk geleden is tengevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting, alsmede een vergoeding in de kosten van een raadsman.
Verzoeker vraagt vergoeding van de volgende posten:

Reis- en verblijfkostenDe rechtbank is van oordeel dat voorzover het verzoek ziet op reis- en verblijfkosten, dat voor vergoeding in aanmerking komt, zij het dat de vergoeding krachtens artikel 530 Sv moet worden berekend aan de hand van het bij of krachtens de Wet Tarieven in Strafzaken bepaalde. Dat brengt met zich dat de kosten van tweede klas openbaar vervoer worden vergoed, te weten € 2,06. Voor zover het verzoek ziet op reiskosten van de moeder van verzoeker, te weten € 4,12, acht de rechtbank een direct verband met de door verzoeker gemaakte kosten niet aanwezig. Voor zover het verzoek dus ziet op reiskosten van de moeder van verzoeker, zal dit worden afgewezen.

Kosten rechtsbijstand

Bij de beoordeling van de verzoeken tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de zin van artikel 530 Sv stelt de rechtbank voorop dat de declaraties van een raadsman of een raadsvrouwe niet meer zijn dan een uitgangspunt, dat door de rechtbank wordt betrokken in haar oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand en zo ja, tot welk bedrag. Deze maatstaf voor het beoordelen van de verzoeken brengt met zich mee dat de rechtbank geenszins gebonden is aan de door raadslieden gedeclareerde tijd of het door hen gehanteerde uurtarief. [1] De rechtbank bepaalt de toe te kennen vergoeding naar eigen inzicht, met inachtneming van de aard, de omvang en de feitelijke en juridische complexiteit van de zaak op basis van redelijkheid en billijkheid.
De rechtbank overweegt in deze zaak dat de raadsman namens verzoeker in raadkamer voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat alle verrichte en gedeclareerde werkzaamheden met het oog op een behoorlijke verdediging noodzakelijk zijn geweest. De opgegeven kosten worden gestaafd door de overgelegde urenspecificaties en declaraties en het beloop daarvan valt niet als bovenmatig aan te merken. De gevraagde vergoeding van € 1.415,70 zal dan ook worden toegekend.

Kosten indienen verzoek

De rechtbank is van oordeel dat aan kosten van de raadsman voor het indienen van het verzoekschrift een vergoeding op zijn plaats is zoals die gewoonlijk wordt toegewezen, te weten €280,- (inclusief btw).
In totaal is derhalve naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking nemend, een vergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € .
Beslissing
De rechtbank:
- kent toeaan verzoeker uit 's Rijks kas een vergoeding ten bedrage van € 1.697,76;
- wijst afhet meer of anders verzochte;
- beveeltde griffier van deze rechtbank voormeld bedrag aan verzoeker uit te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer] , t.n.v. Güçlü Advocaten, o.v.v. [verzoeker] /OM [schadevergoeding] [nummer]
Deze beslissing is gewezen door mr. O.P. van Tricht, rechter, als lid van de enkelvoudige raadkamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 19 augustus 2020.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.
Tegen deze beslissing staat voor het openbaar ministerie hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.

Voetnoten

1.Hof Arnhem, 10 september 2012, AV-NR 735-12.