Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding betekend op 21 februari 2020;
- de brief van de vrouw van 2 maart 2020, met bijlagen;
- de conclusie van antwoord, met daarin de eis in reconventie;
- de mondelinge behandeling (zitting) op 3 maart 2020, waarbij partijen zijn verschenen bijgestaan door hun advocaten;
- de pleitnota van de vrouw;
- de pleitnota van de man;
- de door de vrouw ter zitting overgelegde volmacht en opzegging samenlevingscontract.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bevoegdheid voorzieningenrechter
vaststellingvan een zorgregeling tussen hem en [kind 2] betreft een boek 1 BW-procedure. Deze moet in beginsel bij verzoekschrift worden ingeleid, waarbij ook ruimte is een minderjarige van 12 jaar of ouder te horen. In een kort geding kan wel
nakomingvan een zorg- of omgangsregeling worden gevorderd, maar in beginsel geen vaststelling daarvan. In uitzonderingsgevallen kan de voorzieningenrechter desalniettemin een van de ouders veroordelen om mee te werken aan contact met een minderjarige, omdat dit recht ook zonder overeengekomen of vastgestelde zorg- of omgangsregeling rechtstreeks uit de wet voortvloeit. Het is dan wel nodig dat een verzoekschriftprocedure niet kan worden afgewacht. Dit zal zich met name voordoen als een van partijen weigerachtig is aan het contact mee te werken of dit belet. Daar is hier niet van gebleken. Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat de vrouw het contact tussen de man en [kind 2] belet. [kind 2] is bovendien 14 jaar oud. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de man en [kind 2] zelf afspraken kunnen maken over hun contact. Verder is niet aannemelijk dat een verzoekschriftprocedure niet kan worden afgewacht. Zolang de man nog in een caravan woont is een overnachting van [kind 2] bij de man überhaupt niet aan de orde.