4.4Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij in 2000 is gebeten door een hond, waarbij hij letsel heeft opgelopen. Naar aanleiding van dit ongeluk is er een spaarrekening, een Regenboog Rekening met rekeningnummer [rekeningnummer] , opgezet ten behoeve van een letselschade uitkering met een zogeheten BEM-clausule. Deze clausule houdt in dat er niet over het geld mag worden beschikt gedurende de minderjarigheid van de rekeninghouder dan met machtiging van de kantonrechter.In 2009 is zijn moeder zonder zijn toestemming en medeweten naar de bank gegaan met het verhaal dat er geen BEM-clausule aanwezig is op de Regenboog Rekening. De bank heeft toen de BEM-clausule verwijderd. Vanaf dat moment heeft zijn moeder de gehele controle over de Regenboogrekening gekregen. Op 8 april 2011 is de slotuitkering, een bedrag van € 23.112, betaald door London Verzekeringen. Dit bedrag heeft zijn moeder zonder zijn toestemming opgenomen. Hij is hier in 2018, na zijn 21e verjaardag, achter gekomen.
Het dossier bevat afschriften van de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer] . Hieruit blijkt dat er op 8 april 2011 een bedrag van 23.112,00 op deze rekening is gestort met als beschrijving ‘London verzekeringen’. In de periode van 8 april 2011 tot en met 4 november 2011 is dit bedrag in verschillende overschrijvingen overgemaakt op de rekening op naam van [verdachte] .
Het dossier bevat de overeenkomst tot opening van de Rabo RegenBoog Rekening. Deze overeenkomst is door verdachte, als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer] , op 13 juli 2006 getekend. In deze overeenkomst is een BEM-clausule opgenomen: “Gedurende de minderjarigheid mag niet over de inlage worden beschikt dan met machtiging van de kantonrechter. Deze bepaling geldt niet voorzover het de rente betreft"
Het dossier bevat een beschikking van de Rechtbank Utrecht van 1 maart 2011. Hieruit volgt dat verdachte, als ouder van de minderjarige [slachtoffer] , aan de rechtbank een machtiging had verzocht om namens [voornaam van slachtoffer] een vaststellingsovereenkomst tot vergoeding van de door de minderjarige geleden schade aan te mogen gaan. De kantonrechter heeft de gevraagde machtiging verleend onder de voorwaarde dat de aan de minderjarige uit te keren gelden worden gestort op een rekening waarvan slechts bedragen kunnen worden opgenomen met toestemming van de kantonrechter.
Het dossier bevat voorts de vaststellingsovereenkomst van London Verzekeringen. Deze vaststellingsovereenkomst is door verdachte, als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer] , op 14 december 2010 getekend. Uit deze vaststellingsovereenkomst blijkt dat de slotuitkering van € 23.112,00 gestort zou worden op een BEM rekeningnummer.
Tot slot bevat het dossier een notitie van de Rabobank met de volgende tekst: “In 2006 is er een Rendementsrekening geopend met een ABB code S (toestemming kantonrechter B.E.M.) (…). Nu wilt zijn moeder geld van de Rendementsrekening afhalen. Dit gaat niet vanwege de ABB code. Moeder geeft aan dat er helemaal geen Bem clausule aanwezig is.”
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij het gehele bedrag dat door de verzekeraar op de rekening van [voornaam van slachtoffer] is gestort, heeft opgenomen.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Volgens de wet is diefstal het wegnemen van een goed van een ander ‘met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen’. Dat verdachte het geld van de rekening van [voornaam van slachtoffer] heeft opgenomen, staat niet ter discussie. De vraag die beantwoord dient te worden is of verdachte dit heeft gedaan met het oogmerk om het geld zich wederrechtelijk toe te eigenen. Volgens de advocaat van verdachte is geen sprake van toe-eigening van het geld, omdat verdachte het geld voor [voornaam van slachtoffer] heeft gebruikt. De rechtbank oordeelt anders. Verdachte mocht niet over de schadevergoeding beschikken, behalve met toestemming van de kantonrechter en met uitzondering van de verkregen rente. Vast staat dat verdachte voor het opnemen van de verschillende bedragen nooit toestemming heeft gevraagd aan de kantonrechter. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich het geld heeft toegeëigend.
