Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres heeft zich
vanuit de Werkloosheidswet op 17 april 2017 ziekgemeld wegens gezondheidsklachten. Daarvoor is zij werkzaam geweest als restaurant/horecamedewerkster voor gemiddeld 37,93 uur per week. Per einde wachttijd heeft eiseres een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres per
15 april 2019 geen WIA-uitkering krijgt, omdat zij 14,63% arbeidsongeschikt wordt geacht. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid
mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Zorgvuldigheid medisch onderzoek
4. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht. Volgens haar heeft
er geen (gedegen) lichamelijk onderzoek plaatsgevonden.
5. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat
het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres lichamelijk onderzocht. Zo blijkt uit zijn rapport dat de schouderklachten van eiseres zijn onderzocht. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapportage gemotiveerd heeft onderbouwd waarom lichamelijk onderzoek in de bezwaarfase achterwege is gelaten. Volledigheidshalve vermeldt de rechtbank dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat zelfs als in zijn geheel geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, dit niet hoeft te betekenen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest.De verzekeringsartsen hebben allebei dossierstudie verricht. De verzekeringsartsen hebben daarbij alle beschikbare informatie uit de behandelend sector in hun beoordeling betrokken, waaronder de informatie van GGZ Centraal. Naar het oordeel van de rechtbank is de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage gemotiveerd op de gronden van bezwaar ingegaan. De rapportages van de verzekeringsartsen bevatten bovendien geen tegenstrijdigheden en zijn voldoende begrijpelijk. De beroepsgrond slaagt niet.
Juistheid medische beoordeling
6. Daarnaast voert eiseres aan dat de medische beoordeling onjuist is, waardoor haar
beperkingen zijn onderschat. Volgens haar zijn haar klachten niet afgenomen en heeft zij meer beperkingen dan door de verzekeringsartsen is vastgesteld. Zij verwijst daarbij naar haar schouderklachten en heeft ter onderbouwing van dit standpunt drie verslagen van haar orthopedisch chirurg overgelegd.
7. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de verzekeringsartsen de
beperkingen van eiseres hebben onderschat. De door eiseres ingebrachte medische stukken leiden naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere uitkomst dan hetgeen de verzekeringsartsen hierover in de rapportages hebben vermeld. Deze informatie is van acht maanden na de datum in geding. De schouderklachten van eiseres waren bovendien al bekend bij verweerder. De primaire verzekeringsarts heeft in zijn rapportage al aangegeven dat de painful arc aan de rechterschouder reëel is en dat de rechterarm zijwaarts boven schouderniveau pijnlijk is. Om die reden heeft hij in de functionele mogelijkheden lijst beperkingen vastgesteld op de beoordelingspunten frequent reiken tijdens het werk, tillen of dragen, frequent zware lasten hanteren tijdens het werk en boven schouderhoogte actief zijn. Deze beperkingen worden door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gehandhaafd. Uit de verslagen van de orthopedisch chirurg blijkt daarom niet dat de medische beoordeling van verweerder op de datum in geding onjuist is.
8. Eiseres heeft haar standpunt dat zij meer beperkt is dan door verweerder is
aangenomen verder niet onderbouwd met andere medische informatie. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Aan hoe eiseres zelf haar klachten en haar belastbaarheid ervaart, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid geen doorslaggevende betekenis toekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek om benoeming van een onafhankelijke medisch deskundige
9. Eiseres verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen,
omdat haar klachten en beperkingen onvoldoende door verweerder zijn meegewogen.
10. Zoals hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat
het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat verweerder haar beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Uit het dossier volgt dat eiseres in bezwaar informatie heeft overgelegd van GGZ Centraal. Deze informatie is kenbaar door de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken bij zijn beoordeling. De verslagen van haar orthopedisch chirurg zijn eveneens beoordeeld. Er zijn geen aanwijzingen dat medische informatie ontbreekt. Daarmee is in dit geval voldaan aan het vereiste van een gelijke procespositie, zoals uiteen is gezet in het arrest Korošec van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015. Uit het Korošec-arrest volgt niet dat de rechter uit een oogpunt van
equality of armsgehouden zou zijn een medisch deskundige te benoemen in de situatie waarin de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk de informatie van de behandelaars bij zijn beoordeling heeft betrokken, zoals hier aan de orde, zodat die beoordeling door de rechter kan worden getoetst. Zoals hiervoor is overwogen twijfelt de rechtbank ook niet aan de juistheid van de medische beoordeling, zodat ook daarin geen reden bestaat voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.
Arbeidskundige beoordeling
11. Tegen de arbeidskundige grondslag van het besluit heeft eiseres geen beroepsgronden
naar voren gebracht, anders dan dat zij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Aangezien de rechtbank de medische beoordeling niet onjuist vindt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat verweerder per functie heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. Aan de hand van de geduide functies, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de theoretische verdiencapaciteit van eiseres bepaald. Door deze verdiencapaciteit vervolgens af te zetten tegen het maatmaninkomen van eiseres, heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid op correcte wijze vastgesteld op 14,63%.
12. Omdat uit het medisch en arbeidskundig onderzoek blijkt dat eiseres minder dan 35%
arbeidsongeschikt is, heeft verweerder terecht bepaald dat eiseres per 15 april 2019 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.