ECLI:NL:RBMNE:2020:6047

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
UTR 19/993
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 2 april 2020, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere behandeld. Het besluit, gedateerd 27 februari 2019, verklaarde het bezwaar van eiser tegen de brief van 13 februari 2019, met als onderwerp 'Saldobevestiging 2018', niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser had een ongedateerde brief, ontvangen op 7 maart 2019, ingediend als beroepschrift, maar deze was niet ondertekend. De rechtbank heeft eiser op 13 maart 2019 verzocht om het beroepschrift binnen vier weken te ondertekenen, met de waarschuwing dat het beroep anders niet-ontvankelijk verklaard zou worden. Eiser heeft echter niet binnen de gestelde termijn een ondertekend beroepschrift overgelegd en heeft geen reden gegeven voor dit verzuim.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 Awb, en dat het beroep daarom niet inhoudelijk behandeld zal worden. Er is geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Gena, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/993

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2020 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
27 februari 2019. Verweerder heeft in dit besluit het bezwaar van eiser tegen de brief van
13 februari 2019 met als onderwerp “Saldobevestiging 2018” niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1.De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die in beroep gaat moet het beroepschrift ondertekenen. Dit staat in artikel 6:5 van de Awb. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiser heeft bij ongedateerde brief, ontvangen op 7 maart 2019, gereageerd op het besluit van verweerder van 27 februari 2019. Eiser heeft deze brief niet ondertekend. De brief van eiser is door verweerder als beroepschrift aangemerkt en doorgestuurd naar de rechtbank.
4. De rechtbank heeft eiser bij brief van 13 maart 2019 verzocht om binnen vier weken het beroepschrift te ondertekenen. In deze brief is aan eiser meegedeeld dat indien niet aan het verzoek wordt voldaan het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden. Vervolgens is eiser bij aangetekende brief van 10 mei 2019 verzocht het beroepschrift te ondertekenen. In deze brief is meegedeeld dat indien eiser dit verzuim niet binnen vier weken herstelt, het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden.
5. Eiser heeft niet binnen de gestelde termijn een ondertekend beroepschrift overgelegd.
6. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. De rechtbank gaat er daarom van uit dat er geen verontschuldiging is voor dit verzuim.
7. Het beroep van eiser is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal daarom niet inhoudelijk worden behandeld.
8. Voor een vergoeding van de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena, griffier, op 2 april 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.