De vraag die dan overblijft, is of verdachte, op het moment dat zij de geldbedragen overmaakte naar haar eigen rekening, wel of niet wist dat dat niet mocht. Met andere (meer juridische) woorden: of bij verdachte sprake was van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval was. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk dat verdachte onmiskenbaar heeft geweten dat er een BEM-clausule op de rekening van [voornaam van slachtoffer] van toepassing was. Verdachte heeft immers ten behoeve van [voornaam van slachtoffer] de Regenboog Rekening met BEM-clausule geopend, aan de kantonrechter toestemming gevraagd om de vaststellingsovereenkomst namens [voornaam van slachtoffer] te mogen sluiten en deze overeenkomst ook daadwerkelijk gesloten. In alle drie de documenten wordt expliciet verwezen naar de BEM-clausule, waarvan de inhoud in de beschikking van de kantonrechter ook nog in heldere bewoordingen wordt uitgelegd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij deze documenten weliswaar heeft getekend, maar de inhoud ervan niet heeft gelezen. Wat hier verder ook van zij, het tekenen van documenten zonder deze te lezen is een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt. Daar komt bij dat uit de notitie van de Rabobank volgt dat verdachte contact heeft gezocht met de bank toen zij ineens geen geld meer op kon nemen. De bankmedewerker heeft toen uitgelegd dat dit kwam door de ABB-code. Hierop heeft verdachte verklaard dat er geen BEM-clausule op de rekening zit. De bankmedewerker is dit gaan uitzoeken. Uiteindelijk is de BEM-clausule verwijderd door de bank omdat men geen informatie meer kon vinden. De bank heeft - na door [voornaam van slachtoffer] aansprakelijk te zijn gesteld - erkend fout te hebben gehandeld en heeft de schade aan [voornaam van slachtoffer] vergoed. Uit de bewijsmiddelen - afzonderlijk, maar ook in onderlinge samenhang bezien - volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte wel degelijk op de hoogte was van het bestaan van de BEM-clausule en dus wist dat zij niet over het geld mocht beschikken. Nu verdachte het geld desondanks zonder toestemming van de kantonrechter naar haar eigen rekening heeft overgeboekt, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat bij verdachte sprake was van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Ook indien het geld (ten dele) ten goede is gekomen aan [voornaam van slachtoffer] - zoals verdachte ter zitting heeft verklaard - leidt dit niet tot een ander oordeel. Verdachte was immers niet gerechtigd tot het doen van opnames van de Regenboog Rekening zonder expliciete toestemming van de kantonrechter. De tenlastegelegde diefstal kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte het gehele aan [voornaam van slachtoffer] toebehorende bedrag van € 33.112,00 naar haar eigen rekening heeft overgemaakt. De voorschotten van in totaal
€ 10.000,00 heeft zij echter al in 2010 - dus voor 8 april 2011, de begindatum van de tenlastelegging - overgemaakt. Omdat de rechtbank gebonden is aan de in de tenlastelegging genoemde periode, kan niet worden bewezen dat verdachte het gehele bedrag van ruim
€ 33.000,00 heeft gestolen, maar wel een bedrag van € 23.112,00. Daarnaast kan de rechtbank niet bewijzen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van inlogcodes die zij niet mocht gebruiken, omdat zij als wettelijk vertegenwoordiger beschikte over de bij de rekening behorende inlogcodes. Zij mocht deze ook gebruiken om bijvoorbeeld de rente
- waarop de BEM-clausule uitdrukkelijk niet zag - op te nemen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de verdenking dat zij gebruik heeft gemaakt van een, zoals dat juridisch wordt genoemd, ‘valse sleutel’.